ECLI:NL:RBAMS:2018:5785

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
13/684105-18, 13/741350-14 (tul) en 13/680236-16 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van inbraken in supermarkt en tankstation met grote hoeveelheden sigaretten

Op 7 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van inbraken in een tankstation en een supermarkt, waarbij grote hoeveelheden sigaretten waren weggenomen. De zaak werd behandeld in een meervoudige strafkamer en de verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting op 24 juli 2018. De officier van justitie, mr. K. van der Willigen, vorderde een veroordeling, terwijl de raadsman, mr. C.W. Flokstra, vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de zaak gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met een medeverdachte.

De tenlastelegging omvatte inbraken op 27 en 28 februari 2018, waarbij de verdachte samen met anderen sigaretten had gestolen. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie beoordeeld, die onder andere verwees naar waarnemingen van verbalisanten, camerabeelden en track & trace gegevens van een voertuig. De raadsman voerde aan dat de verdachte niet betrokken was bij de inbraken en dat er onvoldoende bewijs was voor de heling van de sigaretten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten moest worden vrijgesproken. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte bij de inbraken betrokken was, en de verklaringen van de verdachte werden niet uitgesloten door de beschikbare gegevens. De rechtbank wees ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen af en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen. De in beslag genomen zaktelefoon werd teruggegeven aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684105-18, 13/741350-14 (tul) en 13/680236-16 (tul)
Datum uitspraak: 7 augustus 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juli 2018, waarbij verdachte niet aanwezig was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, en de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. C.W. Flokstra, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] (13/684104-18).

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij:
op 28 februari 2018 in Zieuwent met een ander of anderen heeft ingebroken in het tankstation [naam tankstation] waarbij meerdere hoeveelheden sigaretten zijn weggenomen. Subsidiair wordt verdachte van heling in vereniging van die sigaretten beschuldigd;
op 27 februari 2018 in Loenen met een ander of anderen heeft ingebroken in de [naam winkel] waarbij meerdere hoeveelheden sigaretten zijn weggenomen. Subsidiair wordt verdachte van heling in vereniging van die sigaretten beschuldigd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat beide primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Zij baseert zich daarbij onder meer - in onderlinge samenhang bezien - op:
- de verdachte omstandigheden die de verbalisanten waarnemen vanaf het moment dat zij het voertuig met kenteken [kenteken] in de gaten houden (waarvan verdachte de bestuurder is),
- de goederen die in dit voertuig worden aangetroffen, waarvan een aantal goederen overeen lijkt te komen met goederen op camerabeelden van de inbraak in de [naam winkel] (hierna: [naam winkel] ),
- de in de inbeslaggenomen tassen aangetroffen weggenomen sigaretten – alsmede tussenschotjes – in de boxruimte van het woonadres van verdachte,
- de track & trace gegevens van het voertuig met kenteken [kenteken] die laten zien dat het voertuig bij beide inbraken was betrokken,
- de overeenkomsten tussen de schoenen die de 4 aangehouden verdachten op dat moment droegen en de schoenen die op camerabeelden van de [naam winkel] te zien zijn, de opvallende broek van verdachte [medeverdachte 2] die te zien lijkt te zijn op de beelden en de overeenkomsten tussen het aangetroffen gereedschap en het gereedschap dat te zien is op de beelden
- de historische gegevens van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] die laten zien dat zijn telefoon ten tijde van de inbraak in het tankstation [naam tankstation] daar in de buurt was.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van beide ten laste gelegde feiten bepleit.
Ten aanzien van de inbraak in het tankstation [naam tankstation] in Zieuwent op 28 februari 2018 (feit 1) heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat verbalisanten hebben gezien dat verdachte die ochtend een tas uit een voertuig naar een boxruimte heeft gebracht. Dat dit voertuig mogelijk bij de betreffende inbraak is gebruikt, betekent niet dat verdachte in dit voertuig heeft gezeten en betrokken was bij die inbraak. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij ’s ochtends is opgehaald om ergens te ontbijten. De track & trace gegevens van het voertuig sluiten deze verklaring niet uit en bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) dit bevestigd.
Ten aanzien van de inbraak in de [naam winkel] in Loenen op 27 februari 2018 heeft de raadsman van verdachte opgemerkt dat het feit dat verdachte in het voertuig zat, dat een dag eerder is gebruikt bij die inbraak, niet betekent dat verdachte een van de inbrekers was. Dat een verbalisant zeer algemene overeenkomsten ziet tussen de schoenen van verdachte en de schoenen die een van de inbrekers draagt, doet hier niets aan af.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde heling heeft de raadsman van verdachte opgemerkt dat niet is gebleken dat verdachte enige kennis had van de sigaretten die in de tassen zaten, dat niet is gebleken dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over die sigaretten en dat de boxruimte niet op zijn naam stond.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van beide ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
Op 28 februari 2018 omstreeks 10:15 uur zien drie verbalisanten een voertuig rijden met het kenteken [kenteken] . Uit het bevragingssysteem blijkt dat dit kenteken op naam van [persoon 1] staat. Het is verbalisanten ambtshalve bekend dat de voertuigen van het verhuurbedrijf van [persoon 1] veel door criminelen worden gebruikt. De verbalisanten besluiten het voertuig achterna te rijden om het te onderwerpen aan een algemene verkeerscontrole. Het voertuig stopt uiteindelijk ter hoogte van de [adres 2] . De verbalisanten rijden iets door en zien daarbij dat er vier personen uit het voertuig stappen. Deze personen openen de kofferbak, pakken donkerkleurige tassen en gaan met versnelde pas een ruimte in. Deze ruimte blijkt later een boxgang te zijn van de [adres 2] . Eén van de personen loopt naar de ruimte met een op een breekijzer lijkend voorwerp achter zijn arm. De vier personen komen zonder tassen terug. Hierop besluiten de verbalisanten de vier personen staande te houden. De bestuurder van het voertuig blijkt [medeverdachte 1] te zijn, de bijrijder verdachte. Achterin zaten [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ).
Blijkens de track & trace gegevens bevond het voertuig zich zowel ten tijde van de inbraak in het tankstation [naam tankstation] op 28 februari 2018 als ten tijde van de inbraak in de [naam winkel] op 27 februari 2018 in de directe omgeving. De daarbij weggenomen sigaretten worden in de donkerkleurige tassen in de boxruimte van de [adres 2] aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten hebben gezien dat verdachte een donkerkleurige tas uit de kofferbak pakt, met versnelde pas een ruimte inloopt en vervolgens zonder tas terugkomt. De rechtbank gaat ervan uit dat in de tassen gestolen sigaretten zitten. Dat verdachte handelingen verricht met deze tassen en daarover later weinig concreet verklaard is zeker verdacht, maar dit betekent naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer dat verdachte bij de inbraken betrokken is geweest. Aanvullend redengevend bewijs hiervoor ontbreekt (de rechtbank acht de overeenkomsten die worden waargenomen tussen de schoenen van verdachte en de schoenen die een van de inbrekers draagt zo algemeen dat daar geen bewijsrechtelijke waarde aan wordt gehecht) en de verklaring van verdachte dat hij in de ochtend van 28 februari 2018 door het voertuig is opgehaald om te ontbijten, wordt (weliswaar door hem nauwelijks onderbouwd anders dan door een bevestiging door een medeverdachte maar) niet uitgesloten door de track & trace gegevens.
Nu tevens niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap dan wel een vermoeden had van de inhoud en de herkomst van de tas die hij uit de kofferbak van het voertuig heeft gepakt en naar de boxruimte van een ander heeft gebracht, kan ook de heling van de sigaretten niet wettig en overtuigend worden bewezen.

4.Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordelingen

Bij de stukken bevindt zich de op 6 maart 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/741350-14, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 3 juni 2015 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met bevel dat dit strafdeel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken de op 6 maart 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/680236-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 31 januari 2018 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten zal de rechtbank deze vorderingen afwijzen.

5.De vorderingen van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [persoon 2] vordert een bedrag van € 1.130 (duizendhonderddertig euro) aan materiële schade, te weten eigen risico.
De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 250 (tweehonderdvijftig euro) aan materiële schade, te weten eigen risico.
De benadeelde partijen zullen in hun vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.

6.Het beslag

Onder verdachte is 1 STK zaktelefoon, merk Alcatel, goednummer 5537447 in beslag genomen.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten dient de zaktelefoon te worden teruggegeven aan verdachte.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de beide ten laste gelegde feiten niet bewezen en
spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst afde vorderingen tot tenuitvoerlegging in de zaken met parketnummers 13/741350-14 en 13/680236-16.
Verklaart de benadeelde partijen [persoon 2] en [persoon 3]
niet-ontvankelijkin hun vorderingen.
Gelast
de teruggaveaan [verdachte] van 1 STK zaktelefoon, merk Alcatel, goednummer 5537447.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 augustus 2018.
[...]