ECLI:NL:RBAMS:2018:5789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
13/741089-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot diefstal in vereniging, veroordeling voor diefstal in vereniging

Op 24 juli 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging. De verdachte heeft samen met een ander sieraden uit de woning van een alleenstaande vrouw in Amstelveen weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 april 2018 bij de woning van de aangeefster heeft aangebeld onder het voorwendsel dat er lekkage was. Terwijl de aangeefster hem afleidde, heeft een medeverdachte de woning betreden en de sieraden gestolen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot een veroordeling voor diefstal in vereniging.

Ten aanzien van een tweede tenlastelegging, die betrekking had op een poging tot diefstal op 26 februari 2018, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte hiervoor te veroordelen. De rechtbank wees op de gebrekkige bewijsvoering, waaronder het feit dat de verdachte niet voldeed aan het signalement dat door de getuige was gegeven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze poging tot diefstal.

De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren en een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 63 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn aanstaande vaderschap en zijn motivatie om zijn leven te verbeteren. De uitspraak benadrukt de ernst van de diefstal en de impact op het slachtoffer, maar biedt ook ruimte voor rehabilitatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/741089-18
Datum uitspraak: 24 juli 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres 1] ,
thans verblijvende op het [adres 2] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juli 2018, waarbij verdachte aanwezig was.
Daarnaast is als deskundige gehoord [naam 2] , reclasseringswerker.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V. Poelmeijer, naar voren hebben gebracht.
De zaak tegen verdachte is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [naam medeverdachte] (13/741088-18).

2.2. Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij:
op 23 april 2018 in Amstelveen met een ander of anderen uit een woning aan de [adres 3] sieraden heeft weggenomen die toebehoorden aan [aangeefster 1] ; en
op 26 februari 2018 in Amstelveen geprobeerd heeft met een ander of anderen uit een woning aan de [adres 4] voorwerpen weg te nemen die toebehoorden aan [aangeefster 2] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 baseert zij zich op de aangifte van [aangeefster 1] , de observaties van het observatieteam van de politie, de aangetroffen voorwerpen die aangeefster herkent als de hare en de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de gebruikte babbeltruc dezelfde is dat die is toegepast bij feit 1, verdachte in algemene zin voldoet aan het door aangeefster [aangeefster 2] en getuige [naam 1] opgegeven signalement en dat het DNA van verdachte in de tuin van aangeefster is aangetroffen, namelijk op een zonnebril van [merk] . Verdachte heeft verklaard dat hij een zonnebril van [merk] is kwijtgeraakt, maar geeft niet aan waar of hoe en heeft geen verklaring voor hoe zijn bril dan in de tuin terecht is gekomen.
3.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een zonnebril van [merk] is kwijtgeraakt, maar uit het dossier blijkt niet dat de gevonden zonnebril de specifieke bril is die verdachte kwijt is. Daarnaast is een zonnebril een verplaatsbaar object en is deze in de tuin aangetroffen, wat niet uitsluit dat een ander dan verdachte deze heeft achtergelaten. Nu het signalement dat aangeefster van de dader geeft vrij algemeen is en verdachte niet in het signalement van getuige [naam 1] past, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de poging heeft gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
De rechtbank zal verdachte veroordelen voor het als feit 1 ten laste gelegde. [aangeefster 1] heeft aangifte gedaan. Op 23 april 2018 werd er bij haar woning aan de [adres 3] in Amstelveen aangebeld. Een man vertelde haar dat er op de derde verdieping een wasmachine verkeerd was aangesloten en dat er vermoedelijk lekkage in de woning van aangeefster was. De man is met aangeefster door haar woning gelopen en is uiteindelijk weggegaan. Aangeefster kwam hierna tot de ontdekking dat uit haar slaapkamer een plastic boterhamzakje met allemaal sieraden is weggenomen, waaronder een gouden aansteker.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij bij de woning van aangeefster heeft aangebeld, met haar heeft gebabbeld om haar af te leiden en vervolgens de deur op een kier heeft gelaten zodat een ander naar binnen kon.
Nauwe en bewuste samenwerking
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Gelet op de observaties van het observatieteam van de politie is zij tevens van oordeel dat verdachte dit met een ander, en dus in vereniging, heeft gedaan. Het team ziet immers dat verdachte met – naar later bleek – [naam medeverdachte] bij diverse flats aanbelt, dat verdachte door de bewoonster van [adres 3] wordt binnengelaten, dat na ongeveer dertig seconden [naam medeverdachte] via de deur die op een kier staat de woning binnengaat, dat [naam medeverdachte] de woning weer uitkomt, dat hierna verdachte de woning uitkomt en dat verdachte samen met [naam medeverdachte] vertrekt op een snorfiets. Naar het oordeel van de rechtbank was er bij deze diefstal sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
3.3.2
.3.2 Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die samen met een ander op 26 februari 2018 geprobeerd zou hebben om voorwerpen uit de woning van [aangeefster 2] weg te nemen. Op de linkerpoot van een aangetroffen zonnebril van [merk] in de tuin van aangeefster is een spoor aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte . Volgens aangeefster behoorde deze zonnebril toe aan de man die bij haar had aangebeld met de mededeling dat de wasmachine bij de bovenburen was overstroomd. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij een zonnebril van [merk] had, maar dat hij deze al een tijd geleden is kwijtgeraakt. Hij ontkent enige betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit.
Nu een zonnebril een verplaatsbaar object is, kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat verdachte de man is geweest die zijn zonnebril in de tuin van aangeefster heeft verloren, en dus dat verdachte de man is geweest die bij aangeefster heeft aangebeld. Daarnaast past verdachte niet volledig in het signalement van de man dat door aangeefster en getuige [naam 1] is opgegeven. Beiden beschrijven bijvoorbeeld dat de man geen baard had, terwijl verdachte twee dagen eerder door een verbalisant juist aan zijn gezichtsbeharing wordt herkend.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook daarvan vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks23 april 2018 te Amstelveen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in
/uiteen woning, gelegen aan
/bijde [adres 3]
)heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden
(waaronder een aansteker
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangeefster 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank zal de bewijsmiddelen waarop de bewezenverklaring is gebaseerd uitwerken als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straffen

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 149 dagen met aftrek van het voorarrest gevorderd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Zij heeft daarbij gevorderd dat aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden overeenkomstig het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 20 juli 2018, opgemaakt door [naam 2] , worden gekoppeld.
Tevens heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uren met een vervangende hechtenis van 120 dagen gevorderd.
6.2
Het standpunt van de raadsman van verdachte
De raadsman van verdachte heeft toepassing van het adolescentenstrafrecht bepleit. Als straf heeft hij een straf conform het voorarrest voorgesteld met daarbij een voorwaardelijke taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Tevens heeft de raadsman van verdachte opheffing van de voorlopige hechtenis bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning. Dit is een vervelend feit, met name omdat de daders zich leken te richten op een kwetsbaar slachtoffer. [aangeefster 1] is een alleenstaande vrouw die door het handelen van verdachte overdonderd werd in haar eigen woning. Haar gevoel van veiligheid is aangetast, hetgeen de rechtbank verdachte kwalijk neemt. Het vertrouwen dat zij heeft getoond door verdachte in haar woning te laten is op laaghartige wijze beschaamd. De sieraden die de daders hebben weggenomen waren van grote emotionele waarde, dit geldt in het bijzonder ook voor de gouden aansteker van de overleden man van aangeefster. Doordat de daders direct zijn aangehouden, zijn de spullen gelukkig aan aangeefster terug gegeven.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils van 20 juli 2018, dat is opgemaakt door [naam 2] . Hieruit blijkt onder meer het volgende. Nu de partner van verdachte zwanger is van zijn kind, laat verdachte een intrinsieke motivatie zien om zijn situatie aan te pakken. Voorheen stond hij niet in contact met zijn Top1000-regisseur en leek verdachte zijn eigen plannen te trekken, maar het lijkt erop dat verdachte zich nu wel houdt aan de aanwijzingen die hem worden gegeven. Toch lijkt verdachte beter te functioneren binnen een opgelegde structuur en begrenzing van buitenaf, dan dat hij het van zijn intrinsieke motivatie moet hebben. Verdachte heeft zelf ook aangegeven ondersteuning te behoeven ten aanzien van het abstinent blijven van softdrugs en het leren omgaan met zijn impulsiviteit. Om die reden adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met [naam medeverdachte] , een locatieverbod voor Amstelveen, meewerken aan de Top1000-aanpak, meewerken aan een begeleidingstraject vanuit Wet Participatie en Inkomen en meewerken aan het realiseren van dagbesteding voor acht dagdelen per week.
[naam 2] heeft als deskundige op de zitting verklaard dat verdachte een proactieve houding heeft laten zien en dat hij aan alles heeft meegewerkt. Een behandeling zou kunnen plaatsvinden bij Stichting MEE, nu in het verleden bij verdachte is vastgesteld dat sprake is van een beperkte gewetensontwikkeling en een lager IQ. Stichting MEE is hierop gericht. [naam 2] heeft verder verklaard geen aanknopingspunten te zien voor toepassing van het adolescentenstrafrecht.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij fulltime werkt in een restaurant en dat hij in augustus vader wordt. Hij wil zijn leven oppakken en op positieve wijze vorm geven.
Het strafblad
Uit het strafblad van verdachte van 28 juni 2018 blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank zal bij de strafmaat rekening houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Geen toepassing van het adolescentenstrafrecht
Nu de rechtbank net als de reclassering onvoldoende aanknopingspunten ziet voor toepassing van het adolescentenstrafrecht, zal de rechtbank het volwassenenstrafrecht toepassen.
De straffen
In beginsel is voor een dergelijk feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Verdachte heeft echter op de zitting verklaard dat hij momenteel fulltime in een restaurant werkt. Hij heeft daartoe zijn arbeidsovereenkomst aan de rechtbank overhandigd. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou verdachte zijn baan kunnen kosten, wat de rechtbank niet wenselijk acht. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte de consequenties voor zijn handelen moet voelen. Zij zal daarom aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren opleggen, met een vervangende hechtenis van 90 dagen.
Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank verder aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 63 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan dit strafdeel zal zij de bijzondere voorwaarden koppelen zoals die door de reclassering zijn geformuleerd, met dien verstande dat verdachte wordt verplicht zijn dagbesteding te houden (zolang de reclassering dit noodzakelijk acht) en dat de controle van het locatieverbod door middel van Elektronische Controle maximaal zes maanden kan duren (zolang de reclassering dit noodzakelijk acht).

7.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK zaktelefoon, Iphone 6S, goednummer 5562780;
1 STK papier, verfrommeld pap. met opschrift, goednummer 5564019; en
1 STK horloge, merk Rolex, goednummer 5564066.
De rechtbank zal beslissen dat deze voorwerpen aan verdachte worden teruggegeven.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
63 (drieënzestig) dagen, van deze gevangenisstraf
niettenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich binnen vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij het kantoor van Leger des Heils op de [adres 5] te Amsterdam. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. Hij moet zich bovendien houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
  • wordt verplicht mee te werken aan het verkrijgen van diagnostiek en meewerken aan behandeling gericht op intelligentie, persoonlijkheidstrekken, middelengebruik en praktische domeinen bij Stichting MEE of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • wordt verboden om contact te (laten) leggen met [naam medeverdachte] , geboren op [geboortedag 2] 1987, medeverdachte in deze strafzaak, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • wordt verboden zich gedurende de proeftijd binnen de grenzen van Amstelveen te bevinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dit wordt voor maximaal zes maanden gecontroleerd door middel van Elektronische Controle, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • wordt verplicht mee te werken aan de Top1000-aanpak, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • wordt verplicht mee te werken aan een begeleidingstraject vanuit Wet Participatie en Inkomen, voor zover dit nodig wordt geacht nu verdachte inmiddels werk heeft gevonden en, als dit nodig wordt geacht, dan zolang de reclassering dit noodzakelijk acht; en
  • wordt verplicht mee te werken aan het vinden dan wel het behouden van dagbesteding, voor zover dit nodig wordt geacht nu verdachte inmiddels werk heeft gevonden en, als dit nodig wordt geacht, dan zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan het Leger des Heils, Jeugdbescherming en Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast
de teruggaveaan
[verdachte]van:
STK zaktelefoon, Iphone 6S, goednummer 5562780;
1 STK papier, verfrommeld pap. met opschrift, goednummer 5564019; en
1 STK horloge, merk Rolex, goednummer 5564066.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 juli 2018.