ECLI:NL:RBAMS:2018:5818

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
13/669020-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken in Amstelveen en Amsterdam met meerdere verdachten

Op 8 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere woninginbraken. De zaak kwam ter terechtzitting op 25 juli 2018, waar de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, de vordering indiende. De verdachte, geboren in 1996 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De tenlastelegging omvatte onder andere een poging tot woninginbraak in Amstelveen op 13 april 2018 en vier woninginbraken in Amstelveen en Diemen, evenals een poging tot woninginbraak in Amsterdam op 25 november 2017 en een woninginbraak op 7 december 2017.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte had tijdens de terechtzitting bekend betrokken te zijn geweest bij de inbraken. De rechtbank concludeerde dat de poging tot woninginbraak op 13 april 2018 niet was voltooid, omdat de goederen nog in de woning lagen op het moment van aanhouding. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de voltooide woninginbraak, maar achtte de poging tot woninginbraak wel bewezen.

De rechtbank achtte verder bewezen dat de verdachte samen met anderen had ingebroken in verschillende woningen en dat hij alleen had ingebroken in andere woningen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de emotionele waarde van de ontvreemde goederen werd meegewogen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669020-18
Datum uitspraak: 8 augustus 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [land van herkomst] op [geboortedatum] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentie adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.J.M. Vreekamp, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.W. Gijsberts, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt - kort gezegd - beschuldigd van:
1.
een (poging) tot een woninginbraak in Amstelveen op 13 april 2018, samen met een ander;
2.
vier woninginbraken in Amstelveen en een in Diemen, samen met een ander of anderen;
3.
een poging tot een woning inbraak, samen met een ander te Amsterdam op 25 november 2017;
4.
een woninginbraak te Amsterdam, op 7 december 2017.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De voltooide woninginbraak van feit 1 en de overige aan verdachte tenlastegelegde feiten kunnen bewezen worden.
Met betrekking tot de inbraak onder 1 geldt dat verdachten door de goederen van verschillende plaatsen in het huis te verzamelen en in een tas te stoppen deze goederen aan de macht van de bewoners hebben onttrokken. Daarmee is de wegneming voltooid.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft op de terechtzitting bekend dat hij bij alle op de tenlastelegging vermelde inbraken betrokken is geweest. Feit 1 en feit 2, zaken 2, 6 en 7 heeft hij samen met een ander gepleegd. De andere inbraken heeft hij alleen gepleegd.
De inbraak van feit 1 heeft hij samen met de medeverdachte gepleegd. Ze hadden de goederen die ze wilden meenemen klaargezet in een tas. Hij had buitenlands geld dat in de woning lag in zijn zak gestopt.
Bij de inbraak van feit 2, zaak 6 heeft hij alleen euro’s, dollars en ponden meegenomen. De persoon met wie hij de inbraak pleegde, heeft sieraden meegenomen. Ook bij de inbraken van feit 2, zaken 3 en 7 heeft hij slechts een deel van de op de tenlastelegging genoemde voorwerpen meegenomen.
Over de inbraak van feit 4 heeft verdachte verklaard dat hij wel in de woning is geweest op zoek naar sieraden, maar dat hij uiteindelijk niets van zijn gading heeft kunnen vinden.
De raadsman heeft vrijspraak van de woninginbraak onder 1 bepleit. De goederen die verdachte en de medeverdachte in een tas hadden gedaan hadden de woning nog niet verlaten en de diefstal was daarom nog niet voltooid. Er is dus sprake van een poging.
Van feit 2, zaken 3, 6 en 7 moet verdachte partieel worden vrijgesproken van de goederen waarvan hij heeft verklaard dat hij deze niet heeft meegenomen. Ook van feit 4 moet verdachte worden vrijgesproken omdat verdachte ontkent dat hij iets uit de woning heeft meegenomen. Er kan niet zonder meer van worden uitgegaan dat de in de diverse aangiftes genoemde goederen ook daadwerkelijk zijn weggenomen.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Verdachte en de medeverdachte hebben in de woning aan de [adres 1] in Amstelveen ingebroken. Eenmaal in de woning hebben ze goederen verzameld en in een tas gestopt, met de bedoeling deze tas met goederen bij het verlaten van de woning mee te nemen. Verdachte had buitenlands geld in de woning aangetroffen en in zijn broekzak gestopt, ook met de bedoeling om dit geld mee te nemen. Verdachte en de medeverdachte werden op heterdaad betrapt en zijn op bevel van de politie naar buiten gekomen. De tas is in de woning achtergebleven.
De rechtbank is van oordeel dat op het moment dat verdachte en zijn medeverdachte werden gesommeerd naar buiten te komen, de diefstal van de door hen klaargezette goederen en het buitenlandse geld nog niet was voltooid. De goederen in de tas waren weliswaar door verdachte en de medeverdachte verplaatst maar lagen op het moment van de aanhouding van verdachte en de medeverdachte nog steeds in de woning van aangever. Ook het buitenlandse geld, hoewel in de broekzak van verdachte, had op het moment van ontdekking op heterdaad de woning nog niet verlaten. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de voltooide woninginbraak. De rechtbank vindt de poging woninginbraak bewezen.
Ten aanzien van het onder 2, zaken 2 en 5, en onder 3 tenlastegelegde:
De rechtbank acht op de grond van de bekennende verklaring van verdachte en de betreffende aangiftes bewezen dat verdachte samen met een ander heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2] in Amstelveen en dat hij alleen heeft ingebroken in de woningen aan [adres 3] in Amstelveen en [adres 4] in Amsterdam. Daarbij heeft hij de op de tenlastelegging vermelde goederen uit de woningen weggenomen.
Ten aanzien van het onder 2, zaken 3, 6 en 7, en onder 4 tenlastegelegde:
De rechtbank acht op de grond van de verklaring van verdachte en de betreffende aangiftes bewezen dat verdachte samen met een ander heeft ingebroken in de woningen aan [adres 5] te Amstelveen en [adres 6] in Amstelveen en dat hij alleen heeft ingebroken in de woningen aan de [adres 7] in Diemen en [adres 8] in Amsterdam.
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de diverse aangiftes. Er is geen enkele aanwijzing dat de diverse aangevers meer goederen als ontvreemd zouden hebben opgegeven dan in werkelijkheid het geval was. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat bij de door verdachte gepleegde inbraken de goederen zijn weggenomen die in de aangiftes staan vermeld en in de tenlastelegging zijn opgenomen.
In het geval van de inbraak in de woning aan [adres 5] in Amstelveen heeft verdachte bovendien verklaard dat de persoon met wie hij de inbraak heeft gepleegd sieraden uit de woning heeft meegenomen. Omdat de rechtbank bewezen acht dat verdachte en zijn mededader deze inbraak tezamen en in vereniging hebben gepleegd, wordt verdachte ook verantwoordelijk gehouden voor de goederen die zijn mededader heeft weggenomen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
op 13 april 2018 te Amstelveen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 1] weg te nemen geldbedragen en goederen in een sporttas, toebehorend aan [naam 1] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader naar die woning is toegegaan, waarna verdachte en zijn mededader het glas van de schuifpui van die woning hebben ingeslagen en die goederen in een sporttas gestopt en verdachte dat geld in zijn broekzak heeft gestopt;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
in de periode van 16 november 2017 tot en met 11 december 2017 te Amstelveen en Diemen tezamen en in vereniging met een ander (zaken 2, 6 en 7) en alleen (zaken 3 en 5) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit woningen heeft weggenomen goederen, toebehorend aan:
[naam 2] , (zaak 2)
[adres 2] te Amstelveen:
- 1 gouden zegelring;
- 2 zilveren ringen;
- 1 metalen dameshorloge, merk Esprit;
- 2 paar zilveren oorbellen;
- 1 zilveren rammelaar;
- 6 avondvierdaagse medailles/herinneringsspeld
- ring met patroon en inscriptie;
- ring met steentje;
- juweliersdoosje met diverse oorbellen;
- parelarmband;
- souvenir uit Rome met sleutel;
- zilveren ketting
en
[naam 3] (zaak 3)
[adres 7] te Diemen:
- 450 euro;
- digitale camera, merk Canon;
- brede gouden armband, waarvan de sluiting is bewerkt met Swarovski steentjes;
- gouden oorbellen bewerkt met Swarovski steentjes;
- gouden ketting met gouden hanger in druppel vorm bewerkt met Swarovski steentjes;
- gouden oorbellen bewerkt met Swarovski steentjes;
- gouden ring met grote Amethist;
- twee gouden slavenarmbanden;
en
[naam 4] (zaak 5)
[adres 3] te Amstelveen:
- zilveren ketting met hangertje;
- zilveren hanger met blauwe steen;
- gouden kettinkje (14 karaat) met wit, geel en roodgouden ringetjes;
- gouden oorknopjes met een bloedkoraal;
- zilveren slavenarmband;
- zilveren armband (handgemaakt);
- design ketting (Siebel);
- zilveren ketting met paarse stenen;
- zilveren armband met 'ogen';
- zilveren armband met jade;
- zilveren ketting (handgemaakt);
- ketting van Lapis Lazuli;
- zilveren ketting met hanger;
- gouden oorbellen (hangers);
- gouden armband;
- kristallen oorbellen Swarovski;
- zilveren ketting met hanger Swarovski;
- oorbellen Portugal;
- ketting Portugal Pedra Dura;
- armband Portugal Pedra Dura;
- zilveren hanger met zwarte edelsteen;
- oorknopje met groene parel - flirt jewels;
- oorbellen Siebel, witgoud met geelgoud;
- creolen Siebel;
- zilveren armband met roosjes;
en
[naam 5] (zaak 6)
[adres 5] te Amstelveen:
- 550 euro;
- 300 USA dollars;
- 30 Engelse ponden;
- zilveren en gouden sieraden;
en
[naam 6] (zaak 7)
[adres 6] te Amstelveen:
- koekblik vol kleingeld;
- muntenverzameling in een rood/bruinkleurige map;
- zeven horloges;
- heel veel zilveren en gouden sieraden;
- zwartkeurige Guess handtas;
- 800 euro;
- mobiele telefoon Samsung;
- mobiele telefoon;
- IBM laptop;
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de woningen aan de [adres 2] te Amstelveen, [adres 5] te Amstelveen en [adres 6] te Amstelveen hebben verschaft door middel van braak,
en waarbij verdachte zich de toegang tot de woningen aan de [adres 7] te Diemen en [adres 3] te Amstelveen heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
op 25 november 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 4] weg te nemen goederen toebehorend aan [naam 7] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van braak, opzettelijk naar die woning is toegegaan, waarna verdachte het glas van de schuifpui van die woning heeft beschadigd;
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
op 7 december 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan [adres 8] heeft weggenomen een computer (Packard Bell), een acculader en een geldkistje met inhoud, toebehorende aan [naam 8] , waarbij verdachte zich de toegang tot die weg te nemen goederen heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat sprake is geweest van een vormverzuim zoals bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat verdachte in strijd met artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie bij het transport naar het bureau is geboeid. Dit vormverzuim moet tot strafvermindering leiden. Ten gunste van verdachte moet bij de strafoplegging bovendien rekening worden gehouden met zijn proceshouding en zijn persoonlijke omstandigheden.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes voltooide woninginbraken en twee pogingen daartoe. Vier van deze inbraken heeft hij samen met iemand anders gepleegd. Verdachte is steeds op zoek gegaan naar geld en sieraden. Om de woningen binnen te komen werden ruiten en deuren vernield. Uit enkele van de woningen zijn grote hoeveelheden sieraden ontvreemd. Daarmee heeft verdachte schade en grote overlast veroorzaakt. Omdat sieraden naast hun handelswaarde vaak ook emotionele waarde voor de eigenaar hebben zijn de betreffende aangevers extra gedupeerd. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De feiten zijn ernstig en een forse gevangenisstraf is op zijn plaats. De LOVS oriëntatiepunten nemen voor een woninginbraak een gevangenisstraf van drie maanden als uitgangpunt. Strafverhogende omstandigheden zijn in dit geval de omvang van de schade, het samenwerkingsverband en de professionele werkwijze.
Verdachte zegt in Zweden bij zijn vriendin te wonen. Kennelijk is hij vanuit Zweden naar Nederland gekomen om hier aan de lopende band inbraken te plegen. Verdachte is daarbij berekenend te werk gegaan en hij lijkt de woningen en de buurt waarin ze liggen zorgvuldig te hebben uitgekozen. Gezien de grote hoeveelheid inbraken waaraan verdachte zich heeft schuldig gemaakt en zijn berekenende gedrag komt zijn ter terechtzitting betuigde spijt onecht over.
De ernst van de feiten en het grote belang om dit soort praktijken tegen te gaan, maken dat de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden acht. De omstandigheid dat de rechtbank, in afwijking van de eis van de officier van justitie, bij feit 1 het subsidiair tenlastegelegde heeft bewezen verklaard, maakt niet dat met een lagere straf moet worden volstaan.
Vormverzuim
Artikel 22 van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren bepaalt dat een ambtenaar een persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd ten behoeve van het vervoer handboeien kan aanleggen. Deze maatregel mag slechts worden getroffen als de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden.
Verdachte en zijn mededader zijn op heterdaad aangehouden terwijl zij in een woning aan het inbreken waren. De verbalisanten hebben ter plaatse op basis van de op dat moment beschikbare informatie een inschatting gemaakt van het vluchtgevaar en het gevaar dat verbalisanten liepen om geconfronteerd te worden met geweld van de zijde van verdachte. Op grond van hun opleiding en ervaring zijn politiefunctionarissen bij uitstek geschikt en bekwaam om deze risico’s te kunnen afwegen. De rechtbank zal de beslissing van verbalisanten om verdachte geboeid te vervoeren daarom terughoudend (marginaal) toetsen. In het proces-verbaal van aanhouding hebben verbalisanten de reden voor het aanleggen van transportboeien als volgt gemotiveerd: “Inbraak heterdaad reële kans voor ontvluchting en het bij zich hebben van inbrekersgereedschap”. De rechtbank is van oordeel dat verbalisanten gezien de omstandigheden en genoemde motivering in redelijkheid tot de beslissing tot het aanleggen van transportboeien hebben kunnen komen. De omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachte zich hadden overgegeven, maakt nog niet dat er geen vluchtgevaar meer kon worden aangenomen of dat verdachte tijdens het vervoer geen geweld zou gebruiken. Van een vormverzuim is dan ook geen sprake en het daartoe strekkende verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen
[naam 1]en
[naam 8]vorderen beiden
€ 500,-aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen worden toegewezen.
De raadsman heeft de vorderingen gemotiveerd betwist.
Uit artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek volgt dat in beginsel alleen recht op immateriële schadevergoeding bestaat bij lichamelijk letsel, aantasting in eer en goede naam en andere aantastingen in de persoon. De eerste twee categorieën zijn hier niet van toepassing. Voor de categorie ‘andere aantastingen in de persoon’ geldt dat van een vergoeding van de schade op deze grond pas sprake kan zijn als er geestelijk letsel van enige omvang is. Gevoelens van onveiligheid en wantrouwen, hoe vervelend ook, zijn daarvoor onvoldoende. Gedacht kan worden aan psychische gevolgen waarvoor behandeling geïndiceerd is en waarvan onderbouwing van een deskundige beschikbaar is. In deze zaken is daarvan geen sprake. Dit houdt in dat een wettelijke grondslag voor de gevorderde immateriële schadevergoedingen ontbreekt, zodat deze moeten worden afgewezen.
De benadeelde partij
[naam 5] / [naam 9]vordert
€ 13.100,-aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
De raadsman heeft de vordering gemotiveerd betwist.
Blijkens de vordering is de waarde van de weggenomen sieraden door de verzekeringsexpert vastgesteld op een bedrag van € 27.350,-. De verzekering heeft voor deze sieraden op grond van de polis het maximumbedrag van € 15.000,- uitgekeerd. Bij de inbraak zijn euro’s en vreemde valuta weggenomen waarvan de totale waarde in de vordering wordt gesteld op € 1.000,-. De verzekering heeft € 500,- daarvan uitgekeerd. De vordering strekt ertoe om de resterende schade op verdachte te verhalen, te weten € 12.350,- voor de weggenomen sieraden, € 500,- voor het weggenomen geld en € 250,- voor schade aan een dressoir.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de vordering onvoldoende blijkt hoe de waarde van de sieraden door de verzekeringsexpert is vastgesteld en hoe de sieraden waarvan geen aankoopbewijzen aanwezig waren zijn getaxeerd. Ook is onduidelijk of bij de berekening van het schadebedrag aansluiting is gezocht bij de aankoopprijs van de sieraden of bij de marktwaarde ten tijde van de inbraak. Ook de gevorderde schade ter zake van het weggenomen geld en het dressoir roepen vragen op. De vordering is dus onvoldoende onderbouwd. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. Dat levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
en
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij
[naam 5] / [naam 9]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af de vorderingen van de benadeelde partijen
[naam 1]en
[naam 7].
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en J. Huber, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2018.
[..]