ECLI:NL:RBAMS:2018:5852

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
C/13/651032 / KG ZA 18-742 AB/MV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over het recht op vrijheid van meningsuiting versus de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het kader van heimelijke opnamen in de fractiekamer

In deze zaak vorderden Stichting Ondersteuning Tweede Kamerfractie Denk en [eiser 2] dat BNNVARA alle geluidsfragmenten die heimelijk zijn opgenomen in de fractiekamer van Denk zou verwijderen van haar websites en sociale media. De eisers stelden dat het gesprek op 25 april 2018 informeel was en dat er geen toestemming was gegeven voor het maken van opnamen. BNNVARA had echter de opnamen gemaakt om de beschuldigingen van Denk te weerleggen, die de journalisten beschuldigden van het aanzetten tot valse informatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van BNNVARA, die de opnamen had gemaakt om een ernstige misstand aan de kaak te stellen, zwaarder wogen dan de belangen van de eisers. De rechter wees de vorderingen van de eisers af, omdat het maken van heimelijke opnamen onder bepaalde omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn. De rechter benadrukte dat het gesprek niet alleen een privéaangelegenheid was, maar ook betrekking had op het publieke functioneren van [eiser 2] als fractieleider. De rechter concludeerde dat de uitzending van de opnamen proportioneel was en dat de vorderingen van de eisers niet konden worden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/651032 / KG ZA 18-742 AB/MV
Vonnis in kort geding van 15 augustus 2018
in de zaak van
1. de stichting
STICHTING ONDERSTEUNING TWEEDE KAMERFRACTIE DENK,
gevestigd te Den Haag,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 19 juli 2018,
advocaat mr. R.P. de Vries te Amsterdam,
tegen
1. de vereniging
OMROEPVERENIGING BNN-VARA,
gevestigd te Hilversum,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde 4],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaten mrs. J.P. van den Brink en E.W. Jurjens te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ook Stichting Denk en [eiser 2] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna ook BNNVARA, [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 1 augustus 2018 hebben Stichting Denk en [eiser 2] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Zij hebben hun eis gewijzigd overeenkomstig de eveneens in kopie aan dit vonnis gehechte akte. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en een pleitnota overgelegd. Gedaagden hebben ook een conclusie van antwoord in het geding gebracht.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de zijde van eisers [eiser 2] met mr. De Vries;
aan de zijde van gedaagden [gedaagde 2] , [gedaagde 3] , [gedaagde 4] en [naam 1] met
mrs. Van den Brink en Jurjens.
Na verder debat hebben partijen vonnis verzocht.

2.De feiten

2.1.
Stichting Denk is verbonden aan de politieke partij Denk. [eiser 2] is voorzitter van de fractie van Denk in de Tweede Kamer.
2.2.
BNNVARA is een omroepvereniging die onder meer het radioprogramma De Nieuws BV uitzendt. [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] werken als redacteur bij dit programma.
2.3.
[eiser 2] was campagneleider van Denk in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017. In die verkiezingscampagne heeft Denk samengewerkt met het reclamebureau [naam reclamebureau] van [medewerker reclamebureau] . In de campagne is onder meer gebruik gemaakt van reclamebanners op internet.
2.4.
Op 25 april 2018 is [eiser 2] benaderd door [gedaagde 3] en [gedaagde 4] . Diezelfde dag hebben zij een gesprek gehad met [eiser 2] in de fractiekamer van Denk in het gebouw van de Tweede Kamer. Ook [naam communicatie-medewerker] , communicatie-medewerker van Denk, was hierbij aanwezig. [gedaagde 3] en [gedaagde 4] hebben dit gesprek heimelijk opgenomen.
2.5.
Op 25 april 2018 heeft BNNVARA een e-mail aan [eiser 2] en [naam communicatie-medewerker] gestuurd. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
In het kader van wederhoor hebben we jullie woensdag 25 april j.l. onze bevindingen in een onderzoek betreffende jullie campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen voorgelegd. Hoewel jullie een reactie hebben gegeven, wilden jullie niet dat wij de reactie vastlegden.Op basis van informatie voor handen zijn wij desondanks voornemens morgen het verhaal te publiceren. In het kader van transparante journalistiek bieden we jullie daarom nogmaals de mogelijkheid om ofwel op microfoon, ofwel middels een schriftelijk statement te reageren, en wel voor donderdag 26 april 10.30 uur, in verband met onze deadline.Uit het gesprek dat wij woensdag 25 april j.l. met jullie hadden, blijkt jullie positie te zijn dat:-DENK onder campagneleider [eiser 2] voornemens was onder PVV-vlag te adverteren met de tekst: “Na 15 maart gaan we Nederland zuiveren.”-Zowel het idee als de tekst verzonnen zijn door campagneleider [eiser 2]- [eiser 2] naar eigen zeggen de banner online wilde laten plaatsen om te laten zien dat het zo ver kon komen met de uitspraken van [naam 2] . [eiser 2] was voornemens om op een later moment te onthullen dat de uitspraken niet van [naam 2] zelf zijn, maar dat het een campagne van DENK betrof. [eiser 2] wilde mensen het gevoel geven dat [naam 2] steeds verder kan gaan in zijn uitspraken.-Uiteindelijk heeft de campagne niet online gestaan. Na overleg met DENK is besloten niet te publiceren, de banner zou te ver gaan.-Desondanks is in Duitsland proefgedraaid met een banner met een andere lay-out, maar dezelfde tekst: “Na 15 maart gaan we Nederland zuiveren.” Deze banner is namens de PVV gepubliceerd zonder dat herleidbaar was dat DENK de eigenlijke initiator van de “reclame” was.- [eiser 2] ontkent hiertoe de opdracht te hebben gegeven. Ook ontkent [eiser 2] betrokkenheid van DENK bij deze advertentie.- [eiser 2] beschuldigt het bedrijf [naam reclamebureau] , dat door DENK is ingehuurd om de online campagnes te voeren, op eigen houtje de advertentie te hebben gepubliceerd. Eigenaar [medewerker reclamebureau] zou hier, weliswaar ingehuurd door DENK maar zonder overleg, eigenhandig hebben gehandeld.- [eiser 2] meent dat [medewerker reclamebureau] nooit de opdracht heeft gekregen om te testen of een advertentie met een dergelijke tekst wel online zou kunnen, of juist door Google zou worden geblokkeerd.(…)
2.6.
BNNVARA heeft de voorgenomen uitzending van 26 april 2018 tot nader order uitgesteld.
2.7.
Bij e-mail van 29 april 2018 is namens Denk gereageerd op de e-mail en het gesprek van 25 april 2018. Denk stelt daarin – kort gezegd – dat BNNVARA zich baseert op één bron, [medewerker reclamebureau] , en dat die bron niet betrouwbaar is. [medewerker reclamebureau] heeft volgens Denk namelijk ook verklaard dat hij zelf met het idee is gekomen voor de diverse banners, dat [gedaagde 2] van [gedaagde 3] hem hebben gevraagd dingen over Denk te verzinnen om Denk negatief neer te zetten en dat hij zich gestalkt voelde door [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . Tot slot is in de e-mail opgenomen dat [eiser 2] bereid is in de uitzending van De Nieuws BV eventuele aantijgingen te weerleggen.
2.8.
Bij e-mail van 30 april 2018 heeft BNNVARA laten weten dat de aanwezigheid van [eiser 2] in de uitzending niet meer nodig was.
2.9.
Bij e-mail van 18 juni 2018 heeft BNNVARA [eiser 2] en [naam communicatie-medewerker] meegedeeld dat de uitzending over Denk inmiddels gepland stond voor 20 juni 2018. In deze e-mail is een aantal vragen gesteld en opnieuw om een reactie van Denk gevraagd. Bij e-mail van diezelfde dag heeft [naam communicatie-medewerker] bericht dat Denk bereid is om live tijdens de uitzending te reageren. Daarop heeft BNNVARA gereageerd dat het onderwerp niet live wordt uitgezonden en dat Denk dus geen reactie kan geven in de vorm van een live-interview. Wel is aangeboden een aanvullende reactie vóór de uitzending op band vast te leggen.
2.10.
Op 19 juni 2018 heeft Denk een persbericht verspreid waarin onder meer is opgenomen:
DENK overweegt aangifte tegen twee parlementaire verslaggevers[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zetten bronnen aan om valse informatie over DENK te verspreiden.Diezelfde dag heeft Denk onder de titel
“Dit is het verhaal van hoe twee journalisten DENK in de val probeerden te lokken. Hoe ver gaan deze journalisten om DENK moedwillig te willen beschadigen.”een video online geplaatst, onder meer op YouTube. Aan het eind van de video wordt de volgende mededeling in beeld gebracht:
De twee BNNVARA journalisten hebben een ex-opdrachtnemer van DENK aangespoord om valse informatie en beschuldigingen over DENK te verzinnen.
2.11.
In een e-mail van [naam communicatie-medewerker] van 20 juni 2018 – in reactie op de e-mail van 18 juni 2018 van BNNVARA – staat onder meer dat BNNVARA haar bron heeft aangezet om haat en leugens over Denk te verspreiden.
2.12.
In een e-mail aan [naam communicatie-medewerker] van dezelfde dag heeft BNNVARA onder meer geschreven:
(…) DENK [heeft] publicaties uitgebracht (op o.m. Twitter en YouTube) waarin de makers van de Nieuws BV, in het bijzonder [gedaagde 3] en [gedaagde 2] , worden beschuldigd van het uitlokken en verzinnen van fake news om daarmee DENK valselijk te incrimineren.Dit zijn zeer ernstige beschuldigingen aan het adres van onze makers, die door u dik worden aangezet. Valse beschuldigingen die u bewust en louter doet om de waarheid over de door DENK bedachte verkiezingsfraude (de fake banner) te verhullen. Dit is dus dubbel fout. Wij zullen de beschuldigingen weerleggen in de uitzending van vanmiddag 12.00 uur.Om uw beschuldigingen te kunnen ontkrachten hebben wij inmiddels besloten dat wij vanmiddag opnamen zullen laten horen van het gesprek met de heer [eiser 2] van 25 april jl. Tot gistermiddag hadden wij niet de bedoeling om deze opnamen openbaar te maken. Deze opnamen waren nl. niet voor publicatie bestemd. Onze verslaggevers maakten die louter uit voorzorg en zorgvuldigheid, om het gesprek tijdens het samenstellen van dit item nog eens terug te kunnen luisteren.Uw publicaties en beschuldigingen maken dit anders: wij zullen de opnamen moeten publiceren om de valse aantijgingen aan het adres van onze makers te kunnen ontzenuwen en de kennelijke leugenachtigheid aan te tonen van het verhaal van DENK.Het leek mij correct u dit op voorhand nog even te laten weten.(…)
2.13.
Bij e-mail van 20 juni 2018 heeft [naam communicatie-medewerker] BNNVARA laten weten dat het maken van geheime opnames in een fractiekamer en het uitzenden daarvan een ernstige overtreding is van de parlementaire journalistieke regels.
2.14.
Eveneens op 20 juni 2018 heeft Denk bij het presidium van de Tweede Kamer gemeld dat BNNVARA in de fractiekamer van Denk in het geheim gemaakte opnames in haar uitzending gebruikt. Naar aanleiding hiervan heeft de directeur bedrijfsvoering van de Tweede Kamer BNNVARA per e-mail dringend verzocht de opnames niet te gebruiken omdat dit in strijd is met artikel 7.6 van de Richtlijnen voor het maken van opnamen in de gebouwen van de Tweede Kamer.
2.15.
In de uitzending van 20 juni 2018 van De Nieuws BV is aandacht besteed aan het item “
DENK plande een nepnieuwscampagne onder PVV-vlag”. Als productie 22 hebben eisers een transcript hiervan in het geding gebracht. Daaruit blijkt dat onder meer geluidsfragmenten zijn uitgezonden van het op 25 april 2018 met [eiser 2] gevoerde (heimelijk opgenomen) gesprek. Volgens het transcript zegt [eiser 2] over de bewuste banner onder meer:
Wij hebben dit met elkaar bedacht, deze banner hebben wij bedacht.
(…)Nou de intentie was dat wij wilden laten zien dat het zover kan komen. En dat we later zouden onthullen dat die van DENK is. Om mensen dus het gevoel te geven dat [naam 2] steeds verder gaat in zijn aanpak.(…)Uiteindelijk, maar wacht even, uiteindelijk hebben we gezegd (…). Uiteindelijk hebben we gezegd het gaat te ver, we gaan hem niet gebruiken.(…)Ik ontken niet dat wij dit, dat wij dit op een of ander moment besproken hebben, maar daarvan hebben wij gezegd: wij willen niet in de campagne gebruiken. Als jij zegt dat heeft ergens in Duitsland gestaan, dat vind ik allemaal leuk en aardig. Maar daar heb ik nooit opdracht voor gegeven. (…)
De uitzending van 20 juni 2018 is nog te horen via de website van BNNVARA.
2.16.
Bij brief van 3 juli 2018 van de raadsman van eisers is BNNVARA – kort gezegd – gesommeerd alle fragmenten waarin de in het geheim gemaakte opnamen zijn te horen te verwijderen van de websites van BNNVARA en van haar sociale media accounts.
2.17.
Bij brief aan BNNVARA van 17 juli 2018 heeft de griffier van de Tweede Kamer namens het Presidium onder meer het volgende bericht:
Dank voor het constructieve en open gesprek dat ik (…) met u voerde op 10 juli jl.Dit gesprek heeft een goed beeld gegeven van de door u gemaakte afwegingen inzake de opnamen die u in de fractieruimte van Denk maakte en op 19 juni jl. uitzond. Het was goed van u te horen dat u het nut van de persregels in de Tweede Kamer onderkent en dat u uw werkwijze in deze casus als een specifiek gemotiveerde uitzondering op deze regels ziet.Voor de Tweede Kamer is de kwestie hiermee afgesloten.
2.18.
In de Richtlijnen voor het maken van opnamen in de gebouwen van de Tweede Kamer, die zijn opgesteld door het Presidium, is onder meer het volgende opgenomen:
7.1 Het is niet toegestaan om Kamerleden en/of bewindslieden aan te spreken met ingeschakelde opnameapparatuur, tenzij zij hiervoor toestemming hebben verleend (…).7.4 Ambtenaren en medewerkers van de fracties mogen nimmer door media met ingeschakelde opnameapparatuur worden aangesproken.
(…)7.6 Toegang tot bij fracties in het gebruik zijnde ruimten kan alleen door de fracties worden verleend. Het verblijven en/of het maken van opnamen in de voorruimten bij de ingangen van de fractiekamers is zonder uitdrukkelijke toestemming van de fractievoorlichters niet toegestaan.

3.Het geschil

3.1.
Stichting Denk en [eiser 2] vorderen – kort gezegd – en na wijziging van eis het volgende:
I. BNNVARA te gebieden om alle geluidsfragmenten die heimelijk zijn opgenomen in de fractiekamer van Denk te verwijderen en verwijderd te houden van haar websites en van haar sociale media accounts;
II. gedaagden te verbieden om die opnamen op welke wijze dan ook te openbaren of te verstrekken aan derden;
III. te bepalen dat BNNVARA een dwangsom verbeurt van € 10.000,- per dag dat zij in strijd handelt met het onder I. en II. gevorderde, tot een maximum van
€ 200.000,- is bereikt;
IV. te bepalen dat [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [gedaagde 4] een dwangsom verbeuren van € 2.500,- per dag dat zij in strijd handelen met het onder II. gevorderde, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
V. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Stichting Denk en [eiser 2] stellen hiertoe kort samengevat het volgende. Het gesprek op 25 april 2018 tussen de journalisten van BNNVARA en [eiser 2] vond informeel plaats in de fractiekamer van Denk. [eiser 2] had van tevoren heel duidelijk gezegd dat hij geen toestemming gaf voor het maken van opnamen, wat ook door gedaagden wordt erkend. Het gesprek is desondanks heimelijk opgenomen. Uit de Richtlijnen voor het maken van opnamen in de gebouwen van de Tweede Kamer volgt dat dit ten strengste verboden is. Gedaagden hebben hiermee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser 2] en van de medewerkers van Denk. Dit weegt zwaarder dan de vrijheid van meningsuiting van gedaagden en is onrechtmatig. Van belang hierbij is dat leden van de Tweede Kamer zich in hun eigen besloten werkomgeving veilig moeten kunnen wanen en vrijuit moeten kunnen spreken, zonder ervoor beducht te hoeven zijn dat gesprekken worden opgenomen of afgeluisterd. Als het maken van geheime opnamen in de Tweede Kamer zou worden toegestaan, zou dit voor politici tot een onwerkbare situatie leiden. Denk heeft de kwestie dan ook gemeld bij het Presidium van de Tweede Kamer. Het Presidium heeft de kwestie kennelijk al afgesloten, maar Denk is hierover ten onrechte niet gehoord. De desbetreffende brief van 17 juli 2018 van de Tweede Kamer aan BNNVARA is ook niet in kopie aan Denk gezonden.
Gedaagden hadden geen enkele rechtvaardiging om ondanks dit alles toch tot uitzending van de heimelijk gemaakte opnamen over te gaan. Dat was niet noodzakelijk om een misstand, laat staan een ernstige misstand, aan de kaak te stellen. In de aanloop naar de verkiezingen heeft Denk veel ideeën gehad om haar campagne op creatieve wijze vorm te geven. Een van de ideeën die in het campagneteam zijn bedacht en uitgewerkt was de zogenaamde PVV-banner, waarin het gedachtegoed van de PVV op provocerende wijze zou worden belicht. Denk kwam echter al snel zelf tot de conclusie dat deze banner te ver ging en verwees het idee naar de prullenbak. Die banner is dan ook nooit voor de campagne gebruikt.
Al met al is hooguit sprake van een “pikant nieuwsfeitje”, niet van een misstand. Dit had ook kunnen worden blootgelegd zonder het openbaar maken van de geheime opnamen.
Denkt stelt verder dat uit die opnamen niet volgt dat [eiser 2] tijdens het bewuste gesprek op 25 april 2018 een ander standpunt innam dan blijkt uit de schriftelijke verklaring van Denk. Dit vormt dus evenmin een rechtvaardiging voor het uitzenden van de opnamen. De beschuldigingen van Denk aan het adres van de journalisten in haar YouTubefilmpje zijn dat ook niet. In dat filmpje, dat is gemaakt omdat [eiser 2] niet op adequate wijze in de gelegenheid werd gesteld om live in de uitzending van De Nieuws BV wederhoor te geven, wordt alleen ingegaan op de handelwijze van de betrokken journalisten, die Denk moedwillig probeerden te beschadigen. Zij hebben immers [medewerker reclamebureau] aangezet om Denk desnoods met verzonnen verhalen kapot te maken. Ook wordt in het filmpje ingegaan op de dubieuze dubbelrol die [medewerker reclamebureau] in deze kwestie heeft gespeeld en dat hij daarom een onbetrouwbare bron is. Zo heeft hij ten onrechte verklaard dat de banner klaar stond om met één muisklik te kunnen worden gebruikt in de campagne
.Denk heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen. De opnamen zijn nog steeds te vinden op de website van BNNVARA. Het risico is groot dat gedaagden ze opnieuw zullen gebruiken.
3.3.
Gedaagden hebben verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Toewijzing van de vorderingen van eisers zou een beperking inhouden van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van BNNVARA op vrijheid van meningsuiting. Dat kan alleen als dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij wet is voorzien, is sprake wanneer onrechtmatig wordt gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle omstandigheden in aanmerking worden genomen en de wederzijdse belangen worden afgewogen.
4.2.
[eiser 2] heeft zich ook beroepen op het door artikel 8 EVRM beschermde recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Het gaat hier echter niet om een privéaangelegenheid, maar om het beroepsmatig functioneren van [eiser 2] als fractieleider van Denk en als voormalig leider van de verkiezingscampagne van die politieke partij. Als zodanig is hij bij uitstek een publiek figuur. [eiser 2] heeft ook niet gesteld dat zijn reputatie of goede naam door het optreden van BNNVARA zodanig is beschadigd dat hij daardoor is belemmerd in het genot van zijn door artikel 8 EVRM beschermde rechten. Dat hij 24 uur per dag politicus is en werkt vanuit zijn persoonlijke levensovertuiging, maakt nog niet dat deze kwestie daarmee ook zijn persoonlijke levenssfeer raakt.
4.3.
In deze zaak zit het eisers vooral hoog dat de journalisten van BNNVARA heimelijk en tegen de uitdrukkelijke wens van [eiser 2] geluidsopnamen hebben gemaakt in de fractiekamer, een plaats waar leden van de Tweede Kamer zich veilig moeten voelen en vrijuit moeten kunnen spreken, zonder ervoor beducht te hoeven zijn dat gesprekken worden opgenomen. [eiser 2] , die op dat moment weinig tijd had, heeft echter zelf ervoor gekozen om de fractiekamer te gebruiken om twee journalisten te woord te staan, die een reactie van hem wilden op hun bevindingen over de ‘nepbanner’. Dat gesprek had overal kunnen worden gevoerd en had dan ook niets van doen met de gebruikelijke beslotenheid van de fractiekamer. Bovendien heeft hij in het gesprek niets gezegd dat tussen hem en de journalisten had moeten blijven en waarvan het dus niet de bedoeling was dat het door hen zou worden gebruikt. Op de heimelijke opname kan dan ook geen woord staan dat eigenlijk binnen de muren van de fractiekamer had moeten blijven. Onder deze omstandigheden legt het enkele feit dat in de fractiekamer is opgenomen weinig gewicht in de schaal. Het is weliswaar in strijd met de Richtlijnen voor het maken van opnamen in de gebouwen van de Tweede Kamer, maar dat is in eerste instantie een zaak voor het Presidium, waarbij Denk hierover een klacht heeft ingediend. Daarop heeft Denk nog geen reactie ontvangen, ofschoon BNNVARA in deze procedure al wel een brief over kon leggen, waaruit kan blijken dat het Presidium de zaak minder hoog opneemt dan aanvankelijk het geval leek (zie 2.17).
4.4.
BNNVARA heeft erkend dat eisers voorafgaand aan het gesprek van 25 april 2018 uitdrukkelijk hebben verklaard niet in te stemmen met het maken van opnamen. Dat de journalisten desondanks heimelijk geluidsopnamen hebben gemaakt van het gesprek is op zichzelf niet voldoende om de vorderingen in dit kort geding te kunnen toewijzen. Uit de door BNNVARA aangehaalde jurisprudentie van het EHRM en de Hoge Raad (4.12 e.v. van haar conclusie van antwoord) volgt immers dat het (gebruik) maken van heimelijke opnamen onder omstandigheden gerechtvaardigd kan zijn, met name indien de informatie moeilijk via een andere weg is te verkrijgen.
4.5.
BNNVARA heeft aangevoerd dat zij het gesprek van 25 april 2018 aanvankelijk slechts heeft opgenomen voor intern gebruik. Dit is gedaan “
uit voorzorg en zorgvuldigheid, om het gesprek tijdens het samenstellen van dit item nog eens terug te kunnen luisteren” (zie 2.12)
.Dat vormt onvoldoende rechtvaardiging voor het maken van heimelijke opnamen tegen de uitdrukkelijke wens van de gesprekspartner. Als het bij heimelijk opnemen was gebleven, dan had dat geen gevolgen gehad, maar in een later stadium voelde BNNVARA zich genoodzaakt deze opnamen uit te zenden. Zij wilde hiermee de in haar ogen valse beschuldigingen aan het adres van haar journalisten kunnen weerleggen. BNNVARA verwijst in dit kader naar het persbericht en het YouTube-filmpje van Denk van 19 juni 2018 (zie 2.10) en naar de reactie van [naam communicatie-medewerker] per e-mail van 20 juni 2018 (zie 2.11). Daaruit volgt – kort gezegd – dat Denk de journalisten van BNNVARA op voorhand ervan beschuldigde dat zij hun bron hadden aangespoord om valse informatie en beschuldigingen over Denk te verzinnen, dat de journalisten Denk moedwillig wilden beschadigen en dat zij hun bron hadden aangezet om haat en leugens over Denk te verspreiden.
4.6.
Voor het antwoord op de vraag of het BNNVARA gezien deze beschuldigingen is toegestaan de heimelijk gemaakte opnamen uit te zenden, zijn de volgende omstandigheden van belang. Onderwerp van het gesprek van 25 april 2018 was de “nepbanner” met een foto van [naam 2] en het logo van de PVV, met daarop de tekst “
Na 15 maart gaan we Nederland zuiveren”. De nepbanner zou ook als hyperlink functioneren. Bij klikken op de banner zou de internetgebruiker worden doorgeleid naar de officiële website van de PVV. BNNVARA heeft terecht aangevoerd dat (het idee voor) de nepbanner als een ernstige misstand kan worden aangemerkt, waarover het publiek moest worden geïnformeerd (en niet als een “pikant nieuwsfeitje”). De nepbanner kon immers leiden tot polarisatie, angst en haat en had [naam 2] mogelijk zelfs in gevaar gebracht. Nadat [medewerker reclamebureau] de journalisten van BNNVARA had ingelicht over de nepbanner en BNNVARA daarover ook van stukken had voorzien, heeft hun onderzoek zich met name erop gericht in hoeverre [eiser 2] betrokken is geweest bij het ontwerp van de banner, in hoeverre het ontwerp was uitgewerkt en of de banner reeds te zien was geweest op het internet. De heimelijk gemaakte opnamen van het gesprek van 25 april 2018 wijzen uit dat [eiser 2] betrokken is geweest bij het bedenken van de nepbanner. Dat is van belang, omdat het nogal verschil maakt of een reclamebureau met een fout idee komt, dat vervolgens door de politieke partij wordt afgeschoten, of dat het idee komt van het campagneteam van de partij, met [eiser 2] als voorzitter, en later wordt tegengehouden door het partijbestuur. Daarnaast heeft BNNVARA aan de hand van productie 38 voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat op 9 januari 2017 alle voorbereidingen waren getroffen om de banner “uit te rollen” op telegraaf.nl en nu.nl. Ook heeft zij aan de hand van producties 36 en 37 voorshands voldoende aannemelijk gemaakt dat de banner 11.174 keer is weergegeven op verschillende kanalen in binnen- en buitenland. De nepbanner kan daarmee door Denk niet worden afgedaan als een idee dat al snel naar de prullenbak is verwezen.
4.7.
Het komt erop neer dat de uitzending van BNNVARA voldoende steun vindt in de feiten en dat de beschuldigingen die Denk op voorhand aan het adres van de journalisten van BNNVARA richtte dus onterecht waren. BNNVARA kon die beschuldigingen onder meer weerleggen door het uitzenden van de opnamen van het gesprek van 25 april 2018. Onder deze omstandigheden is het gebruik van de aanvankelijk niet voor uitzending bestemde, heimelijk gemaakte opnamen gerechtvaardigd en proportioneel. Weliswaar zou uit sommige uitingen van Denk kunnen volgen dat [eiser 2] reeds had erkend bij het ontwerp van de nepbanner betrokken te zijn geweest, maar daar stonden weer andersluidende uitlatingen tegenover, dus daar wordt het niet anders van. De belangenafweging valt dan ook in het voordeel van BNNVARA uit.
4.8.
Stichting Denk en [eiser 2] hebben verder aangevoerd dat zij niet in de gelegenheid zijn gesteld om op adequate wijze op de uitzending te reageren. De weergave van het gesprek van 25 april 2018 in de uitzending van 20 juni 2018 is echter feitelijk juist en wordt ook niet door [eiser 2] bestreden. Het gaat er [eiser 2] niet om dat er inhoudelijk iets niet klopt aan zijn woorden, maar dat BNNVARA daarover op onrechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen. Overigens vond het gesprek op 25 april 2018 reeds plaats in het kader van hoor- en wederhoor en is Stichting Denk en [eiser 2] meerdere keren per e-mail om een reactie gevraagd, die zij ook hebben gegeven. Dat [eiser 2] niet direct in de uitzending mocht reageren, omdat het geen live-uitzending was, valt onder de redactionele vrijheid van BNNVARA.
4.9.
De uitzending van De Nieuws BV van 20 juni 2018 heeft de nodige reacties in de media losgemaakt (onder meer in NRC Handelsblad en in een uitzending van het tv-programma [naam tv-programma] ). Ook heeft Denk na de uitzending een persconferentie belegd, waarin de inhoud van het gesprek van 25 april 2018 is besproken. Hierdoor is over de opnamen van het gesprek een publieke discussie ontstaan, die nog steeds digitaal zal zijn terug te vinden. Ook om deze reden valt niet in te zien waarom alleen deze opnamen nooit meer gebruikt zouden mogen worden en welk belang Stichting Denk en [eiser 2] nog hebben bij verwijdering van die opnamen van de website van BNNVARA.
4.10.
Dit alles leidt tot afwijzing van de vorderingen. Stichting Denk en [eiser 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.606,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt Stichting Denk en [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 1.606,00,
5.3.
veroordeelt Stichting Denk en [eiser 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis,
5.4.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2018. [1]

Voetnoten

1.type: