ECLI:NL:RBAMS:2018:5866

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
RK 18/4787
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na snelheidsovertreding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in een klaagschrift van een klager die zijn rijbewijs terugvorderde na een snelheidsovertreding. Het klaagschrift werd op 24 juli 2018 ingediend en de rechtbank heeft de klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord. De klager, geboren in 1989 en werkzaam als jongerenbegeleider, stelde dat hij zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk en als ondernemer. De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, onder verwijzing naar de verkeersveiligheid en het algemeen belang. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat rekening moest worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de klager. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt na 9 augustus 2018 en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan de klager met ingang van die datum. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat beroep in cassatie open voor de klager.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/137008-18
RK: 18/4787
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
wonende op het adres [adres] ,
klager.

De procesgang

Het klaagschrift is op 24 juli 2018 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 8 augustus 2018 klager en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift en in aanvulling daarop in openbare raadkamer aangevoerd, kort samengevat, zijn rijbewijs nodig te hebben. Klager is als jongerenbegeleider bij de firma [naam 1] te Amsterdam afhankelijk van zijn rijbewijs. Zijn werkzaamheden, die bestaan uit het begeleiden van jongeren, worden tijdelijk door collega’s overgenomen. Daarnaast heeft hij zijn rijbewijs nodig als ondernemer en tevens bezorger/koerier van zijn eenmanszaak [naam 2] , een bezorg- en afhaalrestaurant.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard, onder verwijzing naar een schriftelijk standpunt van 19 juli 2018, zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager.
Klager heeft verklaard waarom hij zijn rijbewijs nodig heeft, maar hij heeft dat niet met stukken onderbouwd. Het persoonlijk belang van klager weegt niet op tegen het algemeen belang, waaronder de verkeersveiligheid, dat met verdere inhouding is gediend
Gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van veroordeling door de rechter dan wel uitvaardiging van een strafbeschikking, een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd van langere duur dan de tijd gedurende die het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden geweest.

De beoordeling

Tegen klager is op proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd op de Rijksweg A10 te Amsterdam op 6 juli 2018 om 01.34 uur.
Het proces-verbaal houdt in dat klager met een personenauto, merk Mercedes, de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 67 kilometer per uur.
Op 6 juli 2018 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd en op 13 juli 2018 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs uiterlijk – 2 maanden – tot 4 september 2018 wordt ingehouden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 6 augustus 2018 blijkt dat klager niet recent ter zake van verkeersovertredingen met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Ondanks de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht, moet gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager, rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Het beklag dient dan ook gegrond te worden verklaard, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 9 augustus 2018.
Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de officier van justitie of de kantonrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overtreft dan wel een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) geldboete of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 9 augustus 2018.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, met ingang van 9 augustus 2018.
Deze beslissing is gegeven door
mr. V.V. Essenburg, rechter,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2018.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.