Op 8 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling en verkeersdelicten. De rechtbank heeft de zaken, die onder de parketnummers 13/741279-17 (A) en 13/746014-18 (B) zijn ingediend, gevoegd behandeld. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van een bromfietsster, [slachtoffer], na een verkeersongeluk dat hij op 20 april 2018 in Amsterdam veroorzaakte. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, gevorderd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Bruijn, vrijspraak heeft bepleit voor de meeste beschuldigingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 april 2018 [slachtoffer] heeft mishandeld door haar met kracht tegen haar helm te slaan en haar ribbenkast te stompen. Ook heeft hij de plaats van het ongeval verlaten, wat hem een overtreding van de Wegenverkeerswet opleverde. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een fiets, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de mishandeling en het verlaten van de plaats van het ongeval. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De benadeelde partij, [slachtoffer], heeft een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet rechtstreeks verband hield met de bewezen verklaarde feiten.