Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiseres 1] ,
1.DE BURGEMEESTER VAN AMSTERDAM,
1.De procedure
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Rechtbank Amsterdam
Op 29 augustus 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan over de vorderingen van eiseressen, bestaande uit meerdere besloten vennootschappen, tegen de Gemeente Amsterdam en de burgemeester. Eiseressen vorderden de opschorting van stakingsbevelen die door de burgemeester waren uitgevaardigd, als gevolg van vermeende overtredingen van exploitatievergunningen. De burgemeester had eerder besloten de exploitatievergunningen van twee horecabedrijven, geëxploiteerd door eiseressen, in te trekken wegens slechte bedrijfsvoering. Eiseressen stelden dat de burgemeester onrechtmatig had gehandeld door de vergunningen te laten vervallen en dat de civiele rechter bevoegd was om hierover te oordelen.
De rechtbank oordeelde dat de civiele rechter niet bevoegd was om kennis te nemen van het geschil, omdat de bestuursrechter al een voorlopig oordeel had gegeven over de stakingsbevelen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vraag of de vergunningen al dan niet waren vervallen een bestuursrechtelijke kwestie was, die door de bestuursrechter moest worden beoordeeld. Eiseressen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tegen de burgemeester, omdat deze geen procespartij kon zijn in een civiele procedure. De rechtbank veroordeelde eiseressen in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk waren gesteld.
Deze uitspraak benadrukt de scheiding tussen civiel en bestuursrecht en de rol van de bestuursrechter in geschillen over bestuursbesluiten. De civiele rechter kan niet als restrechter optreden in gevallen waar de bestuursrechter bevoegd is, en de vorderingen van eiseressen werden afgewezen.