In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vrouw, eiseres, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. Eiseres, die slecht ter been is, had een verzoek ingediend om uitbetaling van een eerder toegekende tegemoetkoming in de meerkosten voor verhuizing en inrichting. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen, omdat de nieuwe woning van eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van 'volledig rolstoelgeschikt'. Eiseres had in oktober 2016 een aandoening aan haar vaatstelsel opgelopen, waardoor zij niet meer goed kon lopen en niet langer in haar oude woning met trappen kon blijven wonen. Ze verhuisde naar een benedenwoning, maar verweerder oordeelde dat deze woning niet voldeed aan de eisen voor rolstoelgeschiktheid, omdat het toilet niet toegankelijk was voor rolstoelen.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en verweerder zorgvuldig afgewogen. Eiseres stelde dat de woning wel degelijk geschikt was voor haar, maar de rechtbank oordeelde dat de labeling van de woning door de gemeente doorslaggevend was. De rechtbank concludeerde dat de woning niet als 'volledig rolstoelgeschikt' was gelabeld door de gemeente, en dat dit een voorwaarde was voor de uitbetaling van de tegemoetkoming. De rechtbank vond het begrijpelijk dat eiseres snel wilde verhuizen, maar oordeelde dat dit niet voldoende was om de weigering van de uitbetaling te rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij niet in haar gelijk werd gesteld. De rechtbank zag geen aanleiding voor een vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.