ECLI:NL:RBAMS:2018:6622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
13/650586-16 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fatale vechtpartij op de Wallen met vrijspraak verdachte wegens gebrek aan bewijs van betrokkenheid

Op 18 september 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een fatale vechtpartij op de Wallen in Amsterdam op 3 september 2016. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vechtpartij plaatsvond tussen twee groepen mannen, waarbij de verdachte aanwezig was, maar niet kon worden bewezen dat hij een bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 9, 10, 12 en 16 juli 2018, waarna op 4 september 2018 het onderzoek werd gesloten. De officieren van justitie, mrs. A.M. Lobregt en A.J.M. Vreekamp, hebben de verdachte aangeklaagd voor medeplegen van doodslag en openlijk geweld, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de dood van het slachtoffer, [naam slachtoffer], het gevolg was van een klap van een andere verdachte, [naam 1], en dat de verdachte geen wezenlijke bijdrage aan het geweld had geleverd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens werden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte van het feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/650586-16 (Promis)
Datum uitspraak: 18 september 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
ter zitting opgegeven adres: [adres] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 9, 10, 12 en 16 juli 2018. Op 4 september 2018 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.M. Lobregt en A.J.M. Vreekamp (hierna steeds gezamenlijk aangeduid als: officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Akkas, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen naar voren is gebracht door mr. R.A. Korver, raadsman van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en mr. Z.J. Rittersma, raadsman van benadeelde partij [benadeelde partij 4] en van [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] . De rechtbank heeft ook geluisterd naar de verklaringen van de nabestaanden [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] .

2.Inleiding en tenlastelegging

Op 3 september 2016 zijn, naast veel andere mensen, twee groepen mannen aanwezig op de Oudezijds Achterburgwal te Amsterdam. De ene groep bestaat uit drie mannen van Roemeense afkomst: de broers [naam 1] en [verdachte] (hierna: [naam 1] en [verdachte] ) en [naam 2] . De andere groep zijn Nederlanders en afkomstig uit Voorthuizen en bestaat uit tien mannen: de broers [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] (hierna [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] ), [naam 6] , [naam 7] , [naam slachtoffer] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] en [naam 11] .
Omstreeks 23.20 uur vindt een vechtpartij plaats waaraan mannen uit de twee groepen deelnemen. De vechtpartij ontstaat op de brug bij de Molensteeg en verplaatst zich over de Oudezijds Achterburgwal. Er wordt door meerdere personen uit de beide groepen geschopt, geduwd en geslagen. Ook het latere slachtoffer [naam slachtoffer] wordt geslagen. Hij zakt op een gegeven moment, na kort daar voor een klap te hebben ontvangen, naar de grond en overlijdt de volgende dag in het ziekenhuis als gevolg van hersenletsel. Uit het onderzoek naar de doodsoorzaak blijkt dat het hersenletsel is veroorzaakt door geweld, kort voorafgaand aan het overlijden.
De resultaten van het onderzoek van de politie hebben de officier van justitie doen besluiten om uit beide groepen in totaal acht personen als verdachte aan te merken en hen strafrechtelijk te vervolgen voor hun aandeel in de vechtpartij. Dat betreft de groep Roemenen: [naam 1] , [verdachte] en [naam 2] en uit de groep Voorthuizenaren: [naam 6] , [naam 7] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] .
Ten behoeve van de leesbaarheid worden in dit vonnis de groepen soms aangeduid als ‘de (groep) Voorthuizenaren’ en ‘de (groep) Roemenen’ en zal verdachte soms bij zijn naam worden genoemd.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 3 september 2016 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan het
feit 1
primair:medeplegen van doodslag van [naam slachtoffer] ;
subsidiair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen [naam slachtoffer] met de dood tot gevolg;
meer subsidiair:medeplegen van zware mishandeling van [naam slachtoffer] met de dood tot gevolg;
meest subsidiair:medeplegen van mishandeling van [naam slachtoffer] met de dood tot gevolg;
feit 2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen [naam 6] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 3] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] en/of [naam 11] en/of [naam 7] .
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Feiten en omstandigheden
Voor wat betreft de vaststelling van de gang van zaken neemt de rechtbank het proces-verbaal ‘camera onderzoek compleet’, de eigen waarneming van de beelden, de verklaringen van verdachte en enkele getuigenverklaringen als uitgangspunt. Daaruit leidt de rechtbank af dat de vechtpartij is begonnen op de Molenbrug. Niet is vast te stellen wie begon met vechten of wat de aanleiding is geweest voor de vechtpartij. De verdachten hebben daar verschillend over verklaard. De voorbijgangers die zijn gehoord als getuigen noch de camerabeelden geven dienaangaande uitsluitsel.
De rechtbank stelt het volgende vast.
Op de camerabeelden is te zien dat de groep Voorthuizenaren de Molenbrug oploopt waarna over en weer, tussen de Voorthuizenaren enerzijds en de Roemenen anderzijds, geweldshandelingen te zien zijn.
Na het geweld op de brug verplaatst de groep Roemenen zich over de Oudezijds Achterburgwal richting de Stoofbrug. Daarbij is te zien dat [naam 7] , [naam 6] , [naam slachtoffer] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 3] , achter de groep Roemenen aanlopen. Iets verderop ontstaat een nieuw gevecht. Op cameramoment 22 is te zien dat er opnieuw klappen worden uitgedeeld. De verdachten uit Voorthuizen plegen ook hier geweld tegen de groep Roemenen.
Te zien is dat [naam 1] met zijn handen in de lucht staat, waarna de groep Voorthuizenaren dichterbij komt en [verdachte] er tussenin gaat staan. Op een bepaald moment is duidelijk op de beelden te zien dat [naam 7] uithaalt naar [verdachte] waarna deze laatste meteen een aantal klappen krijgt van [naam 6] . [naam 6] duwt [verdachte] weg en geeft hem klappen, waarna [verdachte] neervalt. [naam 1] en een aantal Voorthuizenaren bewegen zich naar de waterkant waarna [naam 1] en [naam 3] in de gracht vallen. Nadat [naam 1] uit de gracht is gekomen, geeft [naam slachtoffer] [naam 2] een duw waardoor deze over een plantenbak valt. Daarna geeft [naam 1] [naam slachtoffer] een klap tegen de rechterkant van zijn hoofd, waarna [naam slachtoffer] hem wegduwt. Te zien is dat [naam 1] bij een trappetje terecht komt. Op cameramoment 26 is te zien dat [naam 5] en [naam 4] , klappen geven aan [naam 1] en hem schoppen.
Op een volgend moment is te zien dat [naam slachtoffer] met zijn hand naar zijn oor grijpt en op de grond valt. Daarna is er een voortzetting van het geweld. [naam 2] rent weg waarna [naam 6] achter hem aanrent. [naam 3] neemt een bokshouding aan richting [naam 1] . Op cameramoment 34 is te zien dat [naam 4] [verdachte] aanvalt waarbij [naam 3] en [naam 6] er achteraan lopen. Even later maakt ook [naam 6] vuistslagen in de richting van [verdachte] .
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde niet kan worden bewezen, zodat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Verdachte is bij de vechtpartij aanwezig en heeft zich hier niet van gedistantieerd. Er kan echter niet worden vastgesteld dat hij een bijdrage aan het geweld heeft geleverd, die voldoende is om van medeplegen of openlijke geweldpleging te kunnen spreken.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en hij heeft hiertoe het volgende naar voren gebracht.
Verdachte heeft geen opzet gehad op de dood van [naam slachtoffer] , daarnaast is er geen sprake van medeplegen. Op het moment dat [naam slachtoffer] een klap krijgt, is verdachte niet eens in de buurt. Hij heeft dan ook geen bijdrage geleverd aan het geweld tegen [naam slachtoffer] . Ten aanzien van feit 2 geldt dat niet kan worden bewezen dat verdachte iemand heeft geslagen of geschopt. Zijn enkele aanwezigheid bij het gevecht is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Uit het dossier blijkt dat verdachte zich juist wilde distantiëren van het geweld.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken. De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat de dood van [naam slachtoffer] het gevolg is van de klap die [naam 1] hem heeft gegeven. Niet blijkt dat verdachte enige bijdrage aan deze klap (of aan eventueel ander geweld tegen [naam slachtoffer] ) heeft geleverd, zodat het onder 1 ten laste gelegde niet is bewezen en verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat verdachtes aanwezigheid bij de vechtpartij onvoldoende is om van een wezenlijke bijdrage aan het geweld tegen [naam slachtoffer] te kunnen spreken.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt vast dat er vanuit de medeverdachten, namelijk vanuit [naam 1] en [naam 2] , geweld is gebruikt tegen de groep Nederlanders. Om te kunnen spreken van ‘het openlijk in vereniging geweld plegen’, zoals ten laste is gelegd, moet worden bewezen dat het geweld ‘openlijk’ en ‘in vereniging’ plaats heeft gevonden.
Van ‘in vereniging’ is sprake als verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het groepsgeweld heeft geleverd. Deze bijdrage kan bestaan uit geweldshandelingen, maar dat hoeft niet.
Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte zelf geweldshandelingen heeft verricht. Ook blijkt niet dat hij andere gedragingen heeft verricht die het plegen van geweld tegen de Voorthuizenaren bevorderen. Integendeel, verdachte lijkt juist een de-escalerende rol hebben willen spelen, door bijvoorbeeld tussenbeide te komen toen zijn medeverdachte met een opponent in gevecht was. Hij is daarbij vooral slachtoffer geworden van geweld dat anderen op hem hebben uitgeoefend.
Conclusie
Nu van verdachte geen wezenlijke bijdrage aan het geweld kan worden vastgesteld, is het ten laste gelegde niet bewezen en moet hij ook van feit 2 worden vrijgesproken.

4.Ten aanzien van de benadeelde partijen

4.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij, [benadeelde partij 1] , vordert € 693.251,66 aan materiële schadevergoeding (bestaande uit reiskosten, communicatiekosten, (toekomstige) medische kosten, gederfd levensonderhoud, kosten voor lijkbezorging/overlijden en kosten deskundigen) en € 40.000,00 aan immateriële schadevergoeding, bestaande uit affectieschade en shockschade. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij om het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij, [benadeelde partij 2] , vordert € 41.860,00 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit gederfd levensonderhoud, en € 20.00,00 aan immateriële schadevergoeding, bestaande uit affectieschade. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij om het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij 3]
De benadeelde partij, [benadeelde partij 3] , vordert € 48.423,00 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit gederfd levensonderhoud en € 20.000,00 aan immateriële schadevergoeding, bestaande uit affectieschade. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij om het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.4.
Benadeelde partij [benadeelde partij 4]
De benadeelde partij, [benadeelde partij 4] , vordert € 575,00 aan materiële schadevergoeding, bestaande uit medische kosten en kosten voor de uitvaart. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij om het totaalbedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
4.5.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
4.6.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren.
4.7.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van het volgende.
De vorderingen van de benadeelde partijen hebben betrekking op schade die het gevolg is van het overlijden van [naam slachtoffer] . De dood van [naam slachtoffer] is, in vier varianten, onder 1 aan verdachte ten laste gelegd. Nu verdachte van feit 1 wordt vrijgesproken, kunnen de benadeelde partijen niet worden ontvangen in hun vorderingen (zie artikel 361 lid 2 onder a van het Wetboek van Strafvordering).
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partijen, [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] , niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. E. Dinjens en M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.C. Wagter, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 september 2018.