ECLI:NL:RBAMS:2018:6700

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18/5501
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van noodzakelijke stukken

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.J. Hoogeveen, had verzocht om een voorlopige voorziening in verband met een afgewezen aanvraag voor een urgentieverklaring. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen besluit, bezwaar of gronden van de verzoeker zijn ontvangen, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen verwezen naar artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een bezwaar niet-ontvankelijk kan worden verklaard indien niet is voldaan aan de wettelijke vereisten. Tevens is artikel 8:81 van de Awb besproken, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen bij onverwijlde spoed, mits de indiener de benodigde stukken overlegt. De gemachtigde van de eiser heeft op 7 september 2018 een verzoekschrift ingediend, maar heeft niet voldaan aan de voorwaarden die aan een dergelijk verzoek zijn gesteld.

De griffier heeft de gemachtigde op 10 september 2018 geïnformeerd over de ontbrekende stukken en de gelegenheid gegeven om deze binnen een week aan te leveren. Echter, de gevraagde stukken zijn tot op heden niet ontvangen, en de gemachtigde heeft aangegeven dat het procesdossier van de verweerder nog niet beschikbaar was. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat dit geen verschoonbare reden is voor het ontbreken van de stukken, en heeft daarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, in aanwezigheid van griffier R.E. Toonen, en is bekendgemaakt op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/5501

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 september 2018 in de zaak tussen

[eiser] ,
(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, voor zover van belang, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard worden indien niet is voldaan aan enig bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, voor zover van belang, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Op grond van het vierde lid, geldt artikel 6:6 van de Awb ook bij een verzoek om een voorlopige voorziening en moet de indiener van het verzoekschrift een afschrift van het bezwaar- of beroepschrift overleggen.
3. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter zonder behandeling ter zitting uitspraak doen, onder meer indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter ziet aanleiding van deze bevoegdheid gebruik te maken.
4. De gemachtigde van [eiser] heeft op 7 september 2018 gevraagd om een voorlopige voorziening omdat de aanvraag van [eiser] om een urgentieverklaring zou zijn afgewezen. In het verzoekschrift schrijft de gemachtigde dat [eiser] zelf bezwaar heeft gemaakt tegen een besluit van verweerder waarbij de aanvraag om een urgentieverklaring is afgewezen. De gemachtigde heeft enkel een verzoekschrift aan de voorzieningenrechter verzonden.
5. De griffier heeft de gemachtigde met de brief van 10 september 2018 bericht dat het verzoekschrift niet voldoet aan de voorwaarden die aan een verzoekschrift worden gesteld en de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om binnen een week na de datum van verzending
- de gronden van het verzoek mee te delen;
- het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening te onderbouwen;
- een kopie toe te sturen van het besluit;
- een kopie toe te sturen van het bezwaarschrift.
6. De voorzieningenrechter heeft tot op heden de gevraagde stukken niet ontvangen, terwijl de termijn daarvoor reeds verstreken is. De reactie van de gemachtigde van [eiser] van 19 september 2018 dat het procesdossier van verweerder nog niet is ontvangen en daarom geen kopieën van de gevraagde stukken kan worden verstrekt is geen reden op grond waarvan dit verzuim verschoonbaar kan worden geacht. De gemachtigde immers heeft zonder kennis te nemen van de meest relevante stukken een verzoekschrift ingediend. De voorzieningenrechter zal daarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaren, omdat niet duidelijk is of er sprake is van een bezwaarprocedure en wat het spoedeisend belang is en omdat het verzoek geen gronden bevat.
7. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is bekend gemaakt door verzending op de hieronder genoemde datum.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.