Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[de huurder],
HEN DIE VERBLIJVEN IN DE WONING AAN [adres gehuurde],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en de huurder. De eiseres, Eigen Haard, vorderde ontruiming van de woning van de huurder op basis van vermeende woonfraude. De huurder, die sinds 14 augustus 2009 een woning huurt van Eigen Haard, heeft in de loop der jaren te maken gehad met beschuldigingen van onderverhuur en het niet gebruiken van de woning als hoofdverblijf. Eigen Haard heeft een onderzoek ingesteld naar de woonomstandigheden van de huurder, waarbij verschillende huisbezoeken zijn afgelegd en een particulier recherchebureau is ingeschakeld. Ondanks de verzamelde gegevens en meldingen van omwonenden, heeft de huurder steeds ontkend dat hij de woning onderverhuurt of niet zelf bewoont. Tijdens de zitting heeft de huurder zijn situatie toegelicht en verklaard dat hij regelmatig bij een vriendin verblijft, maar dat hij zijn hoofdverblijf in de gehuurde woning heeft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de huurder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf in de woning heeft en dat de vordering tot ontruiming niet kan worden toegewezen. De rechter heeft de vordering van Eigen Haard afgewezen en deze in de proceskosten veroordeeld.