7.3.Oordeel van de rechtbank
Toepassing volwassenenstrafrecht
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 28 maart 2018, opgemaakt door GZ-psycholoog M.E. Bredero-Ondris. Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Er is bij [verdachte] sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van
een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van ouder-kindrelatieproblematiek. [verdachte] heeft in aanloop naar het tenlastegelegde voldoende tijd en ruimte gehad om te reflecteren op zijn gedrag en zijn keuzes. Hoewel er bij [verdachte] sprake is van impulsiviteit, zijn er verschillende momenten geweest waarop [verdachte] had kunnen beslissen anders te handelen dan hij heeft gedaan. [verdachte] heeft derhalve over voldoende capaciteiten beschikt om zijn gedrag aan te passen of anders te handelen dan hij gedaan heeft. Geadviseerd wordt om niet het minderjarigenstrafrecht toe te passen. De kans op recidive wordt zonder interventie ingeschat als matig tot hoog. Geadviseerd wordt begeleiding door de reclassering en begeleid wonen op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Voorts word een behandeling bij een instelling als De Waag geadviseerd.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van de reclassering van 20 april 2018, opgemaakt door S. Vet. Zij heeft ter zitting dit advies bevestigd. Het rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. Ondanks dat de heer [verdachte] geregeld handelt zonder na te denken, is hij goed in staat om zijn gedrag te organiseren en de zaken voor zichzelf te regelen. Er is sprake van een gemiddeld intelligentieniveau waardoor de heer [verdachte] voldoende op de hoogte is van de risico’s van zijn gedrag. Wij constateren dat de heer [verdachte] op dit moment naar school gaat in de JJI, hij hier profijt aan heeft en dat continuering van onderwijs wenselijk is. Er kan echter niet worden gesteld dat bij de heer [verdachte] een pedagogische aanpak noodzaak is. De heer [verdachte] is berekend in zijn keuzes. Wij adviseren een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, behandelverplichting – ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, locatieverbod, locatiegebod en andere voorwaarden het gedrag betreffende. Omdat er sprake is van een overvaller die valt onder de landelijk geldende overvallers aanpak vanuit het ministerie van V&J adviseren wij om bij betrokkene gedurende het hele toezicht elektronische controle toe te passen. Hiernaast zal betrokkene conform de aanwijzing vanuit het ministerie van V&J wekelijks door de reclassering gezien gaan worden. Indien er redenen zijn om de contactfrequentie te gaan afschalen, zullen wil hier melding van maken;
Daarnaast is ter terechtzitting van 9 mei 2018 de gezinsmanager [naam gezinsmanager] als getuige gehoord. Zij is Top600 regisseur en al vijf jaren betrokken bij verdachte. Zij heeft verklaard dat zij het, ondanks de andersluidende rapportage en het advies, wenselijk acht om het adolescentenstrafrecht toe te passen, zodat verdachte in de JJI kan blijven. Als hij wordt overgeplaatst naar een instelling met volwassenen, is de kans op verharding groter, hetgeen [naam gezinsmanager] gelet op de positieve ontwikkeling van verdachte niet wenselijk acht.
De rechtbank overweegt dat de rechtbank voor jongvolwassenen het adolescentenstrafrecht kan toepassen, indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Het uitgangspunt van de Wet adolescentenrecht is dat het voor rechters mogelijk is om een bij de ontwikkeling van een verdachte passende straf te kiezen, met als doel maximaal te stimuleren dat een verdachte een verantwoorde rol in de samenleving op zich zal nemen. De rechtbank heeft, voor het beantwoorden van de vraag of ten aanzien van verdachte het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast, acht geslagen op het verhandelde ter terechtzitting en vorengenoemde rapportage en advies. Het reclasseringsadvies en het Pro Justitia rapport adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen en een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, omdat er noch vanuit de persoonlijkheid van verdachte noch vanuit diens functioneren indicaties zijn voor een pedagogische insteek . Eevenmin zijn er andere factoren aanwezig die de toepassing van het adolescentenstrafrecht verlangen. Ook zijn uit het verhandelde ter terechtzitting geen indicaties naar voren gekomen die aanleiding geven het adolescentenstrafrecht toe te passen. Dat [naam gezinsmanager] heeft aangevoerd dat een plaatsing van verdachte tussen volwassen criminelen ongunstig zou zijn, maakt dit niet anders.
De rechtbank zal dan ook het volwassenenstrafrecht toepassen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel, waarbij verdachte en zijn mededaders op intimiderende wijze, onder dreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een aantal sloffen sigaretten en een deel van de inhoud van de kassa hebben meegenomen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het slachtoffer grote angst aangejaagd en de ervaring leert dat slachtoffer van een overval nog langdurig de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dergelijke feiten worden doorgaans als zeer beangstigend en bedreigend ervaren. Dit is ook gebleken uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] . Verder worden dit soort misdrijven als zeer schokkend ervaren door de samenleving in het algemeen en door winkeliers in het bijzonder en dragen ze bovendien bij tot een gevoel van onveiligheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
27 maart 2018 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte, gelet op de ernst van het onderhavige feit en zijn strafblad, in aanmerking komt voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet echter, gelet op de inhoud van voornoemde rapportage en advies en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht het wenselijk om, gelet op de jeugdige leeftijd en persoonlijkheid van verdachte, spoedig over te gaan tot de behandeling en begeleiding zoals die door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank acht, alles afwegend en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en om zijn behandeling en begeleiding zeker te stellen, zal de rechtbank tevens de door de reclassering in vorengenoemd rapport en ter terechtzitting van 9 mei 2018 geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [slachtoffer] . Gelet op het strafblad van verdachte en de genoemde rapportage en het reclasseringsadvies, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij – conform met advies van de reclassering - bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar is.