ECLI:NL:RBAMS:2018:7316

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
15 oktober 2018
Zaaknummer
13/741270-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op sigarenwinkel met bedreiging en diefstal

Op 23 mei 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met bedreiging met geweld. De zaak betreft een gewapende overval op een sigarenwinkel die plaatsvond op 8 november 2017 in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire. De officier van justitie, mr. M.D. Braber, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, met uitzondering van het tegen het hoofd richten van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal, die werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gezichtsbedekkende kleding droeg en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp toonde aan het slachtoffer, wat leidde tot grote angst bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding werd gematigd tot €2.500,00. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/741270-17
Datum uitspraak: 23 mei 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , ter terechtzitting opgegeven als woonadres [woonadres] ,gedetineerd in het “ [detentieplaats]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.D. Braber, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 08 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer pak(ken) en/of slof(fen) sigaretten en/of geld, te weten ongeveer 30,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- met gezichtsbedekkende kleding de sigarenwinkel van voornoemde [slachtoffer] is/zijn binnengegaan en/of
- ( vervolgens) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden aan voornoemde [slachtoffer] en/of
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en/of gedrukt gehouden.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar haar op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van het tegen het hoofd richten van het vuurwapen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Grondslag voor de bewezenverklaring
De rechtbank grondt haar oordeel dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die uit het dossier en het verhandelde ter zitting zijn gebleken. De rechtbank
slaat daarbij acht op de aangifte van [slachtoffer] , de bevindingen van de politieagenten ter plaatse en de bekennende verklaring van verdachte. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
Bewijsoverwegingen
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij zijn vest tot aan zijn gezicht heeft dichtgeritst en dat hij zijn capuchon over zijn hoofd heeft getrokken, mede om herkenning te voorkomen. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte op 10 november 2017 verklaard dat één van de mededaders een balletjespistool had, welke op [slachtoffer] is gericht. De rechtbank acht bewezen dat verdachte gezichtsbedekkende kleding heeft gedragen en dat bij de overval gebruik is gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor het drukken van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd van [slachtoffer] , nu verdachte dit heeft ontkend en dit ook niet is gebleken uit de aangifte van [slachtoffer] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 8 november 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sloffen sigaretten en geld, te weten ongeveer 30,- euro, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij en zijn mededaders
  • met gezichtsbedekkende kleding de sigarenwinkel van voornoemde [slachtoffer] zijn binnengegaan en
  • vervolgens opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond en voorgehouden aan voornoemde [slachtoffer] en
  • dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op voornoemde [slachtoffer] hebben gericht en gericht gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft als standpunt naar voren gebracht dat verdachte in aanmerking komt voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Volgens de Pro Justitia rapportage zou een pedagogische aanpak nog wel mogelijk zijn. Verdachte is er meer bij gebaat om in de Justitiële Jeugdinrichting (hierna: JJI) te kunnen blijven. Volstaan kan worden met een onvoorwaardelijke jeugddetentie, met aftrek, gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast kan nog een deel voorwaardelijk worden opgelegd, met oplegging van de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd met toepassing van het volwassenstrafrecht een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest met een voorwaardelijk deel en oplegging van de bijzondere voorwaarden.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Toepassing volwassenenstrafrecht
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 28 maart 2018, opgemaakt door GZ-psycholoog M.E. Bredero-Ondris. Dit rapport houdt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende in:
Er is bij [verdachte] sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van
een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van ouder-kindrelatieproblematiek. [verdachte] heeft in aanloop naar het tenlastegelegde voldoende tijd en ruimte gehad om te reflecteren op zijn gedrag en zijn keuzes. Hoewel er bij [verdachte] sprake is van impulsiviteit, zijn er verschillende momenten geweest waarop [verdachte] had kunnen beslissen anders te handelen dan hij heeft gedaan. [verdachte] heeft derhalve over voldoende capaciteiten beschikt om zijn gedrag aan te passen of anders te handelen dan hij gedaan heeft. Geadviseerd wordt om niet het minderjarigenstrafrecht toe te passen. De kans op recidive wordt zonder interventie ingeschat als matig tot hoog. Geadviseerd wordt begeleiding door de reclassering en begeleid wonen op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Voorts word een behandeling bij een instelling als De Waag geadviseerd.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het advies van de reclassering van 20 april 2018, opgemaakt door S. Vet. Zij heeft ter zitting dit advies bevestigd. Het rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. Ondanks dat de heer [verdachte] geregeld handelt zonder na te denken, is hij goed in staat om zijn gedrag te organiseren en de zaken voor zichzelf te regelen. Er is sprake van een gemiddeld intelligentieniveau waardoor de heer [verdachte] voldoende op de hoogte is van de risico’s van zijn gedrag. Wij constateren dat de heer [verdachte] op dit moment naar school gaat in de JJI, hij hier profijt aan heeft en dat continuering van onderwijs wenselijk is. Er kan echter niet worden gesteld dat bij de heer [verdachte] een pedagogische aanpak noodzaak is. De heer [verdachte] is berekend in zijn keuzes. Wij adviseren een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, behandelverplichting – ambulante behandeling, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, locatieverbod, locatiegebod en andere voorwaarden het gedrag betreffende. Omdat er sprake is van een overvaller die valt onder de landelijk geldende overvallers aanpak vanuit het ministerie van V&J adviseren wij om bij betrokkene gedurende het hele toezicht elektronische controle toe te passen. Hiernaast zal betrokkene conform de aanwijzing vanuit het ministerie van V&J wekelijks door de reclassering gezien gaan worden. Indien er redenen zijn om de contactfrequentie te gaan afschalen, zullen wil hier melding van maken;
Daarnaast is ter terechtzitting van 9 mei 2018 de gezinsmanager [naam gezinsmanager] als getuige gehoord. Zij is Top600 regisseur en al vijf jaren betrokken bij verdachte. Zij heeft verklaard dat zij het, ondanks de andersluidende rapportage en het advies, wenselijk acht om het adolescentenstrafrecht toe te passen, zodat verdachte in de JJI kan blijven. Als hij wordt overgeplaatst naar een instelling met volwassenen, is de kans op verharding groter, hetgeen [naam gezinsmanager] gelet op de positieve ontwikkeling van verdachte niet wenselijk acht.
De rechtbank overweegt dat de rechtbank voor jongvolwassenen het adolescentenstrafrecht kan toepassen, indien daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Het uitgangspunt van de Wet adolescentenrecht is dat het voor rechters mogelijk is om een bij de ontwikkeling van een verdachte passende straf te kiezen, met als doel maximaal te stimuleren dat een verdachte een verantwoorde rol in de samenleving op zich zal nemen. De rechtbank heeft, voor het beantwoorden van de vraag of ten aanzien van verdachte het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast, acht geslagen op het verhandelde ter terechtzitting en vorengenoemde rapportage en advies. Het reclasseringsadvies en het Pro Justitia rapport adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen en een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden, omdat er noch vanuit de persoonlijkheid van verdachte noch vanuit diens functioneren indicaties zijn voor een pedagogische insteek . Eevenmin zijn er andere factoren aanwezig die de toepassing van het adolescentenstrafrecht verlangen. Ook zijn uit het verhandelde ter terechtzitting geen indicaties naar voren gekomen die aanleiding geven het adolescentenstrafrecht toe te passen. Dat [naam gezinsmanager] heeft aangevoerd dat een plaatsing van verdachte tussen volwassen criminelen ongunstig zou zijn, maakt dit niet anders.
De rechtbank zal dan ook het volwassenenstrafrecht toepassen.
Straftoemeting
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een winkel, waarbij verdachte en zijn mededaders op intimiderende wijze, onder dreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een aantal sloffen sigaretten en een deel van de inhoud van de kassa hebben meegenomen. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het slachtoffer grote angst aangejaagd en de ervaring leert dat slachtoffer van een overval nog langdurig de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dergelijke feiten worden doorgaans als zeer beangstigend en bedreigend ervaren. Dit is ook gebleken uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] . Verder worden dit soort misdrijven als zeer schokkend ervaren door de samenleving in het algemeen en door winkeliers in het bijzonder en dragen ze bovendien bij tot een gevoel van onveiligheid.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
27 maart 2018 betreffende verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder voor gewelds- en vermogensdelicten is veroordeeld.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte, gelet op de ernst van het onderhavige feit en zijn strafblad, in aanmerking komt voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet echter, gelet op de inhoud van voornoemde rapportage en advies en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken, aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank acht het wenselijk om, gelet op de jeugdige leeftijd en persoonlijkheid van verdachte, spoedig over te gaan tot de behandeling en begeleiding zoals die door de reclassering is geadviseerd. De rechtbank acht, alles afwegend en rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Om verdachte in de toekomst van strafbare gedragingen te weerhouden en om zijn behandeling en begeleiding zeker te stellen, zal de rechtbank tevens de door de reclassering in vorengenoemd rapport en ter terechtzitting van 9 mei 2018 geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte opleggen, met een proeftijd van 2 jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [slachtoffer] . Gelet op het strafblad van verdachte en de genoemde rapportage en het reclasseringsadvies, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij – conform met advies van de reclassering - bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar is.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Niet te definiëren goederen, beenkleed van scooter [kenteken] (5483897)
2. 1.00 STK Tas Kl:rood DIRK (5480555)
3. 1.00 STK Handschoen Kl:zwart TUCANO URBANO (5515441)
4. 1.00 STK Handgereedschap moersleutel (5515444)
5. 1.00 STK Acculader Kl:wit Apple iPhone (5515427)
6. 1.00 STK Papier papiertje met pen (5515446)
7. 2.00 STK Sok K1:wit (5515445)
8. 1.00 STK Schroevendraaier Kl:zwart, zwart met rood (5515452)
9. 1.00 STK Acculader Kl:groen powerbank (5515431)
10. 1.00 STK Jas K1:zwart regenjas (5515437)
11. 1.00 STK Schoenen K1:groen NIKE HUARACHE, maat 40 (5515439)
Op zitting heeft verdachte verklaard dat de in beslag genomen voorwerpen hem niet bekend voorkomen en dat deze niet aan hem toebehoren. Om die reden zal de rechtbank beslissen dat de in beslag genomen voorwerpen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 220,00 aan materiële schadevergoeding en
€ 5.000,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering moet worden toegewezen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tot immateriële schadevergoeding te matigen, omdat niet kan worden vastgesteld dat de psychische klachten volledig zijn veroorzaakt door het ten laste gelegde. Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De vordering is wat de materiële schade betreft niet betwist. De gevorderde materiële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is voldoende onderbouwd. Deze zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 8 november 2017.
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij [slachtoffer] recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het aannemelijk dat sprake is van meer dan een enkel psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen, aangezien het een feit van algemene bekendheid is dat slachtoffers van overvallen, waarbij een wapen is gebruikt, zwaardere psychische gevolgen ervaren. Uit de vordering is echter gebleken dat de benadeelde partij de afgelopen periode meer te verduren heeft gehad, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade volledig is toe te rekenen aan het bewezen verklaarde. Om die reden zal de rechtbank de vordering tot immateriële schadevergoeding matigen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij [slachtoffer] zal voor het overige, te weten € 2.500,-, niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) jaarvan deze gevangenisstraf
nietzal worden
ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht
De heer [verdachte] moet zich melden bij Reclassering Nederland, momenteel op het adres [adres reclassering] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Behandelverplichting – Ambulante behandeling
De heer [verdachte] wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn identiteitsontwikkeling, loskomen van zijn moeder, gebrekkige gewetensfunctie en emotieregulatieproblematiek, bij de Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de heer [verdachte] zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
Opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang
De heer [verdachte] wordt verplicht om mee te werken aan het onderzoeken van de mogelijkheden voor een verblijf in 24-uurs voorziening of een soortgelijke instelling. Mocht een geschikte woonvoorziening voor de heer [verdachte] gevonden worden, dan is hij tevens verplicht daar te verblijven en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Contactverbod
De heer [verdachte] wordt verboden contact te leggen met het slachtoffer in de onderhavige strafzaak, mevrouw [slachtoffer] ( [geboortedatum slachtoffer] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Locatieverbod
De heer [verdachte] wordt verboden om zich gedurende het toezicht te bevinden rondom het [adres] , dit betreft de standplaats van de sigarenzaak van mevrouw [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Locatiegebod
De heer [verdachte] wordt geboden om zich op specificatie tijdstippen op zijn adres:
[woonadres] te bevinden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van elektronisch toezicht;
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
1. De heer [verdachte] wordt verplicht om een inspanning te leveren om een passende dagbesteding te vinden zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. De heer [verdachte] wordt verplicht om een inspanning te leveren om zijn financiële situatie op orde te brengen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
3. De heer [verdachte] geeft openheid over zijn sociale netwerk en contacten.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1. STK Niet te definiëren goederen, beenkleed van scooter [kenteken] (5483897)
2. 1.00 STK Tas Kl:rood DIRK (5480555)
3. 1.00 STK Handschoen Kl:zwart TUCANO URBANO (5515441)
4. 1.00 STK Handgereedschap moersleutel (5515444)
5. 1.00 STK Acculader Kl:wit Apple iPhone (5515427)
6. 1.00 STK Papier papiertje met pen (5515446)
7. 2.00 STK Sok K1:wit (5515445)
8. 1.00 STK Schroevendraaier Kl:zwart, zwart met rood (5515452)
9. 1.00 STK Acculader Kl:groen powerbank (5515431)
10. 1.00 STK Jas K1:zwart regenjas (5515437)
11. 1.00 STK Schoenen K1:groen NIKE HUARACHE, maat 40 (5515439)
Wijst de vordering van [slachtoffer], wonende te Amsterdam ,
toe tot € 2.720,- (tweeduizendzevenhonderd en twintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rentedaarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 8 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] , € 2.720,- (tweeduizendzevenhonderd en twintig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 8 november 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening, aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 37 (zevenendertig) dagen.
De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover door of namens verdachte of een ander aan een van de genoemde betalingsverplichtingen is voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L. Lugthart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 mei 2018.
De oudste rechter is buiten staat het vonnis te ondertekenen.