In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Amsterdamse, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin het bezwaar van eiseres tegen een eerdere terugvordering van bijstandsuitkering ongegrond was verklaard. De terugvordering was het gevolg van een vermeende schending van de inlichtingenverplichting door eiseres, die in 2017 te veel bijstand had ontvangen door inkomsten uit arbeid of loondoorbetaling bij ziekte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen bezwaar had gemaakt tegen een eerder besluit tot terugvordering, waardoor dit besluit in rechte onaantastbaar was geworden. Dit betekende dat de rechtbank niet meer kon oordelen over de schending van de inlichtingenverplichting in deze procedure. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of verweerder terecht was overgegaan tot brutering van de vordering, waarbij de vordering was verhoogd met belastingen en premies.
De rechtbank oordeelde dat verweerder op basis van de Participatiewet de bevoegdheid had om tot brutering over te gaan, mits er geen bijzondere omstandigheden waren die dit onredelijk maakten. Aangezien eiseres haar inlichtingenverplichting had geschonden en de vordering niet was voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking had, was het beleid van verweerder om tot brutering over te gaan niet onredelijk. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht toegewezen.