ECLI:NL:RBAMS:2018:7627

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
13/751644-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon ten behoeve van vervolging in België

Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 14 augustus 2018, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 27 juni 2018 was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en op dat moment gedetineerd, heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting. Zijn raadsman, mr. T. Sen, heeft verklaard gemachtigd te zijn om namens hem op te treden.

Tijdens de zitting op 9 oktober 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon betrokken zou zijn bij een criminele organisatie die zich bezighoudt met de grootschalige invoer van heroïne in België. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beschrijving van de feiten in het EAB voldoende is om te voldoen aan de eisen van de Overleveringswet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De opgeëiste persoon kan alleen worden overgeleverd als er garanties zijn dat hij zijn straf in Nederland zal ondergaan. De Belgische autoriteiten hebben deze garantie gegeven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon kan worden vervolgd in België.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751644-18
RK-nummer: 18/5692
Datum uitspraak: 23 oktober 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 augustus 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 juni 2018 door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [BRP-adres]
op dit moment gedetineerd in [Justitieel Complex] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 oktober 2018. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van het aanwezigheidsrecht ter terechtzitting. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. T. Sen, advocaat te Amsterdam, heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia kloppen en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsmandaat bij verstek van 27 juni 2018 van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Belgie strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat geen concrete informatie over zijn rol in het dossier zit behalve dat de opgeëiste persoon als stroman wordt gezien. De omschrijving van de feiten is gelet daarop niet genoegzaam.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens dient te bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en het voor de rechtbank duidelijk is of het verzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. Daartoe dient het EAB een beschrijving te bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Bovendien dient die beschrijving de naleving van het specialiteitsbeginsel te kunnen waarborgen.
In het EAB wordt vermeld dat er ernstige aanwijzingen zijn dat de opgeëiste persoon binnen een criminele organisatie betrokken is bij de grootschalige invoer van heroïne in België. Hij zou onder meer de actuele zaakvoerder van de vennootschap [naam vennootschap] zijn, aan welke rechtspersoon de container is afgeleverd. In het Form A, de aanvullende informatie bij het EAB, wordt zijn rol aangegeven als “perpetrator”. De rechtbank is van oordeel dat de de mate van betrokkenheid van de opgeeiste persoon hiermee genoegzaam is omschreven en dat het specialiteitsbeginsel voldoende is gewaarborgd.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Belgie een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings in Antwerpen – Afdeling Turnhout, heeft op 28 augustus 2018 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 paragraaf 3 van het kaderbesluit d.d. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] geboren op [geboortedag] 1989. Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om deze straf of maatregel daar te ondergaan.”
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De onder 4.1 bedoelde feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
het deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 140 Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 Opiumwet, 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en A.W.C.M. van Emmerik, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.E. van Diepen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2018.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
C