ECLI:NL:RBAMS:2018:7627
Rechtbank Amsterdam
- Rekestprocedure
- J.A.A.G. de Vries
- C.A. van Dijk
- A.W.C.M. van Emmerik
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een opgeëiste persoon ten behoeve van vervolging in België
Op 23 oktober 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 14 augustus 2018, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 27 juni 2018 was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter van de Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen. De opgeëiste persoon, geboren in 1989 en op dat moment gedetineerd, heeft afstand gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting. Zijn raadsman, mr. T. Sen, heeft verklaard gemachtigd te zijn om namens hem op te treden.
Tijdens de zitting op 9 oktober 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met dertig dagen verlengd om voldoende tijd te hebben voor de beoordeling van de overlevering. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon betrokken zou zijn bij een criminele organisatie die zich bezighoudt met de grootschalige invoer van heroïne in België. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beschrijving van de feiten in het EAB voldoende is om te voldoen aan de eisen van de Overleveringswet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De opgeëiste persoon kan alleen worden overgeleverd als er garanties zijn dat hij zijn straf in Nederland zal ondergaan. De Belgische autoriteiten hebben deze garantie gegeven. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon kan worden vervolgd in België.