Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking van de kantonrechter
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek]
[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESCHIKKING
Feiten
2. Termination2.1. Both Parties shall be entitled to terminate the Employment Agreement by giving notice in writing equal to a notice period of twelve (12) months if given by the Employer and six (6) months if given by the Employee, such termination to be effective on the first day after the end of this period. The Employer will continue to pay salary during this period.
2.2 Employees who travel on business shall choose the most reasonable travel time, route, transport means and accommodations (…)3.1 Hotel costs should be reasonable for the geographic area visited. (…)3.2 The general criteria are;- 3 star hotels (tourist) or 4 star (first class) according to the quality price ratio at the establishments in each destination city- Proximity to the work venue in the destination city- Standard rooms
2.1 Anyone travelling on the Company’s business, in possession of corporate creditcards and authority to incur costs, is in a position of trust not only for ensuring the Company’s expenses policy is followed but to uphold the spirit of reasonableness.2.2 Anyone who abuses this policy or takes advantage of the Company expenses or disregards the rules incorporated in this document may be subject to disciplinary action.
It has been established that you have used the corporate credit card for private and personal expenses. It has further been established that you have charged private expenses erroneously, either with or without false statements such as “Hotel joint meeting” for an expensive watch, “Network seminar” for a hotel during your holiday, “For work activities” for a luxury woman handbag. You have misled and caused damages to our company. You have repeatedly breached our confidence and you have violated your obligations as our employee and CFO as among others included in your job descriptions and employment agreement.Taking into consideration the aforementioned, your acts and conducts mentioned above have to be qualified as a serious misconduct, (deliberate) deception, embezzlement and/or theft, having the result that we cannot continue your employment any longer. Your acts and conducts as described in this Letter and Annexes severally and jointly constitute one or more urgent reasons (dringende redenen) within the meaning of Article 7:677 in conjunction with 7:688 of the Dutch Civil Code (DCC) being based on which your employment agreement in hereby terminated with immediate effect. The final settlement of account will be prepared as of Today.In de brief maakt [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aanspraak op (terug)betaling van het bedrag van
€ 107.555,00, evenals € 30.490,03 aan advocaatkosten en € 125.868,96 wegens de onregelmatige opzegging. Deze bedragen heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] in een volgend schrijven naar boven bijgesteld.
Verzoek en bijkomende vorderingen van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek]
- een billijke vergoeding van € 138.536,74 bruto (vordering VIII).
Daarnaast vordert [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] :
- de contractuele beëindigingsvergoeding (vordering VI)
- de gefixeerde vergoeding ex artikel 7:677 lid 3 BW (vordering VII), en
- de bonus over 2017 (vordering IX).
voert ter onderbouwing het volgende aan.
De billijke vergoeding (vordering VIII)Allereerst stelt [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zich op het standpunt dat het ontslag niet onverwijld gegeven. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] legt hieraan ten grondslag dat hij al sinds 2010 beschikt over een zakelijke creditcard, en dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] maandelijks van hem een overzicht kreeg van de gedane uitgaven. De CEO keurde dit overzicht vervolgens goed. Als deze uitgaven niet juist waren geweest en dit een dringende reden voor ontslag zou vormen, had [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] dit kunnen zien en onverwijld aan [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] moeten meedelen. In plaats daarvan heeft [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] maandelijks haar goedkeuring gegeven. Daarnaast heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] al op 28 februari 2018 een toelichting gegeven op de gedeclareerde onkosten, waarna hij zijn werkzaamheden gedurende twee weken mocht hervatten. Indien de uitgaven daadwerkelijk een dringende reden opleveren, had [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] het ontslag op staande voet op 28 februari 2018 dan wel 12 maart 2018 moeten geven, omdat toen al duidelijk was dat er enkele onjuistheden in de verklaringen zaten.
Bijkomende vorderingen van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek]
Gefixeerde schadevergoeding (vordering VII)Volgens [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] is [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] op grond van artikel 7:672 lid 10 BW de vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd, gelijk aan het bedrag aan loon over de opzegtermijn van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , te weten € 275.855,- bruto (zijnde het salaris over een periode van 12 maanden).
Overeengekomen beëindigingsvergoeding (vordering VI)[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] stelt verder dat [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] , ongeacht of de arbeidsovereenkomst is geëindigd door het ontslag op staande voet of niet, de overeengekomen beëindigingsvergoeding verschuldigd is van € 336.078,37 bruto. Naar [land 1] recht is het volgens [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] gebruikelijk dat een dergelijke vergoeding bij opzegging van de arbeidsovereenkomst hoe dan ook (als golden parachute) moet worden uitgekeerd, ongeacht wie het initiatief heeft genomen tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In de arbeidsovereenkomst staat ook niet dat de vergoeding hem niet toekomt als de arbeidsovereenkomst eindigt door een ontslag op staande voet, terwijl een dergelijk ontslag naar [land 1] recht ook mogelijk is en er dus voor gekozen is om dit niet uit te sluiten. De overeengekomen vergoeding komt hem derhalve hoe dan ook toe, zelfs als het ontslag op staande voet in stand blijft, aldus [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] .
Bonus 2017 (vordering IX)Voorts vordert [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] een bedrag van € 84.433,47 bruto als bonus over 2017, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Dit bedrag was reeds door de leidinggevende van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] goedgekeurd, maar betaling was door de leiding in [land 2] opgehouden. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] stelt nog recht te hebben op uitbetaling van het bedrag over 2017.
Verweer en aanverwante (tegen)vorderingen van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
- en veroordeling van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] tot terugbetaling van € 154.648,- (vordering II),
- veroordeling van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] tot terugbetaling van alle onregelmatige en onrechtmatige onttrekkingen en betalingen vanaf indiensttreding tot het einde van het dienstverband op te maken bij staat (vordering III),
- veroordeling van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] tot betaling van de onderzoekskosten van KPMG ad
€ 96.648,- (vordering IV), en
- veroordeling van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in de buitengerechtelijke kosten ad € 80.413,98 (vordering V),
dit alles vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in de kosten van de procedure. [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] licht haar standpunt als volgt toe.
Verweer - ontslag op staande voet (vordering VIII en VII)[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft het vertrouwen van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] ernstig beschaamd en heeft misbruik gemaakt van zijn positie als CFO. Uit onderzoek van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] en KPMG is namelijk gebleken dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] de zakelijke creditcard van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] (jarenlang) heeft gebruikt om privé uitgaven zoals luxe (gezins-)vakanties, (gezins-) etentjes en persoonlijke accessoires te financieren, terwijl hij [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] daarbij structureel heeft misleid door privé-uitgaven als zakelijke uitgaven te omschrijven en op te geven. Dit terwijl uitsluitend (i) kosten voor ‘travelling en entertainment’, (ii) die in het belang van werkgever zijn, (iii) op basis van een gespecificeerde onkostendeclaratie (met onderliggend bewijs) voor vergoeding in aanmerking komen. Daarnaast gelden specifieke regelingen voor telefoonkosten, managementtrainingen en kosten voor de home office.
De billijke vergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging dienen derhalve te worden afgewezen.
Beëindigingsvergoeding (vordering VI)Voor wat betreft de beëindigingsvergoeding, voert [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] aan dat het nimmer de bedoeling is geweest om overeen te komen dat deze [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in omstandigheden zoals de onderhavige nog zou toekomen. Het is naar [land 1] recht bovendien ook niet gebrui-kelijk een werknemer na een ontslag op staande voet alsnog de overeengekomen beëindigingsvergoeding ontvangt. Het is bovendien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar indien [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] alsnog aanspraak kan maken op de beëindigingsvergoeding van artikel 2.2 van de arbeidsovereenkomst. Ook is de hoogte van het door [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] gevraagde bedrag niet juist.
Bonus 2017 (vordering IX)[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft daarbij geen recht op betaling van de bonus over 2017 nu hij zo ernstig verwijtbaar heeft gehandeld dat alle punten van het criterium van de “Governance & Interne controle”, waar bij de toekenning van een bonus naar wordt gekeken, in mindering zijn gebracht. Als gevolg daarvan heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] geen recht op een bonus over 2018 en evenmin over 2018. Betaling van de bonus zou eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, aldus [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] .
Aanverwante (tegen)vorderingen van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
Terugbetaling en onderzoekskosten (vordering II/III en IV)[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] vordert (terug)betaling van het bedrag dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] volgens KPMG in 2017 in strijd met de geldende voorschriften en procedures heeft gedeclareerd c.q. betaald, zijnde € 154.648,- over 2017 en het schade bedrag voor alle andere jaren te bepalen via een schadestaat procedure. Ook vordert [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] betaling van de onderzoeks-kosten van KPMG ter hoogte van € 96.648,- exclusief btw. Dit bedrag is mede door toedoen van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zo hoog opgelopen, nu hij heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek van KPMG.
Buitengerechtelijke kosten (vordering V)Daarnaast vordert [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] betaling van de advocaatkosten tot aan het opstellen van het verweerschrift ad € 80.413,98.
Wettelijke rente en verrekening (vorderingen VI en VII)[verweerster, verzoekster in het tegenverzoek] maakt telkens aanspraak op de wettelijke rente en op verrekening met de eventuele vergoedingen, die aan [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zouden worden toegekend.
Verweer (tegen)vorderingen van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek]
Beoordeling van de vorderingen van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek]
Het ontslag op staande voet (vorderingen VII en VIII)
Contractuele beëindigingsvergoeding (vordering VI)
Bonus 2017 (vordering IX)
Beoordeling van de (tegen)verzoeken van [verweerster, verzoekster in het tegenverzoek]
(Terug)betaling over 2017 en verwijzing naar schadestaat (vorderingen II en III)
Kosten KPMG en advocaatkosten tot begin juli 2018 (vorderingen IV en V)
Verrekening en wettelijke rente (vordering VI en VII)
BESLISSING
Op het verzoek en de aanverwante vorderingen van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] :
€ 84.433,47 bruto;