ECLI:NL:RBAMS:2018:789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
C/13/641402 / KG ZA 18-12
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van voorzieningen in kort geding betreffende teakbeleggingen en beheerder aanstelling

In deze zaak, die op 14 februari 2018 door de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie beleggers en de Vereniging Teak Participanten (VTP), een kort geding aangespannen tegen de Stichting Administratie- en Trustkantoor Tectona (SATT). De eisers vorderden onder andere dat SATT zou worden opgedragen om een beheerder aan te stellen voor de teakplantages in Brazilië, waar zij in hebben geïnvesteerd. De eisers stelden dat SATT als bewaarder en juridisch eigenaar een zorgplicht heeft ten opzichte van de participanten en dat er geen adequaat beheer plaatsvond. SATT voerde verweer en stelde dat de vorderingen niet toewijsbaar waren, onder andere omdat de participanten niet konden blijven vasthouden aan hun oorspronkelijke verwachtingen gezien de onvoorziene omstandigheden, zoals het faillissement van de eerdere beheerders.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gevraagde voorzieningen niet konden worden toegewezen. De rechter erkende de onvrede van de beleggers, maar benadrukte dat het niet mogelijk was om SATT te dwingen tot het aanstellen van een nieuwe beheerder, gezien de juridische en praktische complicaties. De rechter weigerde de vorderingen en veroordeelde de eisers in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van beheerders in complexe beleggingsstructuren en de noodzaak voor transparantie en communicatie met participanten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/641402 / KG ZA 18-12 AB/MV
Vonnis in kort geding van 14 februari 2018
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING TEAK PARTICIPANTEN,
gevestigd te Almere,
eisers bij dagvaarding van 19 januari 2018,
advocaat mr. M.C. de Jong te Rotterdam,
tegen
de stichting
STICHTING ADMINISTRATIE- EN TRUSTKANTOOR TECTONA,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaten mrs. N.A. van Loon en S.R. Spoelder te Amsterdam.
Eisers zullen hierna ook [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en VTP worden genoemd. Gedaagde zal hierna ook SATT worden genoemd.

1.De procedure

Ter terechtzitting van 31 januari 2018 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. SATT heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. SATT heeft tevens een ‘akte houdende feitenoverzicht’ en een pleitnota in het geding gebracht.
Ter zitting waren – voor zover van belang – aanwezig:
aan de zijde van eisers [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , [voorzitter] (voorzitter van VTP) en [bestuurslid] (bestuurslid van VTP) met mr. De Jong;
aan de zijde van SATT [naam 1] en [naam 2] met mrs. Van Loon en Spoelder.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.

2.De feiten

2.1.
Eisers 1 tot en met 3 behoren tot een groep van ongeveer 13.500 Nederlandse beleggers die hebben geparticipeerd in teakhoutplantages in Brazilië, waarmee zij de economische eigendom van de (tussen- en eindkappen van de) desbetreffende teakbomen hebben verkregen. Zij hebben die beleggingen in de periode van 1996 tot en met 2002 gekocht van de Amazon Teak Foundation (ATF) dan wel van de in 2010 gefailleerde dochtermaatschappij van ATF, Goodwood Investments B.V. (Goodwood).
2.2.
Sinds het faillissement van Goodwood trad ATF op als beheerder van alle door haar en Goodwood verkochte beleggingen. De beheerstaken omvatten onder meer het optreden in het belang van de participanten inzake de aan de belegging verbonden rechten; toezicht en controle op de activiteiten van het plantagebedrijf; rapporteren over de werkzaamheden die door het plantagebedrijf zijn uitgevoerd en rapporteren over de waarde van de participaties. ATF heeft het operationele beheer van de plantages uitbesteed aan een bosbouwer, de Braziliaanse vennootschap Floresteca SA (Floresteca). Floresteca is juridisch eigenaar van de plantages.
2.3.
SATT is juridisch eigenaar van de teakbomen. Zij administreert en beheert deze eigendomsrechten. Zij treedt op als bewaarder (trustee) van de participaties van de beleggers. SATT houdt niet alleen de beleggingen voor de hiervoor genoemde 13.500 participanten, maar ook voor een aantal institutionele beleggers.
SATT ontvangt van Floresteca de netto kapopbrengsten en dient deze door te betalen aan de participanten. Artikel 2 van haar statuten luidt als volgt:
2.1 De stichting heeft ten doel:
i) het optreden als houder (trustee) voor derden van de juridische eigendom van
de houtopstanden in cultuurplantages aangelegd door Floresteca S.A.
(…), en
ii) het administreren van de individuele en collectieve economische
(opbrengst)rechten van derden/beleggers met betrekking tot voormelde
houtopstanden;
een en ander overeenkomstig de tussen de stichting en Floresteca SA., voormeld,
de desbetreffende beleggers en eventuele andere partijen overeengekomen
voorwaarden en overeenkomsten.
en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of
daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
2.2
Zij tracht dit doel te bereiken door onder meer:
i) het als houder in juridische eigendom verkrijgen en te zijner tijd vervreemden
van voormelde houtopstanden;
ii) het daartoe aangaan van verplichtingen;
iii) het voeren van de administratie van de individuele rechten van
derden/beleggers op voormelde houtopstanden alsmede het beheren en
uitkeren van opbrengstrechten van voormelde houtopstanden,
iv) en voorts al hetgeen overigens bevorderlijk kan zijn aan de verwezenlijking
van het doel.
2.3
Onder het doel van de stichting is tevens begrepen het geheel dan wel gedeeltelijk overdragen van (a) de juridische eigendom van de houtopstanden als bedoeld in het eerste lid onder (i) alsmede (b) de administratie van de individuele en collectieve economische (opbrengst)rechten van derden/beleggers met betrekking tot
voormelde houtopstanden als bedoeld in het eerste lid onder (ii) aan een
beleggingsinstelling, een honderd procent (100 %) deelneming van een
beleggingsinstelling, een aan de beleggingsinstelling gerelateerde bewaarder of een
andere opvolgende bewaarder die de werkzaamheden van de stichting geheel dan
wel gedeeltelijk zal overnemen.
2.4.
VTP treedt op als belangenvereniging van participanten. Op dit moment zijn ongeveer 1500 participanten lid van VTP. Artikel 2 van haar statuten luidt als volgt.
Artikel 2 Doel
1. De vereniging heeft als doel het ondersteunen van de belangen van
investeerders in teakbeleggingen, in van teakbeleggingen afgeleide producten
en in teakbeleggingsconstructies die ooit verkocht zijn door Stichting Amazon
Teak Foundation, (…), door onderdelen van de GoodWood groep, waaronder Goodwood Investments B.V., (…), door onderdelen van de Floresteca Groep, waaronder Floresteca Holding N.V. en Floresteca B.V., (…) en constructies waarvan het juridisch eigendom ooit ondergebracht is in Stichting Administratie- en Trustkantoor Tectona, (…) en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
2.5.
Op 17 november 2015 heeft VTP bij deze rechtbank op grond van artikel 2:298 lid 1 BW een verzoek ingediend tot het ontslaan dan wel schorsen van de bestuurders van ATF en SATT. Bij beschikking van 2 februari 2016 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.
2.6.
ATF is op 15 mei 2017 ontbonden. ATF had op dat moment ongeveer
€ 1.500.000,- aan schulden.
2.7.
VTP heeft contact gezocht met de Hollandse Bosbouwmaatschappij (HBM) met het verzoek de teakplantages in Brazilië te beheren. HBM heeft hiermee ingestemd, maar SATT heeft niet meegewerkt aan het aanstellen van HBM als beheerder. Bij brief van 16 oktober 2017 (abusievelijk gedateerd op 21 augustus 2017) gericht aan SATT heeft HBM haar aanbod om het beheer op zich te nemen herhaald. SATT heeft hierop afwijzend gereageerd bij e-mail van 8 november 2017.
2.8.
Bij brief van 26 oktober 2017 heeft SATT aan participanten die deelnemen in de plantages Silas en Kumbaru meegedeeld over te gaan tot het uitbetalen van de kapopbrengsten. Als producties 20 en 21 hebben eisers de desbetreffende brieven aan [eiser 2] en [eiser 3] in het geding gebracht. SATT heeft het model voor de desbetreffende brief als productie 16 in het geding gebracht. In de brieven is opgenomen dat de participant na ontvangst van het bedrag onder meer verklaart akkoord te zijn met de wijze van vaststelling van de opbrengst en aan SATT volledige en finale kwijting verleent van haar verplichtingen op basis van de participaties.
2.9.
Bij brief van 15 december 2017 heeft de raadsman van eisers SATT gesommeerd aan de participanten voor te leggen of zij instemmen met het door VTP en HBM opgestelde beheerplan. Bij brief van 21 december 2017 heeft SATT aan de raadsman van eisers bericht het ook wenselijk te achten een nieuwe beheerder aan te stellen, maar het voorstel van VTP en HBM alleen aan de participanten te willen voorleggen op basis van duidelijke en juiste informatie. VTP heeft een dergelijk verzoek om instemming niet opgesteld, aldus SATT. Ook is bij een dergelijk verzoek de instemming van alle participanten vereist, aldus SATT, en niet slechts van een twee/derde meerderheid zoals VTP voorstelt. Ook heeft SATT erop gewezen dat het aanstellen van een nieuwe beheerder de goedkeuring vereist van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).
2.10.
Bij brief van 22 december 2017 heeft de raadsman van eisers gereageerd op de hiervoor genoemde brief van SATT van 21 december 2017. In deze brief is in het kader van de uitbetaling van de kapopbrengsten tevens aanspraak gemaakt op betaling van € 787.802,24. Van dit bedrag wordt € 760.420,- gevorderd ten behoeve van bij VTP aangesloten participanten met wie VTP lastgevingsovereenkomsten is aangegaan. Ten behoeve van [eiser 2] wordt aanspraak gemaakt op € 21.018,- en ten behoeve van [eiser 3] op € 6.364,24.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en VTP vorderen – kort gezegd – het volgende:
I.
primairaan SATT op te dragen om aan alle participanten de vraag voor te leggen of wordt ingestemd met het beheerplan van VTP en HBM en of er dus mee akkoord wordt gegaan dat
a) de opbrengst van de eindkappen mag worden berekend uit de gemiddelde opbrengst per hectare van een geheel plantagejaar;
b) beheerkosten worden ingehouden van 4-6% en
c) de kapopbrengsten zo snel mogelijk worden uitbetaald;
met daarbij het verzoek aan de participanten om een kopie van hun reactie aan VTP te sturen;
subsidiairaan SATT op te dragen een eigen beheerplan op te stellen dat strekt tot benoeming van een beheerder die onafhankelijk is van SATT en Floresteca, welk plan aan de volgende voorwaarden moet voldoen:
a) transparantie in de berichtgeving aan de participanten;
b) onafhankelijk en deskundig toezicht op de bosbouwactiviteiten van Floresteca;
II. aan SATT op te dragen om bij een positieve respons van twee/derde of meer op het onder I bedoelde verzoek over te gaan tot de benoeming van HBM tot beheerder dan wel de eigen beheerder, onder overdracht aan de beheerder van alle bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van zijn taak;
III. een en ander op straffe van dwangsommen;
IV. SATT te veroordelen tot betaling aan [eiser 2] bij wijze van voorschot op de opbrengst van de eindkap € 20.319,-;
V. SATT te veroordelen tot betaling aan [eiser 3] bij wijze van voorschot op de opbrengst van de eindkap € 6.153,-;
VI. SATT te veroordelen tot betaling aan VTP ten behoeve van de participanten die met VTP een lastgevingsovereenkomst zijn aangegaan bij wijze van voorschot op de opbrengst van de eindkap € 718.847,-;
VII. SATT te veroordelen tot betaling aan eisers van € 6.913,95 aan buitengerechtelijke kosten;
VIII. SATT te veroordelen in de kosten van dit geding en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Eisers stellen hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende. VTP treedt in dit kort geding op als een vereniging die belangen behartigt als bedoeld in de artikelen 3:305a en 3:305b BW. VTP verwijst hiervoor naar artikel 2 van haar statuten (zie 2.4). Uit dien hoofde vordert VTP samen met de overige eisers dat een beheerder wordt aangesteld. Feitelijk is immers al jarenlang geen sprake meer van beheer. Er vindt ook geen of nauwelijks communicatie plaats met de participanten. Op de eindkappen die plaatsvinden en op het doen en laten van Floresteca wordt geen enkele controle uitgeoefend. VTP heeft om die reden het initiatief genomen om samen met HBM een beheerplan op te stellen. Met dit plan heeft 99,8% van de bij VTP aangesloten respondenten ingestemd. Desondanks wil SATT dit plan niet voorleggen aan de overige participanten. SATT wilde op een goed moment in het geheel niet meer met VTP communiceren vanwege een aantal door VTP georganiseerde acties.
Als grondslag voor de vordering tot het aanstellen van een beheerder wordt onder meer gesteld dat SATT als bewaarder en juridisch eigenaar een zorgplicht heeft ten opzichte van de participanten. Dit blijkt uit haar statutaire doelstelling (zie 2.3) en uit de contracten die zij is aangegaan met een groot aantal participanten. Ook in de algemene voorwaarden die bij een aantal contracten horen is opgenomen dat SATT een beheerder moet aanstellen. Het handelen van SATT is ook onrechtmatig. SATT maakt inbreuk op het eigendomsrecht van eisers 1 tot en met 3 op de tussen- en eindkappen. De waarde daarvan is immers beduidend minder dan deze bij goed beheer zou zijn geweest. SATT handelt in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt door niet te zorgen voor afdoende beheer over de beleggingen. Dat de verkoop van de beleggingen via ATF en Goodwood is verlopen, ontslaat SATT niet van haar zorgplicht. Hierbij is van belang dat het gaat om een juridisch ingewikkeld beleggingsproduct. Het spoedeisend belang bij het aanstellen van een beheerder is erin gelegen dat de schade van de participanten blijft oplopen zolang er geen beheerder wordt benoemd. Die schade bestaat er onder meer uit dat Floresteca te vroeg uitdunt en de eindkap vijf jaar naar voren haalt, zonder goede bosbouwkundige en financiële onderbouwing.
Als productie 25 heeft VTP 85 lastgevingsovereenkomsten in het geding gebracht op grond waarvan zij de bevoegdheid heeft voor rekening van de lastgevers maar op eigen naam een rechtsvordering tegen SATT in te stellen. Op die grond wordt – samen met de overige eisers – van SATT uitbetaling van het voorschot gevorderd. Hierbij is van belang dat bij de participanten aan wie uitbetaling is aangeboden in oktober 2017 (zie 2.8) ten onrechte kosten worden ingehouden. In de contracten is limitatief opgesomd welke kosten mogen worden ingehouden op de opbrengst en de 4% die SATT inhoudt is hiermee in strijd. Verder worden eerder uitgekeerde bedragen voor tussenkappen bij alle participanten ingehouden, terwijl niet aan iedereen dezelfde tussenkapbedragen zijn uitgekeerd. Ook heeft Floresteca de uitkering bezwaard met te hoge of onterechte belasting. SATT rekent bovendien over 2017 bijna een kwart miljoen dollar voor bewaring terwijl daarvoor bij de inleg al is betaald. In de brief van oktober 2017 wordt aan de participanten gevraagd finale kwijting te verlenen. Zij hebben alleen recht op uitbetaling indien zij instemmen met de eenzijdig door SATT en Floresteca opgestelde berekening. In dit kort geding wordt een voorschot gevraagd op de eindafrekening, zonder dat de participanten gedwongen worden om te tekenen voor finale kwijting. De participanten willen niet het recht opgeven nabetaling te eisen van onterechte aftrekposten.
Eisers hebben ook een spoedeisend belang bij de vordering tot uitbetaling van de voorschotten. SATT vraagt de bedragen immers pas op bij Floresteca indien alle participanten hebben ingestemd met finale kwijting. De gelden blijven dus in Brazilië achter en kunnen verloren gaan. Dat Floresteca te vroeg kapt, doet vermoeden dat zij kampt met een liquiditeitstekort.
3.3.
SATT heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het is met de beleggingen in Braziliaans teakhout bepaald minder gelopen dan de beleggers destijds mochten verwachten. Met name het faillissement van beheerder Goodwood en de ontbinding, met achterlating van enorme schulden, van (opvolgend) beheerder ATF waren rampzalig voor de projecten. Daarmee was immers niet alleen veel geld verdampt, maar viel ook de controle op het beheer van de plantages weg. Het is dan ook begrijpelijk dat veel beleggers hoogst ontevreden zijn.
4.2.
Door deze onfortuinlijke gang van zaken is een uitzonderlijke situatie ontstaan, waarin de zeilen naar de wind moeten worden gezet en moet worden geprobeerd om er voor iedereen nog zo goed mogelijk uit te komen. Juridisch gezien is sprake van onvoorziene omstandigheden van dien aard dat de partijen bij de oorspronkelijke overeenkomsten naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet mogen verwachten dat die overeenkomsten ongewijzigd in stand blijven.
geldvorderingen
4.3.
Zo kunnen de beleggers in redelijkheid niet blijven vasthouden aan het standpunt dat de kosten van SATT waren verdisconteerd in de aankoopprijs. Dat was inderdaad de opzet, maar door wat er vervolgens is gebeurd zullen enerzijds voor SATT bestemde gelden zijn verdwenen, terwijl SATT anderzijds als gevolg van de eisen van de AFM nieuwe taken erbij heeft gekregen. Aangezien SATT niet een rechtspersoon is met een noemenswaardig eigen vermogen, zullen haar redelijke kosten alsnog door de beleggers moeten worden gedragen. SATT zal daarbij uiteraard behoorlijk inzicht moeten geven in haar inkomsten en uitgaven. In dit kort geding is niet aannemelijk geworden dat zij in dat opzicht tekortschiet. Eisers hebben in dit verband nog gesteld dat hun aandeel in die kosten in geen verhouding staat tot de oppervlakten waarin zij hebben belegd, maar SATT heeft daar onweersproken tegenover gesteld dat zij aan de vele individuele beleggers veel meer werk heeft dan aan de paar institutionele beleggers. Eisers weigeren dan ook ten onrechte mee te delen in de nader door SATT gemaakte kosten. Daar komt bij dat het feit dat SATT geen noemenswaardig eigen vermogen heeft tot gevolg heeft dat alles wat eisers weigeren te betalen of op SATT zullen verhalen ten laste zal komen van de overige beleggers, voor wie daardoor immers minder zal overschieten.
4.4.
Voor zover eisers als voorschot een hoger bedrag vorderen dan aan ieder van de beleggers door SATT is aangeboden stuit dat op het voorgaande af. Voor toewijzing van een geldvordering is in kort geding namelijk alleen plaats, als het bestaan en de omvang van die vordering voldoende aannemelijk zijn en dat is hier niet het geval.
4.5.
SATT verbindt aan uitbetaling terecht de voorwaarde dat de ontvanger haar finale kwijting verleent en akkoord gaat met haar berekening. Eventuele claims jegens SATT voor hogere bedragen zullen immers, zoals gezegd, ten koste van de overige beleggers gaan, omdat SATT geen buffer heeft waaruit dergelijke bedragen zouden kunnen worden voldaan.
Eisers hebben wel een punt als zij erover klagen dat zij nu worden gedwongen om ook akkoord te gaan met de achterliggende, door SATT overgenomen, cijfers van Floresteca, willen zij überhaupt iets uitgekeerd krijgen. Zeker nu geen sprake meer is van behoorlijke controle op de gang van zaken in Brazilië, moeten eisers de mogelijkheid blijven houden om degenen die zij daar verantwoordelijk houden aansprakelijk te stellen, en dat is bij de huidige opzet van de modelbrief die zij voor akkoord moeten tekenen voordat SATT uitkeert niet mogelijk. Dit is ter zitting besproken en SATT heeft zich bereid verklaard die brief zo in het vat te gieten dat alleen jegens haar kwijting wordt verleend, zonder dat dit in de weg staat aan eventuele claims tegen achterliggers. Daarmee zullen de door SATT aangeboden bedragen zonder ontoelaatbare voorwaarden door haar kunnen worden uitgekeerd. Voor een veroordeling daartoe is geen aanleiding, nog daargelaten dat het in dit kort geding niet mogelijk is om uit te rekenen welk bedrag aldus precies aan ieder van eisers toekomt.
aanstellen beheerder
4.6.
SATT heeft erop gewezen dat [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , en de door VTP vertegenwoordigde beleggers verschillende soorten beleggingsovereenkomsten hebben gesloten met verschillende algemene voorwaarden. Het gaat om ten minste vijf typen contracten. Alleen in het type zoals aangegaan door [eiser 1] (en 1.457 van de 24.000 contracten) staat een bepaling over het aanstellen van een nieuwe beheerder door SATT. Uit de bewoordingen van die beleggingsvoorwaarden blijkt dat het daarbij, zoals SATT ook heeft betoogd, gaat om een reguliere situatie, waarin de beheerder te kennen geeft te willen defungeren, waarna binnen vier weken door SATT een nieuwe beheerder wordt benoemd. Naar mag worden aangenomen treedt die nieuwe beheerder dan onder gelijksoortige voorwaarden in de voetsporen van de oude en neemt die de lopende zaken over.
Dat is iets heel anders dan er nu aan de hand is, nadat achtereenvolgens twee beheerders zijn omgevallen en een vacuüm hebben achtergelaten. Een bevel aan SATT om thans een nieuwe beheerder aan te stellen kan dan ook niet op dat artikel worden gebaseerd.
4.7.
Voor zover anderszins op SATT al een verplichting zou rusten om maatregelen te nemen om te voorzien in het beheer van de teakplantages, geldt dat aan haar bestuur daarbij een zekere vrijheid toekomt om dat naar eigen inzicht te doen. SATT heeft gemotiveerde bezwaren aangevoerd tegen het voorstel van HBM, dat tot een totaal andere constructie zou leiden dan wat thans resteert van de oorspronkelijke opzet. Bovendien zou Floresteca niet gedwongen kunnen worden om daaraan mee te werken en zou ook de AFM het aanstellen van HBM als beheerder moeten goedkeuren. De (on)juistheid van de bezwaren van SATT kan in dit kort geding niet worden beoordeeld. De primaire vordering om HBM te doen voorstellen is dan ook niet toewijsbaar.
4.8.
Ofschoon SATT zich in het verleden bereid heeft getoond om mee te denken over aanstelling van een nieuwe beheerder, blijkt zij nu vergaand met de institutionele beleggers in overleg over aanstelling bij Floresteca van een uit Nederland afkomstige bestuurder met een bosbouw achtergrond, aan wie een toezichthoudende taak moet worden toebedeeld. Namens VTP is terecht aangevoerd dat dit niet hetzelfde is als een onafhankelijke toezichthouder, maar daar staat tegenover dat het een stuk goedkoper zal zijn en veel praktischer dan een ronde langs 13.500 beleggers om toestemming voor (de extra kosten van) een nieuwe beheerder. Daarbij zou het dan nog maar de vraag zijn of en hoe een tegenstemmende minderheid zou kunnen worden gedwongen om in die kosten mee te delen. De door SATT beoogde constructie verdient een eerlijke kans. In ieder geval is er onvoldoende grond om het beleid van SATT thans te doorkruisen met een bevel om met een nieuwe beheerder te komen. Ook de subsidiaire vordering is dus niet toewijsbaar.
4.9.
Zoals gezegd is het begrijpelijk dat veel beleggers boos zijn. Ze schieten er echter niets mee op om die boosheid, na het wegvallen van de verantwoordelijke vennootschappen Goodwood en ATF, te richten op de overgebleven entiteit SATT en haar bestuurders. Het intimideren en bedreigen van die bestuurders door enkele leden van VTP is niet alleen ongepast maar ook contraproductief. Het heeft immers alleen geleid tot stopzetting van de gesprekken met het bestuur van VTP en daar is niemand bij gebaat. De meeste van de huidige bestuurders van VTP lijken daarvan doordrongen. Het enkele feit dat er ook een voorstander van de hardere lijn in het bestuur is gekomen hoeft niet af te doen aan die positieve instelling, maar kan er ook op wijzen dat men die zo enigszins wil neutraliseren. Bij uitblijven van verdere intimidaties zou dit dan ook niet in de weg moeten staan aan het oppakken van de dialoog.
4.10.
[eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en VTP zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en in de nakosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van SATT worden begroot op:
- griffierecht € 3.946,00-
- salaris advocaat
816,00-
Totaal € 4.762,00-

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en VTP in de proceskosten, aan de zijde van SATT tot op heden begroot op € 4.762,00-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en VTP in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening, en te vermeerderen met de wettelijke rente deze kosten met ingang van de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2018. [1]

Voetnoten

1.type: MV