ECLI:NL:RBAMS:2018:797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
14 februari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5433
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake treiteraanpak en niet-ontvankelijkheid bezwaar

Op 13 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de burgemeester van Amsterdam. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een brief van 12 januari 2017, waarin zij werd geïnformeerd over haar opname in de treiteraanpak van de gemeente. De burgemeester verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk bij besluit van 22 augustus 2017. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 13 februari 2018, waar partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden, heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de brief van de burgemeester geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze niet op rechtsgevolg was gericht. De rechtbank stelde vast dat de brief een notificatie was volgens de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en dat er geen bezwaar tegen gemaakt kon worden.

Eiseres voerde aan dat zij direct tegen haar opname in de treiteraanpak wilde kunnen opkomen en dat de rechtsbescherming onder de Wbp onvoldoende was. De rechtbank verwierp deze argumenten en concludeerde dat de burgemeester het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5433

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2018 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam] ),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij brief van 12 januari 2017 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij is opgenomen in de zogenaamde treiteraanpak van de gemeente [plaatsnaam] . Bij besluit van 22 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2018. Partijen zijn ter zitting vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. In geschil is of verweerder bij het bestreden besluit het bezwaar van eiseres tegen de brief van 12 januari 2017 (de brief) terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar zich niet richt tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar tegen een niet op rechtsgevolg gerichte brief, zodat daartegen geen bezwaar kan worden gemaakt.
4. In de brief staat dat eiseres is opgenomen in de zogenaamde treiteraanpak. Met deze aanpak heeft de gemeente [plaatsnaam] in samenwerking met meerdere partners, waaronder de [naam] , het [naam] , [naam] en [naam] , een werkwijze ontwikkeld om bijzondere gevallen van ernstige overlast en intimidatie in de woonomgeving tegen te gaan. Het gaat hierbij om ernstige overlast gericht tegen één of meerdere specifieke personen of huishoudens, niet om 'gewone' burenruzies. Naast ernstige overlast is er daarbij vaak sprake van bedreiging, vernieling van eigendommen en/of mishandeling [1] .
5. In het kader van de treiteraanpak worden door de daarbij betrokken instanties persoonsgegevens uitgewisseld. Dit betekent dat de Wet bescherming persoonsgegeven (Wbp) van toepassing is. Ingevolge artikel 45 gelden een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 en 38, tweede lid, alsmede een beslissing naar aanleiding van de aantekening van verzet als bedoeld in de artikelen 40 of 41 voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan als een besluit in de zin van de Awb. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de brief een notificatie is als bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de Wbp. Dit artikel wordt niet genoemd in artikel 45 van de Wbp. Van een beslissing genoemd in artikel 45 van de Wbp is in de onderhavige situatie geen sprake. Gelet daarop kan de brief niet als besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt en kon daartegen dus geen bezwaar worden gemaakt.
6. Eiseres heeft aangevoerd dat zij direct wil kunnen opkomen tegen haar opname in de treiteraanpak. De rechtsbescherming die artikel 36 van de Wbp, waarin een algemeen recht op een verzoek om correctie van onjuiste persoonsgegevens is vervat, is te beperkt. Bovendien kan pas een correctieverzoek worden gedaan nadat iemand is opgenomen in de treiteraanpak. Voorts stelt eiseres dat haar opname in de treiteraanpak een verandering in haar rechtspositie teweegbrengt. De rechtbank is van oordeel dat deze stellingen, waarvan de laatste ook ter zitting niet nader is geconcretiseerd, niet kunnen afdoen aan hetgeen in het voorgaande is overwogen.
7. Nu de brief niet op rechtsgevolg is gericht, kon daartegen geen bezwaar worden gemaakt. Verweerder heeft bezwaar van eiser tegen de brief dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Sloot, rechter, in aanwezigheid van mr. E.M. de Buur, griffier, op 13 februari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.https://www. amsterdam .nl/bestuur-organisatie/organisatie/overige/acvz/treiteraanpak/