4.1.Voorbereidingshandelingen en wapenbezit (feiten 1 en 2)
Op 13 januari 2017 is er een technische actie gestart op een telefoonnummer in gebruik bij [verdachte] . Later zijn er ook technische acties gestart op andere nummers in gebruik bij [verdachte] . Uit de opgenomen gesprekken heeft de politie afgeleid dat [verdachte] verschillende criminele activiteiten ondernam en dat deze gesprekken regelmatig werden gevoerd met [medeverdachte 1] (hierna [medeverdachte 1] ). Uit onder meer de onderstaande feiten en omstandigheden is de verdenking gerezen dat zij voorwerpen voorhanden hadden ter voorbereiding van de moord van [benadeelde partij 2] .
Op basis van gesprekken gevoerd op 7, 8 en 9 mei 2017 kreeg het onderzoeksteam het vermoeden dat [medeverdachte 1] en [verdachte] samen een voertuig hadden voorzien van plaatsbepalingsapparatuur. [medeverdachte 1] en [verdachte] zouden dat voertuig (in ieder geval) vanaf toen hebben gevolgd tezamen met [medeverdachte 2] (hierna [medeverdachte 2] ). Op 9 mei 2017 volgde [medeverdachte 1] het voertuig vanuit Amsterdam naar Almere op aanwijzingen van [verdachte] . [medeverdachte 1] zou het voertuig gevonden hebben in een garage in de omgeving van de Duitslandstraat en het Zwitserlandpad te Almere. Op basis van deze gesprekken is er door de politie onderzoek gedaan naar welke auto dit zou kunnen zijn. In de parkeergarage die aan de omschrijving van deze gesprekken voldeed, is onder een witte Volkswagen Touran plaatsbepalingsapparatuur aangetroffen. Uit het politiesysteem bleek dat [benadeelde partij 2] de kentekenhouder was van de Volkswagen Touran en dat hij meerdere opiumwetantecedenten op zijn naam heeft staan waaronder import en export van harddrugs.
Het dossier bevat een groot aantal uitgewerkte afgeluisterde gesprekken van verdachten. In het navolgende gedeelte zijn een aantal gesprekken opgenomen waar de nadruk in deze zaak op ligt. Voor de leesbaarheid en begrijpelijkheid van dit vonnis volgt eerst een korte legenda.
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 1]
[verdachte] : [verdachte]
NN: een (of meer) niet nader te omschrijven perso(o)n(en)
Ntv: niet te verstaan
SH: Stemherkenning
Op 10 mei 2017 ( sessienummer 33250) vond het volgende gesprek tussen [medeverdachte 1] en twee (op dat moment) gedetineerden plaats, op de achtergrond zou [verdachte] zijn te horen volgens de politie.
NN: Met wie ben je?
[medeverdachte 1] : Ik ben met die leipe, leipe baba mattie
NN: Baba
(…)
NN: volg die man volg die man volg die eigenaar
[medeverdachte 1] : kanker veel chappies voor de deur. Eej ken je casis (fon) zit vast wholla ik ben met hem op bezoek geweest
NN: oh bledder
[medeverdachte 1] : wholla hij is soldier, wholla zie je die osso daar, wholla een seconde had hij die deur open wholla
NN: wat
[medeverdachte 1] : Hej
NN: oja
[medeverdachte 1] : bijna getrokken daar die schuur daar a mattie
NN: ja jongen
[medeverdachte 1] : A broer verstop ze, verstop die kalasjnikov a sahbi niet zo optisch. Verstop die kalasjnikov.
(NB op p. 48 van het dossier staat : of ik stop die kalasnikov he sagbi, niet zo optieffen, stop die kalasnikov)
Wat zei je broer?
(…)
[medeverdachte 1] : hoor je me nu, ik was bij een deur vandaag, ik ruik de 4 miljoen euro. ( [medeverdachte 1] vermoedelijk tegen iemand bij hem: ntv rechtdoor)
NN: wat zeg je nou allemaal ntv
[medeverdachte 1] : ik ruikte hem door die deur heen, die papier praat tegen mij. Die papier zegt, ola ola senorita, comesta senor, come to me, geef me spenk, spenk me, ik wil weg van deze man de handen, heeft ie tegen mij gezegd
(…)
[medeverdachte 1] : ja eej boven twee thee ik ga die
biggi hedegelijk kieren door zijn ede man, dat je dat weet
NN: welke big ede
[medeverdachte 1] : die kwierrie (fon)
NN: oh die ntv chappie
[medeverdachte 1] : eej boven twee thee krijgt hij hem gelijk door zijn achterhoofd
SH: op de achtergrond zegt [verdachte] volgens het onderzoeksteam eej misschien wil die die van hem he sagbi fack [medeverdachte 1] lacht.
NN: ik ga met je mee he broer sabot (fon)
[medeverdachte 1] : broertje we zijn even op een missie, ik ga even iemand bellen
Op 11 mei 2017 vond het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] plaats.
[medeverdachte 1] : Ah ik ben gewoon uitgekookt ik heb geen geld volgens mij ga ik liquidaties doen man
[verdachte] : Ja, ik rij voor je broertje
[medeverdachte 1] : Zeg wholla
[verdachte] : Wholla ik rij voor je
[medeverdachte 1] : Eh ik ratel die mensen helemaal kapot, bankoe dit
[verdachte] : Safi jij ratelt ik rij
(…)
[medeverdachte 1] : Maar ik heb wel gehoord je moet door die achterhoofd want als je voor doet ga je niet meet
kunnen slapen dan zie je die gezicht voor je
[verdachte] : Ja?
[medeverdachte 1] : Begrijp je dus hij moet van achteren gerateld worden
[verdachte] : Jaja maar maakt niet uit we ratelen van beneden boven achteren zijkant alles ah brada
[medeverdachte 1] : in zn kont in zn kont kanker KK
(…)
[medeverdachte 1] : Heb je die 2t al aangenomen of niet?
[verdachte] : Jaa ah sahbi ik heb het bij me we gaan zo delen
[medeverdachte 1] : Zeg whola?
[verdachte] : Whola
[medeverdachte 1] : Oke safi is goed ik wacht op
[verdachte] : Mohim ik ga je bellen moet je bij de ring ergens komen bij Schinkel want kankerheet in de buurt a
brada ik wil niet rijden voordat.. ntv
[medeverdachte 1] : Heb je alles aan paars? Of wat welke kleur
[verdachte] : Wat zei je?
[medeverdachte 1] : Welke kleur is die daka’s?
[verdachte] : Regenboog a brada
[medeverdachte 1] : Alles groen geel paars
[verdachte] : Van lotto tot paars
[medeverdachte 1] : Ewa safi is goed perfect
[verdachte] : Ja? mohim ik ga je bellen
[medeverdachte 1] : Ntv
[verdachte] : Ik ga je bellen ik ga je adres geven laat die [benadeelde partij 1] daar droppen
Op een tijdstip later diezelfde dag vond het volgende gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] .
[medeverdachte 1] : yo die shit is actief kom naar Sloterdijk
[verdachte] : Sloterdijk ben je Sloterdijk?
[medeverdachte 1] : Ja station Sloterdijk. Je kan met die waggie komen boven.
[verdachte] : Uh boven?
[medeverdachte 1] : Ja.
[verdachte] : Ja safi is goed. Ik ben nu Schinkel
[medeverdachte 1] : Is goed. Hij is Oss, in Osso ontmoet ie een mattie, je moet snel komen.
[verdachte] : Hij is in Oss in slo?
[medeverdachte 1] : Oss in osso.
[verdachte] : In osso?
[medeverdachte 1] : Osso in Oss!
[verdachte] : In Oss?
[medeverdachte 1] :Ja broer
Op 11 mei 2017 te 20.02 uur zijn [verdachte] , [medeverdachte 1] en [naam] aangehouden op de rijksweg A2 ter hoogte van Zandbommel. Op 22 mei 2017 is [medeverdachte 2] aangehouden, omdat pas later bekend werd dat hij degene was achter een van de gebruikte telefoonnummers.
Na de aanhouding van verdachten hebben er doorzoekingen plaatsgevonden in hun woningen.
In de woning van [verdachte] is er een Imac, een Apple laptop, een GPS tracker, een geheugenkaart en een transponder in beslaggenomen. In de zolderbox horend bij de woning van [medeverdachte 1] zijn een kogelwerend vest en 2 plasticvuilniszakken aangetroffen. Eén met patroonhouders en losse munitie en één met een automatisch wapen. Op de vuilniszak waar het vuurwapen is aangetroffen is een dactyloscopisch spoor gevonden, dat blijkens onderzoek aan [medeverdachte 1] kan worden toegeschreven. Verder zijn er in de zolderbox een microcamera en twee dozen met microcamera’s, telefoons een jammer en plaatsbepalingsapparatuur aangetroffen.
Het wapen is aan nader onderzoek onderworpen en het bleek een volautomatisch aanvalsgeweer, merk Zastava, type AK-47 te zijn. Het geweer was niet voorzien van een uitneembaar patroonmagazijn met munitie. In de kamer van de loop van het vuurwapen zat geen patroon. Het wapen was dus ongeladen. Dit geweer is bestemd om projectielen door een loop af te schieten.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of bovengenoemde onderzoeksbevindingen, in onderling verband bezien met de overige inhoud van het dossier, leiden tot de conclusie dat [verdachte] en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 Sr.
4.1.1.Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig haar schriftelijk requisitoir, op het standpunt gesteld dat al de ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden. Zij heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd.
Uit de tapgesprekken, observaties en bevindingen van de politie volgt dat verdachten [benadeelde partij 2] al een tijd volgden. Verdachten stellen dat zij niet tot doel hadden om [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, maar dat zij slechts een inbraak wilden plegen. Uit het dossier volgt dat dit niet klopt. In dat geval zou voor hen immers alleen van belang zijn om de locatie van de woning van [benadeelde partij 2] vast te stellen en te achterhalen wanneer hij wel en niet aanwezig was. Verdachten hebben hem echter ook gevolgd naar Oss en naar Nieuw-Vennep. Het is op basis daarvan duidelijk dat [benadeelde partij 2] verdachten naar de buit moest leiden om hem te beroven. Dat [benadeelde partij 2] het vervolgens met zijn leven moest bekopen volgt uit de afgeluisterde gesprekken. Uit het gesprek van 10 mei 2017 tussen [medeverdachte 1] en twee gedetineerden volgt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] zich in een auto bevonden met een kalasjnikov, nu [medeverdachte 1] daarin tegen [verdachte] zegt: “ah broer verstop ze, verstop die kalasjnikov he sahbi, niet zo optisch, verstop die kalasjnikov.” De aanwezigheid van [verdachte] in de auto volgt uit de herkenning van zijn stem op de achtergrond, telecomgegevens en de verklaring van [medeverdachte 1] die bevestigt dat [verdachte] bij hem was op dat moment. Daarnaast is het gesprek van 11 mei 2017 in het bijzonder van belang waarin het specifiek gaat over “liquidaties plegen”. Bovendien volgt uit de verklaringen van verdachten dat het de bedoeling was dat [benadeelde partij 2] aanwezig was bij de beroving. Deze gesprekken moeten serieus genomen worden nu er ook daadwerkelijk een kalasjnikov in de zolderbox van [medeverdachte 1] is aangetroffen. Resumerend duidt dit dossier niet op een inbraak, maar op voorbereiding van een overval en moord.
Verdachten hebben teneinde de voorbereiding adequaat uit te kunnen voeren diverse voorbereidingsmiddelen voorhanden gehad, te weten auto’s en plaatsbepalingsapparatuur voor de voorverkenning. Daarnaast zijn het automatische wapen, de munitie en het kogelwerende vest aangetroffen in de zolderbox van [medeverdachte 1] . Deze middelen zijn in onderlinge samenhang met de overige bewijsmiddelen uit het dossier bezien, geschikt om een moord en een overval uit te voeren.
[verdachte] en [medeverdachte 1] hebben beiden actief deelgenomen om het doelwit in kaart te brengen en daarnaast hebben zij beiden gesproken over wapens, liquidaties en over de wijze van uitvoering. Zij hebben daarom samen en in vereniging een moord en diefstal met geweld voorbereid.
Na aanhoren van het pleidooi heeft de officier van justitie zich beperkt tot het vorderen van een bewezenverklaring van het voorbereiden van een gekwalificeerde doodslag.
In de zolderbox van [medeverdachte 1] zijn het volautomatische geweer, de bijbehorende patroonmagazijnen en de bijbehorende munitie aangetroffen. Op de vuilniszakken waarin het wapen, de patroonmagazijnen en de munitie zijn gevonden zaten zijn vinger- en handpalmafdrukken en [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij wist van de aanwezigheid van het wapen. Hij heeft verklaard dat hij het wapen voor anderen bewaarde, maar dat is gelet op hetgeen is gerekwireerd onder feit 1 niet geloofwaardig ook al doet het voor het bewijs van dit feit niet ter zake.
4.1.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleidooi, op het volgende standpunt gesteld.
De rechtbank dient vast te stellen welk concreet strafbaar feit door [verdachte] is voorbereid. Daarin kunnen geen alternatieven worden opengelaten tenzij dat voor de strafrechtelijke betekenis van het feit van geen belang is.
Uit het dossier komt naar voren dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de dagen voor hun aanhouding [benadeelde partij 2] in de gaten hielden met het doel een woninginbraak te plegen. Dit volgt onder meer uit de verklaringen van alle drie de verdachten. Uit het dossier blijkt geenszins dat zij een levensdelict, dan wel een feit met een geweldscomponent aan het voorbereiden waren. Het gesprek gevoerd tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] op 11 mei 2017 over “liquidaties doen” kan gelet op de gekscherende toon van het gesprek niet serieus genomen worden. Bovendien kan er geen link worden gelegd tussen dit gesprek en een concreet slachtoffer. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] op de achtergrond is te horen in het gesprek van 10 mei 2017 gevoerd door [medeverdachte 1] . Ook al zou dit wel het geval zijn, kan op basis van dit gesprek niet worden beoordeeld of [verdachte] en [medeverdachte 1] op dat moment in de aanwezigheid van een of meer kalasjnikovs waren, laat staan dat het de bedoeling was deze te gebruiken. Verder zijn er tijdens de aanhouding van [verdachte] en [medeverdachte 1] geen voorwerpen aangetroffen die duiden op een liquidatie of geweldpleging.
Betrokkenheid van [verdachte] bij dit feit zou uitsluitend moeten worden aangenomen op basis van een multi-interpretabel tapgesprek. Bovendien kan niet worden vastgesteld of [verdachte] bij dit gesprek aanwezig was en evenmin welke delen van dit gesprek hij heeft gehoord. Hij dient dan ook vrijgesproken te worden van dit feit.
4.1.3.Het oordeel van de rechtbank
Voorbereidingshandelingen (feit 1)
Uit voorgaande feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachten [benadeelde partij 2] al enige dagen volgden voorafgaand aan hun aanhouding op 11 mei 2017. Uit deze omstandigheid, de afgeluisterde gesprekken en de aangetroffen goederen, die geschikt zijn om criminele activiteiten mee te ondernemen, volgt dat verdachten actief waren in het criminele circuit. Dit hebben verdachten bij de politie en tijdens de terechtzitting bevestigd. Voor de rechtbank staat dan ook vast dat verdachten [benadeelde partij 2] hebben gevolgd vanuit criminele motieven.
Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, voorhanden heeft gehad. Dus zal moeten worden bewezen dat de voorwerpen die de verdachte en zijn (eventuele) medeverdachten voorhanden hadden bestemd waren tot het begaan van een misdadig doel. Bij oordelen aangaande het bewijs van dat doel spelen in beginsel alle feiten en omstandigheden van het geval een rol.
De centrale vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet is of (met een voldoende mate van bepaaldheid) kan worden vastgesteld wat het criminele doel van verdachten was en indien dit kan, of de voorbereiding van dat doel strafbaar is. Hierbij hoeft het weliswaar nog niet te gaan om een naar tijd en plaats gespecificeerd misdrijf, maar moet wel sprake zijn van een min of meer concreet strafbaar feit.
Volgens de officier van justitie volgt voornamelijk uit de hierboven opgenomen gespreksessies in combinatie met het bij [medeverdachte 1] aangetroffen wapen dat verdachten als doel hadden om een overval op [benadeelde partij 2] te plegen en hem vervolgens van het leven te beroven. De verdediging heeft aangevoerd dat deze gevolgtrekkingen, die de officier van justitie trekt uit de gespreksessies, niet kloppen. De rechtbank zal de betreffende – in de inleiding opgenomen – gesprekken hieronder in chronologische volgorde behandelen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat [verdachte] zich in de auto met [medeverdachte 1] bevond gedurende het gesprek van 10 mei 2017 met sessienummer 33250. Hoewel er zeer terughoudend met de stemherkenning van [verdachte] moet worden omgegaan, temeer nu het Nederlands Forensisch Instituut geen stem vergelijkend onderzoek heeft kunnen uitvoeren omdat de kwaliteit van het geluidsfragment te kort schiet en de achtergrondgeluiden van korte duur zijn, acht de rechtbank voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig waaruit volgt dat het niet anders kan dan dat [verdachte] aanwezig was. Hij heeft namelijk enkele minuten voor en na het gesprek met dezelfde telefoon van [medeverdachte 1] (gespreksessies 33242 en 33265) naar [medeverdachte 2] gebeld. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] tijdens zijn verhoor op 9 november 2017 verklaard dat hij volgens hem met [verdachte] was toen hij het gesprek met sessienummer 33250 voerde.
In dit gesprek zou [medeverdachte 1] twee keer verwijzen naar [benadeelde partij 2] namelijk met “leipe baba” en “bigge hede” en zouden verdachten een kalasjnikov bij zich hebben volgens de politie. De rechtbank vindt dit gesprek voor meerdere interpretaties vatbaar. Op basis van dit enkele gesprek kan dan ook niet worden vastgesteld dat zij met leipe baba en bigge hede naar [benadeelde partij 2] verwijzen, het kan net zo goed, zoals verdachten stellen, om [medeverdachte 2] , of een andere persoon, gaan. Daar komt bij dat er de volgende dag tijdens de aanhouding geen wapen in de auto is aangetroffen en er geen dactyloscopische sporen zijn aangetroffen op het enige – hierna te bespreken - wapen dat wel is gevonden gedurende dit onderzoek. Het is daarom niet vast te stellen of verdachten op dat moment een wapen bij zich droegen.
Het gesprek gevoerd tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] op 11 mei 2017 is naar het oordeel van de rechtbank eveneens multi-interpretabel. Het is een onsamenhangend gesprek en er volgt geen concreet plan of een beoogd slachtoffer uit. Voorts is er diezelfde dag op het moment van aanhouding van de verdachten geen twee ton noch enig ander substantieel geldbedrag aangetroffen in de auto, terwijl [medeverdachte 1] dit geldbedrag bij zich zou dragen gelet op het gesprek.
Net zoals bij de twee hiervoor besproken gesprekken kan de rechtbank ook niet vaststellen wat de achterliggende gedachte was achter het gesprek tussen verdachten van 15 juni 2017. Als verdachten in dit gesprek al hebben afgesproken dat zij iets zouden verbloemen, is bovendien niet duidelijk welk concreet misdrijf zij dan aan het voorbereiden waren op basis van dit gesprek.
Al met al kan de rechtbank uit deze gesprekken - noch uit andere in het dossier vervatte gesprekken - niet afleiden dat verdachten de intentie hadden om [benadeelde partij 2] om het leven te brengen. De rechtbank dient een grote terughoudendheid te betrachten met het interpreteren van eventuele bewijsstukken en zonder concrete ondersteuning van een bepaalde interpretatie in het dossier kan zij niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat er één de juiste is. Het dossier biedt ook verder geen aanknopingspunten waaruit volgt dat verdachten van plan waren om [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, nog daargelaten dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] wist van aanwezigheid van een kalasjnikov in de zolderbox van [medeverdachte 1] .
(Woning)diefstal met geweld/ nachtelijke uren
De rechtbank wil gezien het volggedrag van verdachten, hun eerdere afgeluisterde conversaties over onder meer het rippen van drugs, de bij hen aangetroffen voorwerpen en de verklaringen van verdachten zelf, wel aannemen dat zij uit waren op een buit waar [benadeelde partij 2] hen naartoe moest leiden. Ofwel in zijn woning ofwel op een andere plek. Het voorbereiden van het stelen van een dergelijke buit is enkel strafbaar indien zij van plan waren dit te doen in de nachtelijke uren vanuit de woning van [benadeelde partij 2] of in combinatie met geweld, gelet op het minimumeis van acht jaren gevangenisstraf. Dat er een plan was om [benadeelde partij 2] thuis in de nachtelijke uren te beroven, dan wel dit met geweld te doen, is op basis van de bewijsmiddelen in het dossier onvoldoende komen vast te staan. Het is ook denkbaar dat verdachten, op het moment dat zij op de hoogte waren van de locatie van de beoogde buit deze zouden proberen te stelen op een moment dat [benadeelde partij 2] daar niet bij aanwezig zou zijn.
Verdachten hebben zelf stellig en consequent verklaard zich niet met voorbereiding van levensdelicten, van een beroving of een woningoverval in de nachtelijke uren te hebben beziggehouden. Hoewel het misschien geen verbazing mag wekken dat een verdachte met een beschuldiging boven het hoofd als in het onder 1 ten laste gelegde een verklaring van die strekking aflegt, kan de rechtbank daaraan niet zonder meer voorbij gaan. Helemaal nu het dossier, zoals uit het voorgaande al bleek, verder geen concrete aanknopingspunten biedt die op andere gerichte plannen wijzen.
De rechtbank komt alles overziend tot de slotsom dat niet kan worden vastgesteld of en op welk soort misdrijf met een strafmaximum van acht jaren de voorbereidingshandelingen die verdachten wordt verweten waren gericht, zodat [verdachte] wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Zoals uit het door de rechtbank overwogene onder feit 1 volgt, kan zij niet vaststellen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] gedurende het gesprek op 10 mei 2017 een kalasjnikov in de auto meevoerden. Verder bevat het dossier geen bewijs dat [verdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen en de munitie in de zolderbox van [medeverdachte 1] . [verdachte] wordt dan ook vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.