Op 13 november 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorbereiden van ernstige misdrijven, waaronder liquidatie, en wapenbezit. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op meerdere data, waaronder 9 augustus en 26 oktober 2017, en op 23 januari, 28 maart, 5 juni, 22 augustus, 15 oktober en 16 oktober 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, en de verdediging door raadsman mr. A.J.M. Bommer. Ook de vordering van de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. V. Groeneveld, is in overweging genomen.
De tenlastelegging omvatte onder andere de voorbereiding van ernstige misdrijven en wapenbezit. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat niet bewezen kon worden dat de verdachte betrokken was bij de ten laste gelegde feiten. Daarom is de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd. De rechtbank heeft de dagvaarding als geldig beschouwd en geen redenen gevonden voor schorsing van de vervolging.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. G.P.C. Janssen, en de rechters mrs. L. Voetelink en E. Dinjens. Het vonnis is op de openbare terechtzitting uitgesproken en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.