ECLI:NL:RBAMS:2018:8224

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2018
Publicatiedatum
19 november 2018
Zaaknummer
C/13/637217 / HA ZA 17-1080
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplicht in bouwprojecten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 november 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers, bestaande uit twee besloten vennootschappen, en gedaagden, bestaande uit drie andere vennootschappen, in verband met een bouwproject. Eisers vorderden schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, omdat zij meenden dat gedaagden niet voldaan hadden aan de vergunningsvoorschriften en daarmee hun zorgplicht hadden geschonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenkomst bestond tussen eisers en gedaagden, en dat gedaagden de vergunningvoorschriften wel degelijk hadden doorgelegd aan hun opdrachtnemers. De rechtbank oordeelde dat eisers onvoldoende bewijs hadden geleverd dat gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld of dat zij een zorgplicht hadden geschonden. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van onrechtmatig handelen en zorgplicht in civiele zaken, vooral in de context van bouwprojecten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/637217 / HA ZA 17-1080
Vonnis van 14 november 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REAL ESTATE BUSINESS B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REB PARK B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REB PROJECTS B.V.,
allen gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. G.J.M. Volders te 's-Hertogenbosch.
Eisers worden hierna [eiser] genoemd. Gedaagden sub 1 en 2 worden hierna afzonderlijk respectievelijk Business en Park genoemd en gezamenlijk REB c.s. Gedaagde sub 3 wordt hierna Projects genoemd. Business, Park en Projects worden hierna gezamenlijk gedaagden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het vonnis in incident van 7 februari 2018,
  • de conclusie van antwoord, met producties,
  • het ambtshalve gewezen tussenvonnis van 18 juli 2018, waarin een comparitie van partijen is bepaald,
  • het proces-verbaal van de comparitie van 3 oktober 2018 en de daarin genoemde stukken,
  • het faxbericht van 10 oktober 2018 en het rolbericht van 15 oktober 2018 van de zijde van gedaagden en het faxbericht van 12 oktober 2018 van de zijde van [eiser] met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is de voormalig eigenaar van het woonhuis aan de [adres] in [plaats] (hierna: het pand).
2.2.
Op 13 juli 2016 is aan Business een omgevingsvergunning verleend (hierna: de vergunning) voor onder meer het veranderen van de bestemming van [adres] en het bouwen van een parkeerkelder. In de vergunning is opgenomen, voor zover van belang:

Omgevingsvergunning
GEMEENTE [plaats]
Besluit:(…)
Als geen rekening wordt gehouden met de voorschriften zal de buitendienst inspecteur van [plaats] handhavend optreden. (…)
Voor de Waterwet is advies gevraag aan Waternet. (…)
Het advies heeft de Waternet als volgt gemotiveerd: (…)
(…)
Ik adviseer daarom om een grondwatermeetnet rondom de bouwkuip op te zetten in combinatie met een retourbemaling zodat de grondwaterstand rondom de bouwkuip gecontroleerd op peil kan worden gehouden.”
Wij nemen dit advies over
met het voorschrift:
- om rondom de bouwkuip een grondwatermeetnet op te zetten in combinatie met een retourbemaling zodat de grondwaterstand rondom de bouwkuip gecontroleerd op peil kan worden gehouden. (…)
Veiligheidsplan(…)
c. indien een bouwput wordt gemaakt:
1. de hoofdopzet van de verticale bouwputafscheiding en de bouwputbodem;
2. de uitgangspunten voor een bemalingsplan;
3. de uitgangspunten voor een monitoringsplan ter voorkoming van schade aan naburige bouwwerken; (…)
Voorschriften bodem(…)
Er dienen minimaal twee peilbuizen nabij de bouwput te worden aangebracht, voor de controle van de grondwaterstand in de directe omgeving.
De grondwaterstand, de zogenaamde nulmeting t.o.v. N.A.P. dient voor de bemaling te zijn opgemeten.
Bij het bemalen van de bouwput dient er minimaal 2 keer per week de grondwaterstand in bovengenoemde peilbuizen te worden gemeten t.o.v. N.A.P. Als de grondwaterstand daalt tot een onaanvaardbaar peil, dan zullen er maatregelen moeten worden getroffen, bijvoorbeeld retourbemaling, om droogstand en invloed op de omgeving te voorkomen.
Bij grondwaterverlaging buiten de bouwput door bemaling, dient aangetoond te worden dat de funderingen van de omliggende bebouwing niet droog komt te staan of schade ondervinden. Door bemaling waarbij de grondwaterstand buiten de bouwput meer dan 0,5 meter wordt verlaagt t.o.v. de gemiddelde grondwaterstand is de kans op schade heel groot. (…)”
2.3.
Vanaf december 2016 werden er bouwwerkzaamheden uitgevoerd aan het gebouw aan de [adres] in [plaats] (hierna: het bouwproject). Het bouwproject grenst aan het pand.
2.4.
Park heeft ter realisatie van het bouwproject en de uitvoering van de onder de vergunning vallende werkzaamheden N.C.T. Betonwerken B.V. (hierna: Betonwerken) en van Mourik Bouw B.V. (hierna: Van Mourik) ingeschakeld. In de overeenkomsten tussen enerzijds Park en anderzijds Betonwerken en Van Mourik zijn de verplichtingen uit de vergunning doorgelegd.
2.5.
Aan APS Milieu B.V. (hierna: APS) is de opdracht gegeven om in het kader van het bouwproject een grondwatermeetnet op te zetten. Van Mourik heeft voorts Holland Surveys B.V. (hierna: Holland Surveys) opdracht gegeven om hoogtemetingen uit te voeren en het gebouw aan [adres] te monitoren op eventuele verschuivingen en verzakkingen.
2.6.
Op 3 januari 2017 heeft CRUX Engineering B.V. (hierna: CRUX) in opdracht van Business een monitoringsplan opgesteld waarin de voorschriften uit de vergunning zijn uitgewerkt.
2.7.
Op enig moment zijn in het kader van het bouwproject een gesloten bouwkuip en peilbuizen geplaatst.
2.8.
Op 1 en 10 februari 2017 heeft Holland Surveys nulmetingen verricht en vervolgens heeft zij een aantal metingen verricht in de peilbuizen. Bij het opschrijven van de meetresultaten heeft Holland Surveys fouten gemaakt en zijn de meetgegevens van twee peilbuizen verwisseld.
2.9.
Het pand is op 5 april 2017 verkocht aan [naam 1] (hierna: [naam 1] ) en op 19 juli 2017 aan hem geleverd.
2.10.
Medio 2017 heeft [naam 1] meetrapporten ontvangen, waarna tussen gedaagden, [eiser] en [naam 1] discussie is ontstaan over de door Holland Surveys verrichte metingen en het risico van schade aan (de fundering van) het pand.
2.11.
Naar aanleiding van de hiervoor genoemde discussie heeft CRUX in opdracht van gedaagden de meetgegevens van Holland Surveys beoordeeld in verband waarmee zij op 3 juli 2017 een rapport heeft uitgebracht. Ook zijn op 12 juni 2017 nieuwe peilbuizen geplaatst zodat er opnieuw gemeten kon worden.
2.12.
In het rapport van 3 juli 2017 van CRUX is opgenomen, voor zover van belang:
“(…) 6.2 Conclusie meetpunten op de belendende gevels
Doordat onzes inziens geen adequate nulmeting is uitgevoerd en ten aanzien van de meetopzet ook kanttekeningen geplaatst kunnen worden, dienen de resultaten van de door Holland Surveys uitgevoerde controlemetingen vanwege de vermeende onnauwkeurigheid met de nodige terughoudendheid te worden geïnterpreteerd. De gemeten verplaatsingen geven slechts een indicatie maar meer ook niet. (…)”
2.13.
[eiser] en [naam 1] hebben het rapport van 3 juli 2017 van CRUX voorgelegd aan respectievelijk FUGRO en Duyts Bouwconstructies B.V. (hierna: Duyts).
2.14.
In het rapport van 4 juli 2017 Duyts staat, voor zover van belang:
“(…)
Conclusies
Door CRUX is in het monitoringsplan [1] omschreven welke metingen met welke frequentie en nauwkeurigheid uitgevoerd zouden moeten worden.
Op basis van de beschikbare gegevens concluderen wij het volgende: (…)
 De metingen van het grondwater worden niet conform het monitoringsplan uitgevoerd. Er zijn fouten gemaakt bij de metingen, er zijn perioden met onvoldoende metingen en afwijkende waarden in de metingen worden niet gesignaleerd.
 Er worden lagere grondwaterstanden gemeten dan volgens het monitoringsplan toelaatbaar zijn. Mogelijk is de periode waarover de grondwaterstand te laag staat ook nu al lager dan in het plan als acceptabel wordt geacht.
 Uit de grondwaterstandsmetingen blijkt dat de invloed op de omgeving niet verwaarloosbaar is, zoals werd verondersteld. De beschikbare meetgegevens zijn dermate beperkt dat niet met zekerheid gesteld kan worden of de fundering onder het pand [adres] heeft drooggestaan als gevolg van de werkzaamheden.
 De deformatiemetingen aan de belendingen zijn veel te onnauwkeurig uitgevoerd. Mogelijk is de signaleringswaarde overschreden, maar dit is door de grote onnauwkeurigheid niet zeker vast te stellen.
 Over de deformatiemetingen aan de damwanden zijn nauwelijks gegevens bekend. (…)
Samengevat:
De uitgevoerde metingen zijn onvolledig en onnauwkeurig. De meetgegevens zijn daarmee niet geschikt voor de doelen zoals geformuleerd in het monitoringsplan, dat nota bene door CRUX is opgesteld voor de opdrachtgever van de bouwwerkzaamheden. Ook is er geen of onvoldoende actie ondernomen bij afwijkende meetwaarden. Op basis van deze onbetrouwbare gegevens kan dan ook niet worden gesteld dat de werkzaamheden geen schade hebben toegebracht aan het pand [adres] . (…)”
2.15.
In het rapport van 7 juli 2017 FUGRO staat, voor zover van belang:
“(…)
Resumé
Zowel de grondwaterstandsmetingen als deformatiemetingen geven een niet volledig en betrouwbaar beeld. Hierdoor is het niet goed mogelijk is om zeker vast te stellen dat de houten fundering niet (tijdelijk) droog hebben gestaan en dat er geen deformaties aan het pand zijn opgetreden als gevolg van de bouwwerkzaamheden.
Aan de andere hebben we geen signalen ontvangen dat er tijdens de bouwwerkzaamheden sprake is (geweest) van (toenemende) scheeftstand en/of scheurvorming ter plaatse van het pand aan de [adres] . Indien de bouwwerkzaamheden inmiddels zijn afgerond, is het risico beperkt dat er meer / nieuwe schade zal optreden. (…)”
2.16.
In een brief van 28 juli 2017 heeft [eiser] Park en Projects gesommeerd een bedrag te betalen van € 74.057,46.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door het niet (naar behoren) naleven van de vergunningsvoorschriften en het schenden van de zorgplicht,
II. gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 74.057,46, te vermeerderen met de wettelijke rente, en de overige schade nader op te maken bij staat,
III. gedaagden veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[eiser] voert daartoe, kort gezegd, het volgende aan. Gedaagden hebben onrechtmatig gehandeld of zijn verwijtbaar nalatig geweest door het niet (naar behoren) naleven van de vergunningvoorschriften en het schenden van de zorgplicht. Volgens [eiser] is in strijd met de vergunningvoorschriften een retourbemaling achterwege gelaten. Voorts is sprake van verwijtbare tekortkomingen in het door, of in opdracht van, gedaagden ter plaatse geïnstalleerde grondwatermeetnet ter controle van de invloed van de bouwkuip, het verstrekken van onjuiste meetgegevens over de grondwaterstanden, het ontbreken van objectieve en herleidbare data ter controle of verificatie van de meetgegevens en het feitelijk verloop van de grondwaterstanden, de bemalings- en deformatierisico’s met betrekking tot het pand. [eiser] heeft als gevolg van het onrechtmatig handelen door gedaagden schade geleden en gedaagden zijn gehouden deze schade te vergoeden.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft drie partijen gedagvaard. Ter zitting is gebleken dat Park eigenaar is van het gebouw aan [adres] en dat Business de vergunning heeft aangevraagd. Tussen partijen is niet langer in geschil dat REB c.s. als de opdrachtgevers van het bouwproject moeten worden beschouwd. Tussen partijen is voorts evenmin langer in geschil dat Projects geen rol heeft gespeeld bij de discussie die tussen [eiser] en REB c.s. is ontstaan. De vorderingen tegen Projects worden dan ook afgewezen. [eiser] en REB c.s. zijn het er ook over eens dat Holland Surveys fouten heeft gemaakt bij het registreren van de meetresultaten van de peilbuizen.
4.2.
Er is tussen [eiser] en REB c.s. geen sprake van een overeenkomst. De rechtbank begrijpt het standpunt van [eiser] dan ook aldus dat hij van mening is dat REB c.s. op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onrechtmatig gehandeld heeft. De stelplicht, en zo nodig de bewijslast, ligt ingevolge het bepaalde in artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op [eiser]
4.3.
Voor zover [eiser] van mening is dat REB c.s. onrechtmatig gehandeld heeft door het niet (naar behoren) naleven van de vergunningvoorschriften wordt hij daarin niet gevolgd. REB c.s. heeft immers de vergunningvoorschriften doorgelegd in de overeenkomsten tussen enerzijds REB c.s. en anderzijds Betonwerken en Van Mourik. REB c.s. heeft Betonwerken en Van Mourik bovendien verzocht te handelen conform het monitoringsplan van 3 januari 2017 van CRUX waarin de vergunningvoorschriften zijn uitgewerkt, hetgeen kan worden afgeleid uit de door haar overgelegde correspondentie. Zonder nadere toelichting, die aan de zijde van [eiser] ontbreekt, is onduidelijk wat in dit kader nog meer van REB c.s. kon worden verwacht. Daar komt bij dat REB c.s. zelf geen werkzaamheden heeft uitgevoerd. REB c.s. was immers slechts projectontwikkelaar en opdrachtgever. Het had in het licht hiervan op de weg van [eiser] gelegen om aan te tonen op grond waarvan de fouten die Holland Surveys gemaakt heeft, kunnen worden toegerekend aan REB c.s. en waarom REB c.s. daaromtrent een verwijt gemaakt kan worden. Dit heeft [eiser] nagelaten. [eiser] heeft dan ook onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan kan worden vastgesteld dat REB c.s. jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld heeft.
4.4.
Voor zover [eiser] zich op het standpunt stelt dat REB c.s. haar zorgplicht geschonden heeft, geldt het volgende. [eiser] heeft niet, althans onvoldoende, toegelicht op grond waarvan REB c.s. een zorgplicht heeft jegens [eiser] en op grond waarvan zij deze vermeende zorgplicht geschonden zou hebben. Dit had gelet op de betwisting door REB c.s. wel op de weg gelegen van [eiser] Voor zover [eiser] in dit verband doelt op het bepaalde in artikel 7:401 BW, gaat dit beroep niet op. Artikel 7:401 BW ziet immers op de zorgplicht van de opdrachtnemer in de verhouding tussen de opdrachtnemer en de opdrachtgever. In onderhavig geval is REB c.s. de opdrachtgever van het bouwproject en bestaat een dergelijke verhouding niet tussen [eiser] en REB c.s. [eiser] heeft dan ook onvoldoende aangetoond dat REB c.s. jegens [eiser] een zorgplicht heeft.
4.5.
Het voorgaande leidt ertoe dat op grond van hetgeen [eiser] heeft aangevoerd, niet kan worden vastgesteld dat REB c.s. iets te verwijten valt. Gelet daarop komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de overige stellingen van partijen die onder meer betrekking hebben op de door [eiser] gestelde geleden schade. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
4.6.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
  • griffierecht € 1.924,-
  • salaris advocaat € 2.148,- (2 punten × tarief € 1.074,-)
_________
Totaal € 4.072,-
De nakosten zijn toewijsbaar op de wijze als in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 4.072,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de (na)kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader, rechter, bijgestaan door mr. S.E. Harenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2018.