Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser bij dagvaarding van 16 mei 2018 sub 1] ,
[eiser bij dagvaarding van 16 mei 2018 sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2018 een vonnis gewezen in kort geding, waarin een verzoek tot herstel van een eerder vonnis werd behandeld. Gedaagden hadden op 27 juni 2018 verzocht om verbetering van het dictum van het vonnis van 14 juni 2018, waarin hen werd verboden om derden aan te schrijven of te benaderen. Dit verbod was in strijd met eerdere overwegingen in het vonnis, waarin werd gesteld dat het indienen van tuchtrechtelijke klachten niet per definitie misbruik van recht oplevert. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verwijzing naar derden in het dictum onduidelijk was en dat dit een kennelijke fout betrof die voor eenvoudig herstel in aanmerking kwam. De rechter heeft besloten om de woorden "met uitzondering van de in die brief onder 12 en 13 genoemde toezichthouders en de rechtbank Amsterdam" toe te voegen aan het dictum, zodat het verbod niet van toepassing is op deze instanties. Dit herstelvonnis werd op dezelfde datum als het oorspronkelijke vonnis opgemaakt en de partijen werden gelast om de ontvangen afschriften van het oorspronkelijke vonnis te retourneren aan de griffie.