ECLI:NL:RBAMS:2018:8241

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
6884259 CV EXPL 18-9827
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens online-archivering van krantenartikel door landelijk dagblad afgewezen; afweging tussen vrijheid van meningsuiting en bescherming van privacy

In deze zaak vorderde eiseres, de besloten vennootschap Trouw B.V., schadevergoeding van Trouw wegens de online-archivering van een krantenartikel dat onrechtmatig zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het artikel, gepubliceerd door Trouw, informatie bevatte over de ontvoering van eiseres als kind en haar terugkeer naar Nederland. Eiseres stelde dat de publicatie van haar naam, achternaam en woonplaats in het artikel een inbreuk op haar privacy vormde, vooral omdat het artikel haar traumatische ervaringen bagatelliseerde. Eiseres had herhaaldelijk verzocht om het artikel te verwijderen, maar Trouw had dit pas gedaan na juridische druk in 2017. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van eiseres niet kon worden toegewezen, omdat het belang van Trouw bij vrijheid van meningsuiting zwaarder woog dan het privacybelang van eiseres. De rechter benadrukte dat de rechtmatigheid van het artikel niet ter discussie stond en dat de online archivering van rechtmatige artikelen een belangrijke functie vervult in de samenleving. De vordering werd afgewezen en eiseres werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 6884259 CV EXPL 18-9827
vonnis van: 13 november 2018
fno.: 562

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonend te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. F.P. Holthuis
t e g e n

de besloten vennootschap Trouw B.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: Trouw
gemachtigde: mr. E.W. Jurjens

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De kantonrechter is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen:
- dagvaarding van 18 april 2018, met producties;
- antwoord, met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie;
- comparitie die heeft plaatsgevonden op 28 september 2018. [eiseres] is verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. Zij heeft ter zitting nadere producties in het geding gebracht. Trouw is bij de comparitie vertegenwoordigd door [naam 1] en [naam 2] , vergezeld door de gemachtigde. De gemachtigden hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van Trouw aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Partijen hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiseres] – thans [leeftijd] – is in [maand] [jaartal] op [leeftijd] door haar vader ontvoerd naar [naam land] . Trouw heeft op [datum] een artikel in haar dagblad gepubliceerd over de terugkeer van [eiseres] naar Nederland en de hereniging met haar moeder. In het artikel worden de voornaam, achternaam en de woonplaats van [eiseres] vermeld. Het artikel houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(…)Citaat artikel verwijderd.(…)”Ook in De Volkskrant en het Algemeen Dagblad zijn op die dag publicaties verschenen over de terugkeer van [eiseres] naar Nederland. Het Algemeen Nederlands Persbureau heeft daarover een persbericht rondgestuurd. Op [datum] is in De Volkskrant nogmaals een artikel gepubliceerd over de ontvoering van [eiseres] naar [naam land] en haar terugkeer naar Nederland in [maand] [jaartal] .
1.2.
Op enig moment – wanneer is niet duidelijk – is het oorspronkelijke artikel van [datum] door Trouw opgenomen in haar online archief. Het artikel was daardoor via de website van Trouw voor derden toegankelijk.
1.3.
Een e-mail van [eiseres] aan Trouw van 9 september 2008 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
“(…)
Zo juist heb ik een oud artikel gevonden op het internet wat over mij gaat.
Ik was toen [leeftijd] en ben nu [leeftijd] . Het artikel heeft geen toegevoegde waarde en ik heb gelieve ook dat het verwijderd word (…).
Ik wil graag dat het privé blijft en niet dat mensen mijn achternaam in een zoekmachine kunnen typen het oude artikel vinden.
(…)”
1.4.
Daarna heeft Trouw in een e-mail van 9 september 2008 aan [eiseres] geschreven:
“(…)
Ik heb uw verzoek doorgestuurd naar onze archiefafdeling. Zij zullen het bericht binnenkort verwijderen
Met vriendelijke groet,
[naam 3]
Trouw”
1.5.
Op 22 oktober 2009 heeft [eiseres] in twee e-mails aan Trouw geschreven:
“(…)
Helaas is dit nog steeds niet gebeurd. Zou u nog zo vriendelijk willen zijn om het definitief te verwijderen omdat het inbreuk is op privacy
(…)”
en
“Graag deze link (vergeten er nog een keer bij te zetten)
http://www.trouw.nl/ (…)”
1.6.
Op 16 augustus 2017 heeft [eiseres] in een e-mail aan Trouw geschreven:
“(…)
Ik wil graag dat een artikel wat door jullie gepubliceerd is in [jaartal] zo snel als mogelijk wordt verwijderd.
Het gaat om dit artikel:
https://www.trouw.nl/(...)
(…)
Ik heb jullie dit verzoek jaren geleden ook gemaild. Toen hebben jullie gezegd dat jullie mijn naam eruit zouden halen. Het staat er nog steeds in. Ook zal google dit weghalen.
Als dit artikel niet wordt verwijderd ben ik genoodzaakt om juridische stappen te ondernemen.
(…)”
1.7.
Op 9 oktober 2017 is Trouw door de raadsman van [eiseres] schriftelijk gesommeerd het artikel te verwijderen uit haar database.
1.8.
De hoofdredactie van Trouw heeft een dag later besloten om de achternaam van [eiseres] uit het artikel, dat is opgenomen in haar database, te verwijderen. Daarna heeft Trouw op 25 oktober 2017 het artikel offline gehaald. Naar de mening van Trouw was zij daartoe niet verplicht en is zij uit coulance jegens [eiseres] aan haar verzoek tegemoet gekomen.

Vordering

2. [eiseres] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat de inhoud van het artikel van [datum] , digitaal ge(her)publiceerd op de website van Trouw, jegens haar onrechtmatig is geweest.
II. Trouw te veroordelen tot het betalen van immateriële schadevergoeding van
€ 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente;
III. met veroordeling van Trouw in de kosten van het geding.
3. [eiseres] stelt – samengevat – dat Trouw met de online archivering van het artikel van [datum] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. De vermelding van haar naam, achternaam en woonplaats heeft tot gevolg dat het artikel herleidbaar is tot haar persoon. In het artikel wordt die gebeurtenis bovendien ten onrechte gebagatelliseerd door de vermelding dat zij haar verblijf in [naam land] heeft ervaren als een lange vakantie. Het tegendeel is echter het geval. Het betreft een traumatische gebeurtenis uit haar vroege jeugd die psychische sporen bij haar heeft achtergelaten en waarvan [eiseres] , ook op latere leeftijd, ernstige en nadelige gevolgen heeft ondervonden. [eiseres] wordt echter ook op volwassen leeftijd, vele jaren na de gebeurtenis in haar vroege jeugd, waarvan Trouw op [datum] verslag heeft gedaan, nog steeds met die gebeurtenis geconfronteerd omdat het artikel door derden via zoekmachines in het online archief van Trouw te vinden is geweest. [eiseres] werkt al enige tijd als gezinsvoogd voor een jeugdzorginstelling. Voor haar werkzaamheden kan het zeer schadelijk zijn indien bekend wordt dat zij zelf in haar jeugd slachtoffer is geweest van kinderontvoering. Een afweging tussen het belang van Trouw bij het aan haar toekomende recht op vrijheid van meningsuiting en [eiseres] belang om niet geconfronteerd te worden en gedurende vele jaren geconfronteerd te blijven met de gebeurtenis die haar als kind is overkomen, hoort in haar voordeel uit te vallen, aldus [eiseres] .

Verweer

4. Trouw heeft verweer gevoerd. Op hetgeen zij naar voren heeft gebracht, zal hierna worden ingegaan voor zover dat voor de beoordeling van belang is.

Beoordeling

5. Naar aanleiding van hetgeen in de dagvaarding naar voren is gebracht, is bij de comparitie van partijen aan de orde gesteld waarin het onrechtmatig handelen van Trouw volgens [eiseres] in dit specifieke geval meer in concreto is gelegen. Hoewel Trouw volgens [eiseres] verwijten zijn te maken ten aanzien van de inhoud van het artikel (de vermelding van haar personalia waardoor het artikel tot haar persoon te herleiden is en de vermelding in het artikel dat zij haar verblijf in [naam land] als vakantie heeft ervaren), ligt het probleem niet in de publicatie van het artikel in [jaartal] , aldus [eiseres] . Het gaat er volgens [eiseres] met name om dat zij in 2008, 2009 en in 2017 tevergeefs bij Trouw aan de bel heeft getrokken om het artikel uit het digitale archief van Trouw verwijderd te krijgen, maar dat Trouw – hoewel haar in 2008 al anders door Trouw was toegezegd – het artikel pas offline heeft gehaald nadat haar raadsman daartoe in oktober 2017 heeft gesommeerd. De vordering van [eiseres] dient tegen de achtergrond van deze feitelijke grondslag te worden beoordeeld.
6. Voor zover [eiseres] heeft beoogd te stellen dat Trouw onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij in 2008 in een email aan [eiseres] heeft toegezegd het artikel uit het online archief te zullen verwijderen, maar desondanks en in strijd met die toezegging niet tot verwijdering van het artikel is overgegaan, kan [eiseres] daarin niet worden gevolgd. Een op die feiten gebaseerde rechtsvordering uit onrechtmatige daad is, zoals Trouw terecht heeft aangevoerd, verjaard.
7. Ten aanzien van de vraag of Trouw onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld door het artikel in haar online archief op te nemen en voor derden toegankelijk te maken en dat artikel tot 25 oktober 2017 online te houden, wordt het volgende overwogen.
8. Uitgangspunt is dat de vordering van [eiseres] in beginsel een beperking inhoudt van het in artikel 10 lid 1 EVRM neergelegde grondrecht van Trouw op vrijheid van meningsuiting. Dit recht op vrijheid van meningsuiting kan slechts worden beperkt, indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de in artikel 10 lid 2 EVRM genoemde belangen, waaronder de bescherming van rechten van anderen, zoals in dit geval [eiseres] . Van een beperking die bij de wet is voorzien, is sprake wanneer het via haar online archief op internet geplaatst houden van een op zichzelf rechtmatig artikel aan te merken is als onrechtmatig handelen van Trouw in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, dient een belangenafweging te worden gemaakt die met inachtneming van alle bijzonderheden omstandigheden van het geval ertoe strekt na te gaan welke van beide hier tegenover elkaar staande fundamentele rechten – enerzijds het recht op vrijheid van meningsuiting aan de zijde van Trouw en anderzijds het recht op bescherming van haar privacy aan de zijde van [eiseres] – in dit geval zwaarder weegt.
9. [eiseres] heeft gesteld dat haar belang erin is gelegen dat zij niet, gedurende een lange periode na publicatie van het artikel, geconfronteerd blijft en door derden geconfronteerd kan worden met een traumatische gebeurtenis uit haar persoonlijke leven in haar vroege jeugd. Trouw heeft een beroep gedaan op het algemene belang van media om misstanden die de samenleving raken aan de kaak te stellen. Het toegankelijk maken van artikelen voor het publiek via online archivering maakt daarvan onderdeel uit, aldus Trouw.
10. Bij de afweging van deze belangen wordt voorop gesteld dat – zoals hiervoor al is overwogen – [eiseres] de rechtmatigheid van het artikel in deze procedure niet, althans niet in concreto heeft betwist en dat dus van de rechtmatigheid van het artikel wordt uitgegaan. Hetgeen Trouw met betrekking tot de rechtmatigheid van het artikel naar voren heeft gebracht behoeft geen bespreking. Echter, ook als de rechtmatigheid van een publicatie niet in geding is, kan deze door het opnemen in een online archief, via zoekmachines, jaren na het verschijnen van de publicatie nog altijd negatieve gevolgen hebben voor de betrokken personen. Daar staat echter tegenover dat de samenleving moet kunnen vertrouwen op een volledige en integere online archivering. Media hebben bij het dienen van dit publieke belang een belangrijke taak. De pers heeft namelijk primair de rol van publieke waakhond, maar een belangrijke secundaire functie is het beschikbaar maken en houden van nieuws in archieven. Daarmee is een verplichting tot het verwijderen van het artikel, dat op zichzelf rechtmatig is, om privacy redenen aan de kant van [eiseres] , niet goed te verenigen. De online archivering zou dan geen betrouwbare getuigenis van het verleden meer vormen. De belangen afwegend, is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [eiseres] bij bescherming van haar privacy, gelet op hetgeen zij over de gevolgen van die privacy-inbreuk heeft gesteld, niet opweegt tegen het recht op vrijheid van meningsuiting aan de zijde van Trouw.
11. Tegen de achtergrond van het voorgaande wordt het plaatsen door Trouw van het artikel in haar online archief en het tot oktober 2017 geplaatst houden van dat artikel in haar online archief niet onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW geacht. De vordering van [eiseres] zal dan ook worden afgewezen.
12. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten die aan de zijde van Trouw tot op heden begroot worden op € 400,-- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,-- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.