1.8[onder bewind gestelde] heeft ondanks aanmaning en sommatie deze facturen niet voldaan.
Vordering jegens [naam bewindvoerder] q.q. en verweer
2. Lebo vordert een verklaring voor recht dat met ingang van 1 februari 2018 de huurprijs voor de woning, inclusief het voorschot op de vergoeding voor de door of vanwege Lebo ten behoeve van [onder bewind gestelde] te verzorgen leveringen en diensten, € 1.012,73 bedraagt.
3. Daarnaast vordert Lebo -na vermeerdering van eis- ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling van [naam bewindvoerder] q.q. tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van
€ 302,50 ter zake van de factuur van 28 juni 2017, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2017;
€ 99,22 ter zake de factuur van 14 december 2017, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2017;
€ 72,91 wegens buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van [naam bewindvoerder] q.q. in de proceskosten.
4. Aan deze vordering legt Lebo ten grondslag dat de huurverlaging was overeengekomen, zodat de huurprijs onder de huursubsidiegrens zou komen, maar onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 2] maandelijks € 300,00, het verschil tussen de oude en de nieuwe huurprijs, aan Lebo zou betalen. [gedaagde sub 2] heeft echter nimmer betaald, zodat Lebo er belang bij heeft dat [naam bewindvoerder] q.q. de volledige huurprijs weer gaat betalen.
5. Ter gelegenheid van de zitting heeft Lebo haar vordering vermeerderd met de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Zij is bereid aan [naam bewindvoerder] q.q. een terme de grâce van drie maanden te verlenen.
6. Ten slotte heeft Lebo gesteld dat [naam bewindvoerder] q.q. de facturen ondanks aanmaning en sommatie niet heeft voldaan. Bij e-mail van 19 maart 2018 is [naam bewindvoerder] q.q. aangemaand binnen twee weken na dagtekening de facturen alsnog te voldoen, bij gebreke waarvan € 72,91 aan buitengerechtelijke kosten zijn aangezegd.
7. Op hetgeen Lebo verder naar voren heeft gebracht wordt hierna voor zover nodig teruggekomen.
Verweer [naam bewindvoerder] q.q.
8. [naam bewindvoerder] q.q. heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen. [onder bewind gestelde] bevindt zich in een financieel moeilijke situatie. Zij heeft haar schuldeisers een minnelijke schuldregeling aangeboden die gefinancierd zal worden door de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA). Bij vonnis van 2 mei 2018 is haar verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet (Fw) jegens de Belastingdienst toegewezen. Zij voert aan dat als zij de geliberaliseerde huur (weer) zal moeten gaan betalen haar minnelijke schuldregeling in gevaar zal komen. Dat [gedaagde sub 2] niet betaalt komt voor rekening en risico van Lebo, aldus [naam bewindvoerder] q.q.
9. Daarnaast voert [onder bewind gestelde] aan dat zij thans met haar twee minderjarige kinderen van 11 en 17 jaar in de woning woont. De gemeente [woonplaats] heeft haar verzoek tot afgifte van een urgentieverklaring afgewezen. Haar bezwaar daartegen is op 27 juni 2018 ongegrond verklaard. Ze zal in beroep gaan tegen de beslissing op bezwaar.
Vordering jegens [gedaagde sub 2]
10. Lebo vordert veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van
€ 3.900,00 wegens schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2018;
met veroordeling van [gedaagde sub 2] in de proceskosten.
jegens [naam bewindvoerder] q.q.
11. De kantonrechter leest de vordering van Lebo zo dat zij aan haar vorderingen ten grondslag legt dat [naam bewindvoerder] q.q. een lagere huur verschuldigd was onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 2] maandelijks € 300,00 aan Lebo zou betalen. Nu onbetwist is dat [gedaagde sub 2] zich niet aan deze voorwaarde heeft gehouden, is deze (betalings)afspraak komen te vervallen. Dit betekent dat [naam bewindvoerder] q.q. gehouden is weer de volledige huur te betalen aan Lebo. Niet weersproken is dat deze per 1 februari 2018 € 1.012,73 bedraagt, zodat de verklaring voor recht zal worden toegewezen. Financiële problemen van de zijde van [onder bewind gestelde] kunnen daar niet aan afdoen.
12. Nu [naam bewindvoerder] q.q. niet te kort is geschoten met de betalingen van [onder bewind gestelde] deel van de huur en Lebo de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning niet heeft gegrond op een andere tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, zullen de vorderingen tot ontbinding en ontruiming worden afgewezen.
13. [naam bewindvoerder] q.q. heeft de verschuldigdheid van de facturen niet betwist, zodat de vorderingen onder 2a en 2b worden toegewezen. Dit geldt eveneens voor de gevorderde en niet betwiste wettelijke rente.
14. De buitengerechtelijke kosten worden afgewezen, omdat niet gesteld en/of gebleken is dat (volledig) is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 6:96 BW zoals die gelden vanaf 1 juli 2012.
jegens [gedaagde sub 2]
15. Tegen de niet verschenen [gedaagde sub 2] wordt verstek verleend. Jegens hem geldt dit vonnis als een vonnis op tegenspraak.
16. Nu [gedaagde sub 2] niet is verschenen en de vordering jegens hem de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze worden toegewezen.
17. [naam bewindvoerder] q.q. en [gedaagde sub 2] zullen op de voet van artikel 237 Rv in de kosten van de procedure worden veroordeeld, zij het op de wijze als hierna vermeld, nu [naam bewindvoerder] q.q. in tegenstelling tot [gedaagde sub 2] , verweer heeft gevoerd. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
jegens [naam bewindvoerder] q.q.
I. verklaart voor recht dat de huurprijs voor de woning aan het [adres] te [woonplaats] inclusief het voorschot op de vergoeding voor de door of vanwege Lebo ten behoeve van [onder bewind gestelde] te verzorgen leveringen en diensten per 1 februari 2018 € 1.012,73 per maand bedraagt;
II. veroordeelt [naam bewindvoerder] q.q. tot betaling aan Lebo van
a. € 302,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2017;
b. € 99,22, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 december 2017;
III. veroordeelt [naam bewindvoerder] q.q. in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Lebo vastgesteld op
exploot € 82,57
salaris € 300,00
griffierecht € 238,00
----------
totaal € € 620,57
voor zover van toepassing, inclusief btw, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
IV. veroordeelt [naam bewindvoerder] q.q. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [naam bewindvoerder] q.q. niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
V. veroordeelt [gedaagde sub 2] tot betaling aan Lebo van € 3.900,00 in hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2018 tot de dag der algehele betaling;
VI. veroordeelt [gedaagde sub 2] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Lebo vastgesteld op
exploot € 82,57
salaris € 100,00
griffierecht € 238,00
----------
totaal € € 420,57
voor zover van toepassing, inclusief btw, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
VII. veroordeelt [gedaagde sub 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 50,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
jegens [gedaagde sub 2] en [naam bewindvoerder] q.q.
VIII. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IX. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.