Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 28 oktober 2017, waarbij de verdachte en het slachtoffer, beiden bewoners van dezelfde woning, betrokken waren in een heftige ruzie. Tijdens deze ruzie heeft de verdachte het slachtoffer met een glasscherf in het gezicht gesneden, wat resulteerde in een hechtwond van zeven centimeter en een blijvend litteken. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer mishandeld door hem te stompen, een vaas naar zijn gezicht te gooien en hem door een ruit van een deur te duwen, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel, waaronder afgebroken tanden.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte, het slachtoffer en getuigen beoordeeld. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de poging tot doodslag, maar vond dat de zware mishandeling en de mishandeling bewezen konden worden. De verdediging voerde aan dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de zware mishandeling en dat de verdachte zich had verdedigd tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, wat een beroep op noodweer rechtvaardigde.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven, maar dat hij wel opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar verklaarde de zware mishandeling en de mishandeling bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond toen hij de vaas gooide, en sprak hem vrij van dat deel van de tenlastelegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 16 dagen op, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, en een taakstraf van 180 uur.