ECLI:NL:RBAMS:2018:8821

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
13/684179-18 en 13/706183-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal en zware mishandeling met een wijnfles in Amsterdam

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte op 15 augustus 2018 veroordeeld voor een poging tot diefstal en zware mishandeling. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte op 29 april 2018 in Amsterdam werd betrapt op heterdaad door de aangever, terwijl hij probeerde in diens auto te stelen. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte de aangever met een volle wijnfles in de hals geslagen, wat leidde tot verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangever doorslaggevend was. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld voor een eerdere diefstal op 11 april 2018, waarbij hij een ruit van een auto had ingeslagen en goederen had weggenomen. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die 36 maanden gevangenisstraf had geëist, verlaagd naar 18 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De benadeelde partij heeft recht op schadevergoeding, die door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/684179-18 (A) en 13/706183-18 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 15 augustus 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2018.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Sietsma, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A
1. een poging tot diefstal met braak en geweld in de nachtelijke uren op 29 april 2018 te Amsterdam;
2. een poging tot zware mishandeling, subsidiair mishandeling op 29 april 2018 te Amsterdam.
Zaak B
een diefstal met braak op 11 april 2018 te Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Zaak A
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uitgegaan dient te worden van de verklaring van verdachte. In tegenstelling tot aangever [ aangever 1] (hierna: [ aangever 1] ) heeft verdachte consistent verklaard, aldus de raadsman. Daarnaast is alléén de verklaring van aangever te weinig om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Betrouwbaarheid van het bewijs
De rechtbank overweegt over de betrouwbaarheid van het bewijs als volgt. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Eventuele tegenstrijdigheden kunnen te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, aan emoties, dan wel zijn ontstaan door het delict of door tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd. Hoewel de verklaringen van [ aangever 1] op enkele punten van elkaar verschillen, vindt de rechtbank deze verschillen niet zodanig dat die verklaringen om die reden in hun geheel als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. De verklaringen van [ aangever 1] zijn op essentiële punten consistent en gedetailleerd en vinden steun in de inhoud van de overige bewijsmiddelen. Het verweer dat er onvoldoende bewijs zou zijn omdat er slechts de verklaring van aangever zou zijn, wordt dan ook verworpen.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1] Aangever [ aangever 1] zat op 29 april 2018, rond 00:50 uur, in de woonkamer van zijn tante in Amsterdam toen hij het geluid hoorde van een raam dat werd ingetikt. Hij keek uit het raam en zag bij een auto beweging. Hij maakte daarop zijn auto met behulp van zijn sleutel open. Het licht in de auto ging aan en hij zag een man op de bijrijdersstoel zitten. Hij is toen op zijn sokken naar beneden gerend [2] en zag dat een man gebukt zat en bezig was in zijn auto. Hij zei meermalen tegen de man dat hij zijn auto uit moest gaan. Vervolgens zag hij dat de man via de bestuurderszijde weg wilde gaan. Hij is toen naar de andere kant gerend om hem tegen te houden. De man kroop terug naar de bijrijderszijde en hierop is [ aangever 1] weer naar die kant van de auto gerend. De man zei “Ik ga je schieten”. [ aangever 1] deed een stap achteruit en zag dat de man een fles wijn uit zijn tas haalde. Toen [ aangever 1] dat zag, probeerde hij de man vast te pakken om hem uit zijn auto te krijgen. De man verweerde zich en sprong uit de auto zijn kant op. De man hield de fles bij de hals vast en sloeg in zijn richting. De fles was op dat moment nog heel. Zij vielen beide op de grond, de man boven op hem. Uiteindelijk zijn zij omgedraaid terecht gekomen, met [ aangever 1] bovenop. Al stoeiend tussen de geparkeerde auto’s gingen zij een stukje naar achter. [ aangever 1] heeft de man toen vast kunnen houden met zijn arm om zijn nek. Bamzils tante was op dat moment naar buiten gekomen en heeft de politie gebeld. De man was inmiddels rustig. [ aangever 1] voelde toen bloed in zijn nek. De buurman zei dat hij sneetjes in zijn nek had en dat er bloed uitliep. Op het moment van slaan had [ aangever 1] door de adrenaline niets gevoeld. [3] De politie was om 01.04 uur ter plaatse. Zij zagen een man op de grond liggen die onder controle werd gehouden door een andere man. Zij hoorden omstanders roepen dat de man die op de grond lag de dader was en hebben daarop die man aangehouden. Bij de veiligheidsfouillering van de man werd in de jaszak een schroevendraaier aangetroffen. De man bleek te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1970 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ). [4]
[ aangever 1] had twee wonden links in zijn hals die gehecht moesten worden. [5] Om 03:15 uur werd de plaats delict door de politie onderzocht. De politie zag dat er geen glas in het raam aan de passagierszijde van de auto zat en het glas zowel binnen als buiten de auto lag. [6] Er lagen diverse goederen op de grond en op de stoelen. Tussen twee andere auto’s, ongeveer vijf meter verderop, lag de flessenhals van de fles. De dop zat nog op de fles. Aan de andere zijde van de flessenhals zat bloed. Naast de auto lagen de restanten van de fles. [7]
Poging tot diefstal met braak en geweld in de nachtelijke uren
De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte in een reeds geforceerde auto was gaan zitten, nu zij geen reden ziet om te twijfelen aan de verklaring van [ aangever 1] . Om 00:50 uur hoorde hij glasgerinkel, waarna hij direct naar beneden is gerend en verdachte op de passagiersstoel van zijn auto aantrof. Verdachte werd na de confrontatie met [ aangever 1] uiteindelijk om 01:04 uur aangehouden. Gezien het korte tijdsverloop tussen het horen van glasgerinkel en het aantreffen van verdachte in de overhoop gehaalde auto, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte degene is geweest die het raam heeft geforceerd en acht de rechtbank aldus het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Poging tot zware mishandeling
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, ook de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen. Verdachte heeft [ aangever 1] met een volle fles wijn tegen zijn hals/nek geslagen, waarbij de fles op enig moment is gebroken. [ aangever 1] had hierdoor twee sneden: aan de linkerzijde in zijn hals en onder zijn oor. De sneden zijn gehecht. De kans dat [ aangever 1] door dit incident zwaar lichamelijk letsel zou oplopen is naar het oordeel van de rechtbank aanmerkelijk te noemen. De rechtbank acht het algemeen bekend dat zich in de hals kwetsbare delen, zoals de halsslagader, (dicht onder het huidoppervlak) bevinden en dat het slaan met een hard (zwaar) voorwerp van glas in de nek/hals kan leiden tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, zeker als het slaan met kracht gebeurt. Dat verdachte met de nodige kracht heeft geslagen, leidt de rechtbank onder meer af uit het letsel van [ aangever 1] . Hij heeft twee diepe sneden opgelopen, waarvan het ambulancepersoneel heeft gezegd dat als een van die sneden een fractie dieper was geweest, zijn halsslagader was geraakt. Daarnaast leidt de rechtbank het af uit de omstandigheid dat de fles waarmee verdachte sloeg, daarna was gebroken.
De rechtbank is van oordeel dat de aanmerkelijke kans dat [ aangever 1] als gevolg van verdachtes handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen ook voor verdachte kenbaar moet zijn geweest en door hem bewust is aanvaard. Uit niets is naar voren gekomen dat verdachte zich van deze kans niet bewust is geweest. Hij heeft de fles tijdens het gevecht op enig moment ter hand genomen en is zich van de mogelijke gevolgen van de fles bewust geweest.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
3.2.
Zaak B
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de bloedsporen die in de auto zijn aangetroffen, waarvan het DNA-profiel overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte, onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Hij heeft daarbij gewezen op een arrest uit 2011 van het Gerechtshof Leeuwaarden (ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4646).
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt als volgt. Het bewijs van betrokkenheid van verdachte aan de diefstal zou in doorslaggevende mate moeten volgen uit de door het Nederlands Forensisch Instituut gerapporteerde match tussen de in de auto aangetroffen en onderzochte bloedsporen en het DNA-profiel van verdachte. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat het aantreffen van bloedsporen waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van de verdachte niet zonder meer betekent dat het de verdachte moet zijn geweest die de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd. Daarvoor is mede bepalend wat de aard van het spoor is, op welke specifieke plaats het spoor is aangetroffen en of aangenomen moet worden dat het spoor daar door de dader is achtergelaten.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. Op 11 april 2018 om 22:30 uur parkeerde aangever [aangever 2] zijn auto in Amsterdam. Op 12 april 2018 om 01:00 uur kwam hij terug bij zijn auto en zag hij dat een ruit aan de achterzijde van de linkerkant van zijn auto was ingeslagen. Een autotelefoon, bril, sleutelbos en 40 à 50 euro bleken te zijn weggenomen. [8]
Forensische onderzoekers hebben vervolgens om 10:15 uur onderzoek naar de sporen verricht. Zij zagen dat de ruit van het linker achterportier kapot was. Op de achterbank, achter de passagiersstoel, zagen zij bloed en een glasscherf met bloed. Ook op het zitgedeelte van de passagiersstoel zagen zij bloed. [9] Het Nederlands Forensisch Insituut heeft DNA-onderzoek gedaan. Zij concluderen dat de kans dat het bloed uit de auto matcht met het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon dan verdachte kleiner is dan één op één miljard. [10]
Gelet op de aard van het spoor en de plekken waar het bloed van verdachte is aangetroffen, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een daderspoor. Verder heeft de verdachte geen enkel aannemelijke, hem ontlastende, verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn bloed op die plekken. De rechtbank gaat er, gelet op het voorgaande, derhalve van uit dat de verdachte de bloedsporen heeft achtergelaten bij het plegen van de ten laste gelegde diefstal en acht het ten laste gelegde dus wettig en overtuigend bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A
Ten aanzien van feit 1:
op 29 april 2018 te Amsterdam, omstreeks 00.59 uur, op de openbare weg te weten de Meeuwenlaan, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een personenauto weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [ aangever 1] , en zich daarbij de toegang tot die personenauto te verschaffen en dat geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [ aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren immers is hij, verdachte,
- naar voornoemde personenauto toegegaan en vervolgens
- heeft hij een raam van die personenauto ingeslagen en vervolgens
- is hij in die personenauto gaan zitten en vervolgens
- heeft hij die personenauto doorzocht en vervolgens
- toen en nadat genoemde [ aangever 1] hem, verdachte wilde aanspreken en vastpakken heeft hij tegen die [ aangever 1] gezegd: "Ik ga je schieten” en vervolgens
- heeft hij een gevulde wijnfles met kracht tegen de hals en nek van die [ aangever 1] stuk geslagen;
Ten aanzien van feit 2
op 29 april 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [ aangever 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [ aangever 1] met kracht met een gevulde wijnfles tegen de hals en nek heeft geslagen waarbij die fles is gebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
op of omstreeks 11 april 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, een bril, een sleutelbos en geld, toebehorende aan [aangever 2] , waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die weg te nemen goederen heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
De rechtbank baseert deze beslissing op de in rubriek 3 weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebruikte bewijsmiddelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

Ten aanzien van zaak A
De raadsman heeft bepleit dat verdachte uit noodweer heeft gehandeld, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de raadsman aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, te weten het bestaan van een noodweersituatie, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden (rubriek 3.1).
De rechtbank verwerpt mitsdien het verweer, en komt niet toe aan de vraag of de door verdachte gestelde feiten en omstandigheden een noodweersituatie opleveren.
Conclusie
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van zaak A
Door verdachte en de raadsman is voorts betoogd dat er sprake zou zijn van noodweerexces.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer, nu er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
Conclusie
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte werd door [ aangever 1] op heterdaad betrapt op een poging tot diefstal uit zijn auto en heeft hem daarop krachtig met een wijnfles in zijn nek/hals geslagen. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Met zijn handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [ aangever 1] . Hij heeft pijn ondervonden, littekens opgelopen en is tot op heden arbeidsongeschikt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten, als gevolg daarvan, psychische klachten ondervinden. Bovendien versterken feiten als het onderhavige de in de maatschappij bestaande gevoelens van onrust, angst en onveiligheid.
Tevens heeft verdachte, op een eerdere datum, een ruit van een auto ingeslagen en zo een autotelefoon, een bril, een sleutelbos en geld weggenomen. Dit is een ergerlijk feit. Verdachte heeft hiermee wederom aangetoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
De rechtbank heeft als uitgangspunt voor de gepleegde feiten in onderhavige zaak de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (LOVS) gebruikt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juli 2018 is hij in de afgelopen vijf jaar driemaal onherroepelijk veroordeeld voor diefstal, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet met name op de ernst van verdachtes handelen en het feit dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, is de rechtbank van oordeel dat slechts een gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 24 juli 2018. De reclassering schat de kans op recidive in als hoog, gelet op de eerdere veroordelingen, mogelijk in combinatie met middelengebruik en het feit dat verdachte ondanks behandelingen toch terug blijft vallen in delictgedrag. Risico’s voor recidive ziet de reclassering ook in het ontbreken van een zinvolle en structurele dagbesteding, een inkomen en een vaste en stabiele huisvesting.
De kans dat verdachte zich onttrekt aan eventuele (bijzondere) voorwaarden wordt, gezien zijn weigerachtige houding, ingeschat als hoog.
De reclassering ziet vanwege het ontbreken van recente informatie en de weigerachtige houding van verdachte momenteel geen mogelijkheid om invulling te geven aan een plan van aanpak of verdachte middels een reclasseringstoezicht te begeleiden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden. Die straf zal de rechtbank daarom aan verdachte opleggen.
8. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (Zaak A)
De benadeelde partij [ aangever 1] vordert € 2.931,70 aan materiële schadevergoeding en € 3.500,00 aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu hij vrijspraak/ontslag van alle rechtsvervolging heeft bepleit. Daarbij komt dat de vordering onevenredig belastend is voor het strafgeding. Uit het dossier volgt bijvoorbeeld niet dat bij [ aangever 1] daadwerkelijk een whiplash geconstateerd is.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
De gevorderde materiële schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank is het met de raadsman eens dat uit het dossier niet (duidelijk) volgt dat de benadeelde partij aan het incident een whiplash heeft overgehouden. Voor zover er een whiplash is gediagnostiseerd is onduidelijk in hoeverre die whiplash de arbeidsongeschiktheid en de duur daarvan verklaart.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [ aangever 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 302, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van feit 1:
Een poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op de openbare weg en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Ten aanzien van feit 2:
Een poging tot zware mishandeling;
Zaak B
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Vordering van de benadeelde partij (Zaak A)
Wijst de vordering van [ aangever 1] toe tot een bedrag van € 3.931,70 (drieduizendnegenhonderdéénendertig euro en zeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [ aangever 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [ aangever 1] , aan de Staat € 3.931,70 (drieduizendnegenhonderdéénendertig euro en zeventig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis voor de duur van 49 dagen vervangen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en A.P. Sno, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 augustus 2018.
Bijlage – de tenlastelegging
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 29 april 2018 te Amsterdam, omstreeks 00.59 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op de openbare weg te weten de Meeuwenlaan, in elk geval op een openbare weg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een (personenauto) weg te nemen geld en/of goederen van
zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [ aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot die (personen)auto te verschaffen en/of die/dat geld en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [ aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren immers is hij, verdachte,
- naar voornoemde (personen)auto toegegaan en/of (vervolgens)
- heeft hij een raam van die (personen)auto ingeslagen en/of (vervolgens)
- is hij in die (personen)auto gaan zitten en/of (vervolgens)
- heeft hij die (personen)auto doorzocht en/of (vervolgens)
- ( toen en/of nadat) genoemde [ aangever 1] hem, verdachte wilde aanspreken en/of vastpakken heeft hij tegen die [ aangever 1] gezegd: "Ik ga je schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- heeft hij een (gevulde)(wijn)fles (met kracht) tegen de hals en/of nek, althans het hoofd en/of het lichaam van die [ aangever 1] (stuk) geslagen;
(artikel 312/311 jo 45 Wetboek van strafrecht)
2.
Hij op of omstreeks 29 april 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het doorverdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [ aangever 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [ aangever 1] een of meermalen (met kracht) met een (gevulde) (wijn) fles tegen de hals en/of nek, althans het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen waarbij/waardoor die fles is gebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Artikel 302 jo 45 wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
Hij op of omstreeks 29 april 2018 te Amterdam opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [ aangever 1] , een of meermalen (met kracht) met een (gevulde) (wijn) fles tegen de hals en/of nek, althans het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen waarbij/waardoor die fles is gebroken waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Artikel 300 wetboek van strafrecht
Zaak B
hij op of omstreeks 11 april 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, een bril, een sleutelbos en geld, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen goed(eren) heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak/verbreking;
(artikel 310/311 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018085364-1 van 29 april 2018, doorgenummerde pag. 001.
3.Idem, doorgenummerde pag. 002.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018085364-6 van 29 april 2018, doorgenummerde pag. 011-012.
5.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018085364-1 van 29 april 2018, doorgenummerde pag. 004-007 en 009-0010.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018085364-14 van 30 april 2018, doorgenummerde pag. 49, 61-69. Verbalisanten schreven op p. 49 dat er geen glas meer in de rechter voorruit zat. Gezien echter de fotobijlagen beschouwt de rechtbank dit als een verschrijving. Rechter voorruit dient dan ook te worden gelezen als raam aan de passagierszijde.
7.Idem, doorgenummerde pag. 49, 61-69.
8.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018072177-1 van 12 april 2018, doorgenummerde pag. 3.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018072177-4 van 12 april 2018, doorgenummerde pag. 14-15.
10.Rapport DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 4 mei 2018, doorgenummerde pag. 31-37.