Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Nu het verstekvonnis zal worden vernietigd, is deze vordering toewijsbaar.
816,00
Rechtbank Amsterdam
Op 11 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen een Russisch echtpaar en Vickers Holding & Finance Inc., een vermogensbeheerder gevestigd op de Britse Maagdeneilanden. Het echtpaar was in verzet gekomen tegen een eerder verstekvonnis van 6 oktober 2017, waarin zij waren veroordeeld tot betaling van een bedrag van USD 6.573.414,00 aan Vickers. In deze procedure vorderden de eisers dat het verstekvonnis werd vernietigd en dat Vickers niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vorderingen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de eisers zich schuldig hadden gemaakt aan onrechtmatig handelen of ongerechtvaardigde verrijking. De rechter concludeerde dat het verstekvonnis niet in stand kon blijven en wees de oorspronkelijke vorderingen van Vickers af. Tevens werd Vickers veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 24.582,66 dat onder het verstekvonnis was geïncasseerd, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden eveneens aan Vickers opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in kort geding procedures, vooral bij geldvorderingen, en de rol van de voorzieningenrechter in het beoordelen van de feiten en omstandigheden van de zaak.