Op 15 februari 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van een Roemeense verdachte behandeld. De verdachte, geboren in 1978 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in een detentieplaats in Nederland. De rechtbank heeft het dossier en de pro forma behandeling van de strafzaak op 15 februari 2018 in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er termen aanwezig waren om de voorlopige hechtenis te schorsen, onder bepaalde voorwaarden die de verdachte bereid was na te leven.
De rechtbank heeft een aantal voorwaarden gesteld aan de schorsing van de voorlopige hechtenis. De verdachte moet zich houden aan de tenuitvoerlegging van het bevel tot voorlopige hechtenis, zich melden bij justitie of politie, en mag zich gedurende de schorsing niet aan strafbare feiten schuldig maken. Daarnaast moet de verdachte binnen drie dagen na de schorsing Nederland verlaten en terugkeren naar zijn land van herkomst, waar toezicht op de schorsingsvoorwaarden zal worden gehouden. De verdachte mag zijn land van herkomst niet verlaten, behalve om gevolg te geven aan een oproeping van justitie of politie in Nederland.
Verder zijn er specifieke meldverplichtingen opgelegd, waaronder wekelijkse meldingen bij de politie in zijn woonplaats in het land van herkomst. De verdachte mag geen contact onderhouden met een aantal genoemde personen en mag zich niet bemoeien met het werk van prostituees. De schorsing van de voorlopige hechtenis gaat in op het moment dat de erkenningsbeslissing van de tenuitvoerleggingsstaat door het Internationaal Rechtshulp Centrum Haarlem is ontvangen, en duurt tot het moment van de uitspraak.