In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Sierra Leoonse man, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze was door verweerder niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 14 december 2018 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie met zijn in Nederland woonachtige broer, zoals vereist onder artikel 16 van de Dublinverordening. Echter, de rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, omdat de uitspraak op het beroep al een beslissing geeft.
De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.503,-. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.