6.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 4 september 2018. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro Justitia- rapportage, te weten een psychologisch onderzoek van drs. S.H. van Schagen van 20 november 2018. Volgens de psycholoog zijn er geen aanwijzingen voor het bestaan van een ziekelijke stoornis of van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van het incident. Verdachte was zich terdege bewust van de ontoelaatbaarheid van zijn handelen en wordt in staat geacht om conform dat besef zijn wil in vrijheid te bepalen. Er kan dan ook vanuit gedragskundig oogpunt geen uitspraak worden gedaan over de recidivekans. Verdachte is in de toekomst volledig vrij om in vergelijkbare situaties andere keuzes te maken. Gelet op de (psychologische) impact die het ten laste gelegde op hem heeft en de schuld- en schaamtegevoelens die hij laat zien, lijkt het overigens weinig aannemelijk dat hij in de toekomst in vergelijkbare situaties dezelfde keuzes zal maken. Daarbij blijkt uit onderzoek dat de kans op recidive bij partnerdoding gering is. Beschermende factoren zijn gelegen in het feit dat sprake is van een blanco strafblad, een goed steunend netwerk (familie) en de aanwezigheid van vermogens tot empathie. Daarbij is er geen sprake van verslaving en geen negatieve houding tegenover autoriteit. Bij verdachte is wel sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van een depressieve stoornis (ontstaan naar aanleiding van het feit). Er zijn onvoldoende aanwijzingen van voor een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en verdachte kan als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd, aldus de psycholoog.
De rechtbank is het eens met het rapport van de psycholoog en zij concludeert daarom dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is en dat hij dus volledig verantwoordelijk is voor zijn daad.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De maximale straf voor doodslag is vijftien jaar gevangenisstraf. Doodslag is één van de ernstigste delicten die de Nederlandse strafwetgeving kent. Het recht op leven behoort tot de fundamenteelste rechten die in onze rechtsorde moeten worden beschermd. Verdachte heeft het leven van [slachtoffer] op zeer brute wijze beëindigd door haar veertien keer met een mes te steken. Daarmee heeft verdachte ook haar nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Verdachte heeft spijt getoond.
Het feit op zich en vooral ook de wijze waarop verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht, heeft veel onrust en gevoelens van onveiligheid veroorzaakt in de directe omgeving van het slachtoffer en in de samenleving. Het feit is gepleegd terwijl het slachtoffer in bed lag in haar slaapkamer, wat bij uitstek een plek is waar zij zich veilig mocht wanen.
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank ook mee dat het feit zich heeft afgespeeld in de woning van de nicht van het slachtoffer, waar verdachte altijd welkom was en vaak over de vloer kwam. Niet alleen is deze nicht getuige geweest van het incident, zij heeft het slachtoffer, vechtend voor haar leven, ook beschermd tegen verdachte, die van geen ophouden wist. Ten slotte heeft verdachte het feit ook gepleegd voor de ogen van het elfjarige achterneefje van het slachtoffer, die vanuit zijn slaapkamer moest zien hoe verdachte het slachtoffer te lijf ging.
De rechtbank kan zich voorstellen dat het voor verdachte moeilijk zal zijn geweest om de foto’s en de video die hij aantrof in de telefoon van het slachtoffer te verwerken. Dit kan echter nooit een rechtvaardiging zijn van het gebruik van geweld, en al helemaal niet in de mate waarin verdachte dit geweld heeft gebruikt.
Uit de door de familie ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen blijkt dat zij verdachte na al die jaren waren gaan zien als onderdeel van de familie en dat zij het daarom niet kunnen geloven dat juist verdachte degene is die hun geliefde moeder, dochter, zus, nicht en achternicht veel te vroeg uit hun midden heeft gerukt. Verdachte heeft de familie door zijn handelen verscheurd achtergelaten en hen onbeschrijflijk veel verdriet gedaan. De leegte die het slachtoffer in de familie achterlaat kan in de ogen van de nabestaanden nooit meer worden opgevuld en wat bij hen overblijft zijn gevoelens van pijn, verdriet, boosheid en frustratie:
[naam zoon] (zoon van [slachtoffer] ): ‘
Nu zij weg is, blijf ik achter en weet niet hoe ik verder moet’;
[naam nicht] (nicht): ‘
De leegte kan nooit meer opgevuld worden. Het verdriet en de pijn zijn ondraaglijk’;
[naam dochter 1] (dochter van [naam nicht] ): ‘
Zodra ik bij mijn moeder thuis kwam, was mijn eerste vraag: Waar is Tantie? Deze vraag kan ik nu nooit meer stellen’;
[naam dochter 2] (dochter [naam nicht] ): ‘
Je was iemand van ons. Hoe moet ik nog iemand vertrouwen?;
[naam zus] (zus van [slachtoffer] ): ‘
Ons hart is verscheurd en alleen God kan ons helpen dit te verwerken en dit een plek te geven’.
De rechtbank ziet verder in de omstandigheid dat aan verdachte, die illegaal in Nederland verblijft, als gevolg van de op te leggen straf waarschijnlijk een inreisverbod zal worden opgelegd geen aanleiding om de straf te matigen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank is het al met al eens met de eis van de officier van justitie, mede gelet op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, en zij zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van elf jaar.