ECLI:NL:RBAMS:2018:9290

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
19 december 2018
Zaaknummer
13/751344-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

Op 4 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Osnabrück in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 19 september 2018 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar illegale handel in verdovende middelen. De opgeëiste persoon, geboren in 1960 en met de Nederlandse nationaliteit, werd bijgestaan door haar raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, tijdens de openbare zitting op 20 november 2018. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, illegale handel in verdovende middelen, ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten geaccepteerd, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, haar straf in Nederland zal kunnen ondergaan. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Staatsanwaltschaft Osnabrück toe te staan, zodat het strafrechtelijk onderzoek in Duitsland kan worden voortgezet. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. E.M.M. Gabel en de rechters mrs. Ch.A. van Dijk en B. Poelert, in aanwezigheid van griffier mr. A.T.P. van Munster. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751344-18
RK-nummer: 18/6472
Datum uitspraak: 4 december 2018
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 september 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 januari 2018 door de
Staatsanwaltschaft Osnabrück(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP) en verblijvend op het adres:
[adres],
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 20 november 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door haar raadsman, mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam. De raadsman heeft zich namens de opgeëiste persoon gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat zij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een Aanhoudingsbevel ter voorlopige hechtenis van 27 december 2017, uitgevaardigd door de rechtbank Nordhorn, met kenmerk: 5 Gs 469/17.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Duitsland strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Haar overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, als naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als zij voor de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, zij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Staatsanwältinte Osnabrück heeft op 9 oktober 2018 de volgende garantie gegeven:
I hereby assure you that, should the prosecuted person receive a non-appealable and non-suspended prison sentence after he(de rechtbank begrijpt: ‘she’)
has been extradited from the Netherlands, he shall be transferred to the Netherlands so that the prison sentence can be served there pursuant to the COUNCIL FRAMEWORK DECISION 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition of judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving a deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aa. Deze voorwaarde is voldaan. Het feit is inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 47 Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Staatsanwaltschaft Osnabrückten behoeve van het in Duitsland tegen haar gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor haar overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2018.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.