Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 22 mei 2018 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1995 en met de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit, werd verdacht van betrokkenheid bij diefstal en poging tot diefstal in België. Tijdens de zitting op 4 december 2018 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en zijn verweer tegen de overlevering werd behandeld. De raadsman betoogde dat het EAB ongenoegzaam was, maar de rechtbank oordeelde dat de omschrijving van de feiten voldoende was en voldeed aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank verwierp het verweer en concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, aangezien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank stelde vast dat er geen weigeringsgronden waren en dat de garantie voor terugkeer naar Nederland voldoende was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. J.A.A.G. de Vries als voorzitter, en werd openbaar uitgesproken zonder mogelijkheid tot hoger beroep.