Op 18 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat op 22 mei 2018 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 en met de Nederlandse en Marokkaanse nationaliteit, wordt verdacht van betrokkenheid bij diefstal en poging tot diefstal van voertuigen in België. Tijdens de zitting op 4 december 2018 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat het EAB onvoldoende informatie bevatte over de betrokkenheid van zijn cliënt bij de feiten, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende was. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon naar Nederland zal terugkeren om eventuele opgelegde straffen daar te ondergaan.