Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
4.Ten aanzien van de benadeelde partij
5.Beslissing
[benadeelde partij]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983, heeft de rechtbank Amsterdam op 12 december 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van (medeplegen van) diefstal met geweld, gepleegd op 28 oktober 2016 te Amsterdam. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. K. Duker, gepleit voor vrijspraak van de verdachte, een standpunt dat ook werd ondersteund door de raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve. De rechtbank heeft het dossier zorgvuldig bestudeerd en vastgesteld dat er weliswaar wettig bewijs aanwezig was, maar dat dit niet voldoende was om de tenlastelegging te bewijzen. Er was te veel onduidelijkheid over de feiten, waaronder het ontbreken van de gestolen gouden ketting en het gebrek aan letsel bij de aangever. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden en heeft de verdachte vrijgesproken. Tevens werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De benadeelde partij kan zijn vordering nog bij de burgerlijke rechter indienen.