ECLI:NL:RBAMS:2018:9400

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2018
Publicatiedatum
24 december 2018
Zaaknummer
13/702423-18 en 09/224677-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en vernieling door verdachte in Amsterdam met bijzondere voorwaarden voor behandeling

Op 12 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van zijn buurman en aan vernieling van de voordeur van de buurman en zijn eigen voordeur. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een incident op 4 september 2018, waarbij de verdachte de buurman bedreigde met de woorden: 'Houd je bek ik doe wat ik wil, ik kom naar boven en gooi je van het balkon en sla je in elkaar'. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen was, ondanks de verdediging die stelde dat er geen opzet was op het opwekken van vrees bij de buurman. De rechtbank achtte ook de vernieling van de voordeuren bewezen, waarbij de verdachte zowel de voordeur van de buurman als zijn eigen voordeur had beschadigd. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er sprake was van een ziekelijke stoornis bij de verdachte, wat invloed had op de strafbaarheid. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met daarnaast een voorwaardelijke geldboete van 750 euro en bijzondere voorwaarden voor ambulante behandeling. De benadeelde partij, de buurman, had een schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel werd toegewezen. De rechtbank benadrukte de impact van de gedragingen van de verdachte op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummers: 13/702423-18 en 09/224677-16 (TUL)
Datum uitspraak: 12 december 2018
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. Duker, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.T. Leigh, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich op 4 september 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer] ;
2. vernieling van een of meer voordeuren toebehorende aan [aangever] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de bedreiging. Voor een bewezenverklaring van bedreiging is namelijk vereist dat vrees is opgewekt bij aangever. Verder moet verdachte ook opzet hebben gehad op het opwekken van die vrees. Van opzet is geen sprake geweest omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich tot aangever heeft gericht. Bovendien blijkt uit de aangifte niet dat verdachte zou hebben geschreeuwd dat hij aangever zou neersteken.
Ten aanzien van de vernieling voert de raadsman aan dat verdachte één voordeur heeft vernield, namelijk de deur van [aangever] . Zijn eigen voordeur is vernield door de verbalisanten bij zijn aanhouding. Alleen de vernieling van de voordeur van [aangever] kan dan ook bewezen worden.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging bewezen kan worden. Uit de verklaring van aangever en uit de verklaring van verdachte op de terechtzitting blijkt dat verdachte op zijn balkon stond te schreeuwen en dat aangever hier iets van zei. Daarna heeft verdachte tegen aangever geroepen: “Houd je bek ik doe wat ik wil, ik kom naar boven en gooi je van het balkon en sla je in elkaar”. Dat verdachte niet de intentie had om aangever daadwerkelijk iets aan te doen, is voor een bewezenverklaring van bedreiging niet vereist. Bovendien is uit de aangifte gebleken dat aangever zich erg angstig heeft gevoeld en geschrokken was door de woorden van verdachte. De vrees is dus ook werkelijk bij aangever opgewekt.
Ten aanzien van de vernieling volgt uit de aangifte van [aangever] en [aangever] dat zowel de voordeur van [aangever] als de voordeur van verdachte is vernield. Verder blijkt uit het proces-verbaal van aanhouding dat verdachte het raam van zijn voordeur van binnenuit heeft stukgeslagen, en daarmee dus is beschadigd. Dat maakt dat sprake is geweest van vernieling en beschadiging van beide deuren.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 4 september 2018 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “Houd je bek ik doe wat ik wil, ik kom naar boven en gooi je van het balkon en sla je in elkaar”.
2.
op 4 september 2018 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk voordeuren, toebehorende aan [aangever] , heeft vernield of beschadigd.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 (één) maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Daarnaast vordert de officier van justitie de oplegging van een bijzondere voorwaarde, te weten een klinische behandeling.
De raadsman heeft verzocht om verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat hij zich ambulant laat behandelen. Verdachte is gemotiveerd om zich ambulant te laten behandelen. Tijdens die behandeling kan hij bij zijn ouders verblijven. Voor een klinische opname bestaat op dit moment geen aanleiding.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn buurman en aan vernieling van de voordeur van de buurman en zijn eigen voordeur. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, hetgeen ook blijkt uit de aangiftes. [slachtoffer] beschrijft dat hij door de woorden van verdachte erg angstig was, verdachte was zo agressief dat [slachtoffer] daardoor moest huilen. Ook [aangever] , een man op leeftijd, geeft aan dat hij uit angst voor verdachte zijn voordeur had gebarricadeerd. [aangever] was totaal van slag en bang. De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij de delicten heeft gepleegd in de huiselijke omgeving van de slachtoffers, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moeten voelen. Het is niet de eerste keer dat verdachte overlast heeft veroorzaakt, zijn gedrag heeft veel impact gehad op de medebewoners van dat flatgebouw.
Uit het strafblad van verdachte van 20 november 2018 blijkt dat verdachte in het verleden eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Ook is gebleken dat verdachte na het plegen van onderhavige feiten is veroordeeld. Dat betekent dat de rechtbank artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen, omdat de huidige zaak bij de eerdere veroordeling had kunnen worden meegenomen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van Pro Justitia rapportages van 27 en 28 november 2018. Door de psychiater wordt geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis met psychotische en manische symptomen, het meest passend bij de diagnose bipolaire II stoornis. Van die stoornis was ten tijde van de strafbare feiten ook sprake. Het advies is dan ook om de feiten ten dele aan verdachte toe te rekenen. Ook door de psycholoog wordt geadviseerd om de feiten verminderd aan verdachte toe te rekenen. Daarnaast stelt de psycholoog vast dat ten tijde van de feiten sprake was van een hypomane episode in het kader van een bipolaire II stoornis. De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en psycholoog over dat ten tijde van de strafbare feiten sprake was een ziekelijke stoornis en verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De psychiater heeft geadviseerd om een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte ambulant behandeld moet worden. Dit kan bij een FACT-team. Uitvoering van die behandeling kan onder toezicht van de reclassering plaatsvinden. De psycholoog heeft - in tegenstelling tot de psychiater – geadviseerd om verdachte klinisch te laten behandelen, hem goed in te stellen op medicatie, nadere diagnostiek te verrichten en te werken aan woonvoorziening en dagbesteding. Behandeling en begeleiding kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarden met reclassering als toezichthoudende instantie.
Ook is acht geslagen op het reclasseringsadvies van 28 november 2018. Door de reclassering wordt geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname).
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en rekening houdend met de straf verminderende factoren, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand met aftrek van het voorarrest passend is. In tegenstelling tot de geëiste voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank kiezen voor een voorwaardelijke geldboete, ter hoogte van 750 euro subsidiair 15 dagen hechtenis. Een voorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur – het bewezen geachte feit laat een forse voorwaardelijke gevangenisstraf niet toe - is immers niet mogelijk omdat verdachte deze, gelet op de duur van het voorarrest – bij elkaar 99 dagen -, al heeft uitgezeten. Om die reden kan een tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf op een later moment niet meer gevorderd worden. De rechtbank verwijst op dat punt naar een uitspraak van de Hoge Raad van 17 maart 2017 (met kenmerk: ECLI:NL:2017:462). Een voorwaardelijke geldboete is wel mogelijk en daarom passend in combinatie met de oplegging van bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal het advies van de psychiater volgen en verdachte verplichten zich ambulant te laten behandelen, met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname, in het kader van bijzondere voorwaarden. Een klinische opname – zoals geadviseerd door de psycholoog – acht de rechtbank op dit moment niet noodzakelijk. Verder wordt ook het advies van de Reclassering gevolgd om verdachte als bijzondere voorwaarde op te leggen dat hij op het adres van zijn ouders moet verblijven totdat hij vervangende woonruimte heeft gevonden. Daarnaast dient hij, indien reclassering dat nodig acht, mee te werken aan het vinden en behouden van dagbesteding.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangever] vordert € 50,00 aan materiële schadevergoeding en € 104,14 aan immateriële schadevergoeding.
De officier van justitie vindt dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu er tussen de gestelde schadeposten en het strafbare feit geen causaal verband bestaat.
Ook de raadsman heeft betoogd dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de aangevoerde schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
De door de benadeelde gestelde materiële schade, houdt volgens de rechtbank geen rechtstreeks verband met het strafbare feit. Dit deel van de vordering wordt afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde wel voldoende heeft onderbouwd dat hij geestelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de vernieling van zijn voordeur. Uit zijn vordering blijkt dat het feit grote gevolgen heeft gehad voor het leven van de benadeelde. Ook is hij op zoek gegaan naar medische en psychische hulp. De benadeelde heeft zijn vordering onder meer onderbouwd met rekeningen van de apotheek en drogist. Gelet op het voorgaande staat vast dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De rechtbank houdt bij de begroting van de schade rekening met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden. Gelet op het voorgaande begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 50,00. Het overige deel van de vordering wordt afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 50,00 (vijftig euro). Indien verdachte dit bedrag niet betaalt zal hij 1 dag vervangende hechtenis dienen te ondergaan.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 6 september 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 09/224677-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 12 mei 2017 van de politierechter te Den Haag, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De rechtbank acht het met de officier van justitie en de raadsman echter niet opportuun om de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten en zal de vordering daarom afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 23, 24c, 36f, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
bedreiging met zware mishandeling.
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte verder tot een
geldboeteter hoogte van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Beveelt dat deze bijkomende straf
niettenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal melden bij Reclassering Nederland, [adres 1] , op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • zich onder behandeling zal stellen van forensisch FACT-team van De Waag, of soortgelijke ambulante forensische zorgverlener (met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname), op tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • meewerkt aan het zoeken naar vervangende woonruimte. Tot die tijd is verdachte verplicht om op het adres van zijn ouders te verblijven, te weten [adres 2] .
  • meewerkt aan het vinden en behouden van dagbesteding.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever], toe tot een bedrag van € 50,00 (vijftig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever] voornoemd.
Wijst de vordering voor het overige af.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[aangever]aan de Staat € 50,00 (vijftig euro) te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 1 (één) dag. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 09/224677-16 af.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.H.G. Odink, voorzitter,
mrs. N. Saanen en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.N. Greeven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2018.