ECLI:NL:RBAMS:2018:9569

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
C/13/648964 / KG ZA 18-553 AB/MB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van voorschot en terbeschikkingstelling van aandeelhoudersregister in kort geding tussen Naftogaz en Gazprom

In deze zaak heeft de Oekraïense staats-energiemaatschappij Naftogaz een kort geding aangespannen tegen verschillende entiteiten van Gazprom, waaronder Gazprom Holdings Coöperatie U.A. De vordering betreft primair een voorschot van € 150.000.000,- op een bedrag waarvoor beslag is gelegd, en subsidiair de terbeschikkingstelling van het aandeelhoudersregister aan de deurwaarder. Naftogaz stelt dat Gazprom weigert te voldoen aan een eerder arbitrale uitspraak waarin Gazprom is veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag. De voorzieningenrechter heeft op 13 juli 2018 geoordeeld dat de vorderingen van Naftogaz worden afgewezen. De rechter oordeelt dat de bepalingen in artikel 474c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet bedoeld zijn om de deurwaarder in staat te stellen te controleren of de aandelen ten tijde van de beslaglegging op naam van de beslagdebiteur staan. De rechter concludeert dat er geen schending van verplichtingen door de gedaagden jegens de beslaglegger is, en verwijst naar de parlementaire geschiedenis ter ondersteuning van deze conclusie. Naftogaz wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/648964 / KG ZA 18-553 AB/MB
Vonnis in kort geding van 13 juli 2018
in de zaak van
de rechtspersoon naar Oekraïens recht
NATIONAL JOINT STOCK COMPANY NAFTOGAZ OF UKRAINE,
gevestigd te Kiev (Oekraïne),
eiseres bij dagvaarding van 20 juni 2018,
advocaten mr. R.M. Avezaat en S.A.H.J. Warringa te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GAZPROM [A],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GAZPROM [E],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GAZPROM [F],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GAZPROM [S],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5. de coöperatie
GAZPROM HOLDINGS COÖPERATIE U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. J.Ph. de Korte te Amsterdam.

1.De procedure

Ter zitting van 29 juni 2018 heeft eiser, hierna Naftogaz, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren aanwezig, voor zover hier van belang:
aan de zijde van Naftogaz: mrs. Avezaat en Warringa en de Zweedse advocaten B. Tute en M. Bengtsson;
aan de zijde van Gazprom: [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , mr. De Korte en zijn kantoorgenoot mr. G.J. Wilts.

2.De feiten

2.1.
Naftogaz is de Oekraïense staats-energiemaatschappij en eigenaar van het grootste pijpleidingennetwerk voor het vervoer van aardgas ter wereld.
2.2.
Public Joint Stock Company Gazprom (hierna: Gazprom), een Russische onderneming, is een van de grootste aardgasbedrijven ter wereld en grootleverancier van gas aan Europa. Een substantieel deel van het vervoer van het Russische gas loopt via het Oekraïense pijpleidingennetwerk van Naftogaz.
2.3.
Naftogaz en Gazprom hebben op 19 januari 2009 twee overeenkomsten gesloten over het vervoer en de verkoop van gas. Tussen hen zijn geschillen ontstaan over de nakoming daarvan. Naftogaz heeft, conform de overeenkomsten, in verband daarmee twee arbitrageprocedures aanhangig gemaakt bij de Stockholm Chamber of Commerce (SCC) te Zweden. Het SCC heeft deze zaken in 2014 in behandeling genomen.
2.4.
Het SCC heeft op 22 december 2017 een arbitraal eindvonnis gewezen in de zaak over de verkoopovereenkomst en op 28 februari 2018 inzake de gasvervoerovereenkomst. In deze laatste uitspraak is Gazprom veroordeeld tot betaling van USD 2.560.332.662,77.
2.5.
Gazprom heeft het onder 2.4 genoemde bedrag niet voldaan, betwist de verschuldigdheid daarvan en heeft bij de Zweedse civiele rechter vernietiging van het arbitrale vonnis gevorderd.
2.6.
Naftogaz heeft op 29 mei 2018 drie verzoekschriften ingediend bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank en verlof gevraagd voor het leggen van conservatoir (derden)beslag ten laste van Gazprom op vorderingen, aandelen en lidmaatschappen c.q. lidmaatschapsrechten, die Gazprom zou hebben in (onder meer) gedaagden. Op 30 mei 2018 heeft de voorzieningenrechter het gevraagde verlof verleend, met begroting van de vordering op 2 miljard vierhonderdnegentienmiljoen euro.
2.7.
Gedaagden hebben op 1 juni 2018 elk een notariële verklaring aan de deurwaarder toegezonden. Ten aanzien van gedaagden sub 1 tot en met 4 staat daarin vermeld dat Gazprom op 30 mei 2018
is neither a shareholder of nor holding any shares in the share capital of the Company.
Ten aanzien van gedaagde sub 5 is opgenomen dat Gazprom op 1 juni 2018 ‘
is neither a member or nor holding any membership rights in the Cooperative’. Op 15 juni 2018 heeft de advocaat van gedaagde sub 5 een nieuwe notariële verklaring gezonden waarin de datum van 1 juni 2018 is gewijzigd in 30 mei 2018.
2.8.
Bij vonnis van 28 juni 2018 heeft de rechtbank in Stockholm de tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis van 28 februari 2018 tot nader order geschorst.

3.Het geschil

3.1.
Naftogaz vordert – samengevat – primair: hoofdelijke veroordeling van ieder van gedaagden tot betaling aan Naftogaz van een voorschot van
€ 150.000.000,- op ‘het bedrag der vordering waarvoor het beslag wordt gelegd’ en subsidiair om alsnog het aandeelhoudersregister, respectievelijk lidmaatschapsregister, aan de deurwaarder ter beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom. Dit alles met veroordeling van gedaagden in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Naftogaz stelt ter toelichting op haar vorderingen, samengevat, het volgende. Gazprom weigert het bedrag te betalen waartoe zij bij onherroepelijke arbitrale uitspraken is veroordeeld en werkt de tenuitvoerlegging tegen. Daarom zijn de verzoekschriften ingediend tot het leggen van conservatoir (derden)beslag ten laste van gedaagden waarin Gazprom belangen heeft (of had). Het is een wettelijke verplichting voor de derde-beslagene om de aandelenregisters aan de deurwaarder te tonen, opdat de beslagenen en de deurwaarder de aantekening als bedoeld in artikel 474c lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kunnen maken. Inzage in de registers is noodzakelijk voor het leggen van de beslagen en wordt ook altijd gegeven. In dit geval konden de beslagen dus niet worden gelegd.
De aantekening kan niet zomaar worden vervangen door een verklaring van een notaris. Gedaagden houden zich aldus niet aan hun wettelijke verplichtingen, zodat zij op grond van artikel 444b lid 1 Rv kunnen worden veroordeeld tot voldoening van het bedrag der vordering waarvoor het beslag wordt gelegd, met rente en kosten. Gezien de hoogte van de vordering waarvoor het verlof is verleend, bestaat voldoende grond om elk der gedaagden te veroordelen tot voldoening van een voorschot van 150 miljoen euro. Als inderdaad juist is dat Gazprom op 30 mei 2018 geen aandelen/lidmaatschapsrechten (meer) had in gedaagden, komt dat doordat ze deze belangen recent heeft verhangen. Door inzage in de registers kan dat worden nagegaan. In het geval de primaire vordering niet wordt toegewezen, dienen gedaagden in elk geval alsnog aan hun verplichting te voldoen.
3.3.
Gedaagden voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens artikel 474c lid 1 Rv geschiedt het beslag op aandelen op naam in een besloten vennootschap door betekening aan de desbetreffende BV door een deurwaarder van een exploot als in dat artikel bedoeld. Volgens artikel 474aa Rv is dit artikel van overeenkomstige toepassing op beslag op lidmaatschapsrechten.
Bij de stukken bevinden zich vijf dergelijke exploten, die op 30 mei 2018 door de deurwaarder zijn betekend aan elk van gedaagden. Mede gelet op de artikelen 715 en 717 Rv staat daarmee vast dat de conservatoire beslagen zijn gelegd. Of ze doel hebben getroffen is een andere zaak.
4.2.
In drie gevallen heeft de deurwaarder vermeld dat de vennootschap, respectievelijk de coöperatie (gedaagde sub 5), verklaarde niet te kunnen voldoen aan de verplichting om terstond bij de beslaglegging in het aandeelhoudersregister, respectievelijk het lidmaatschapsregister, een aantekening te plaatsen van het beslag en die aantekening door de deurwaarder mede te laten ondertekenen. In de andere twee gevallen heeft de deurwaarder vermeld dat niemand werd aangetroffen die de vennootschap rechtsgeldig kon vertegenwoordigen, zodat het niet mogelijk was om de door de vennootschap te plaatsen en te ondertekenen aantekening van het beslag mede te ondertekenen. In alle gevallen heeft de deurwaarder vervolgens aan de vennootschap dan wel de coöperatie bevel gedaan om onmiddellijk de in lid 4 van artikel 474c Rv bedoelde aantekening te plaatsen in het register van aandeelhouders, dan wel het lidmaatschapsregister, met datum en tijdstip van het beslag, de naam van de beslaglegger en het getal en de nummers van de in beslag genomen aandelen, dan wel lidmaatschapsrechten, alsmede om het van deze aantekening voorziene aandeelhoudersregister, dan wel lidmaatschapsregister, binnen twee werkdagen voor medeondertekening te tonen op zijn kantoor.
4.3.
De verplichting van de vennootschap om terstond een aantekening in het aandeelhoudersregister te plaatsten geldt alleen als het beslag doel heeft getroffen, dus als de desbetreffende aandelen toebehoren aan de beslagdebiteur. Aandelen die op het moment van betekening aan de vennootschap aan een ander dan de beslagdebiteur toebehoren vallen immers niet onder het beslag. Indien het beslag geen doel heeft getroffen kan de vennootschap ook niet worden verplicht om het aandeelhoudersregister aan de deurwaarder te tonen voor medeondertekening.
Er valt dan immers niets aan te tekenen of te ondertekenen, laat staan mede te ondertekenen. Voor de coöperatie bij wie beslag is gelegd geldt mutatis mutandis hetzelfde.
4.4.
Noch in de exploten noch in een ander stuk heeft de deurwaarder melding gemaakt van tegenwerking door de vennootschappen. Dat is niet verwonderlijk, nu de aantekening in het aandeelhoudersregister geen constitutief vereiste is voor het leggen van beslag op aandelen, maar blijkens de parlementaire geschiedenis verband houdt met de wenselijkheid het beslag te boekstaven daar waar ook de overdrachten en verpandingen van de aandelen worden geregistreerd.(Bijl. Hand. TK 1970-1971, 11 288, nr. 3, MvT, p.6) Lid 5 van artikel 474c Rv houdt bovendien ook rekening met de mogelijkheid dat er helemaal geen aandeelhoudersregister bestaat.
De deurwaarder heeft dan ook volstaan met het doen van bevel zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven. Aan dat bevel konden en hoefden de vennootschappen zoals gezegd geen gehoor (te) geven, indien de beslagen geen doel hebben getroffen. Van een gebrek aan medewerking als bedoeld in lid 7 van artikel 474c Rv kan in dat geval dan ook geen sprake zijn. Voor de coöperatie is dit niet anders.
4.5.
Het is in eerste instantie aan de vennootschap/coöperatie, die immers het aandeelhoudersregister/lidmaatschapsregister bijhoudt, om behoorlijk aan te tonen dat het bij haar gelegde beslag op aandelen/lidmaatschapsrechten geen doel heeft getroffen en dat zij daarvan dus ook geen aantekening kan maken. De vier vennootschappen hebben in dit verband op 1 juni 2018 notariële verklaringen naar de deurwaarder gestuurd, waarin de notaris telkens verklaart dat hem na raadpleging van het aandeelhoudersregister is gebleken dat Gazprom op 30 mei 2018 geen aandeelhouder was, noch enig aandeel hield in het aandelenkapitaal van de desbetreffende vennootschap. De coöperatie heeft, na een eerdere versie waarin een fout was geslopen, op 14 juni 2018 eenzelfde notariële verklaring toegezonden, maar dan met betrekking tot lidmaatschapsrechten en na raadpleging door de notaris van het lidmaatschapsregister. Een door gedaagden ingeschakelde deurwaarder heeft op 22 juni 2018, na raadpleging van de aandeelhoudersregisters en het lidmaatschapsregister verklaringen afgelegd van dezelfde strekking en daarvan telkens proces-verbaal opgemaakt.
4.6.
Daarmee hebben gedaagden voorshands voldoende aangetoond dat de op 30 mei 2018 gelegde beslagen geen doel hebben getroffen. Het staat Naftogaz vrij om tegenbewijs te leveren. Zoals uit de hiervoor onder 4.4. aangehaalde parlementaire geschiedenis volgt, is de in artikel 474c Rv geregelde toegang voor de beslag leggende deurwaarder tot het aandeelhoudersregister niet bedoeld om die deurwaarder in staat te stellen te controleren of de desbetreffende aandelen ten tijde van de beslaglegging op naam van de beslagdebiteur staan. Bij deze stand van zaken is van schending door gedaagden van enige verplichting jegens beslaglegger Naftogaz of de beslag leggende deurwaarder geen sprake. De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden geweigerd, met verwijzing van Naftogaz als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen;
5.2.
veroordeelt Naftogaz in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van gedaagden begroot op:
– € 3.946,- € 3.946,- aan griffierecht en
– € 3.946,- € 980,- aan salaris advocaat.
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2018. [1]

Voetnoten

1.type: MB