Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
vonnis van de kantonrechter
[eiser]
de stichting Stichting Stadgenoot
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
“(…)Artikel 4. Bestemmingen4.1 Toegelaten en verboden bestemmingenDe solidruimten zijn bestemmingsvrij (gemengde gemeenschappelijke doeleinden). Een deelnemer kan een keuze maken uit wonen (sociaal), wonen (vrije sector), en werken (bedrijven/kantoren). De combinatie van wonen en werken valt onder wonen (vrije sector).I Voor de bestemming zijn de volgende gebruiksvormen toegestaan:(…)e. horeca - voorzieningen gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van eten, drinken en/of logies;(…)
Artikel 9. Disclaimer
“Alles samenvattend was er sprake van een ongelukkige start en dat heeft zeker gezorgd voor ‘oud zeer’.
“(…)4.4. Stadgenoot wordt niet gevolgd in haar standpunt dat eisers geen rechten kunnen ontlenen aan de Veilingsvoorwaarden. De Veilingsvoorwaarden bevatten immers niet alleen informatie over de te voeren veilingsprocedure maar ook essentiële informatie voor potentiële deelnemers over het project zelf die aanleiding kan zijn om al dan niet – en zo ja, tegen welke prijs – aan de veiling deel te nemen. Eisers hebben aan de Veilingsvoorwaarden gerechtvaardigde verwachtingen ontleend en op basis daarvan hun beslissing genomen om aan het project deel te nemen. Het kan dan ook niet zo zijn dat in het geval Stadgenoot thans bij haar optreden als eigenaar/verhuurder aan de inhoud van de Veilingsvoorwaarden voorbij gaat, eisers niet meer op die Veilingsvoorwaarden terug kunnen vallen. De in artikel 9 van de Veilingsvoorwaarden opgenomen disclaimers maken dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders, nu in dat artikel niet gelezen kan worden dat eisers in de onderhavige situatie geen rechten kunnen ontlenen aan de inhoud van de Veilingsvoorwaarden.(…)4.6. Dit verweer noopt tot een uitlegging van artikel 4.2 van de Veilingsvoorwaarden, waarbij beslissend is wat een gemiddelde oplettende deelnemer aan de veiling op grond van de tekst van het artikel, gelezen in de context van het geheel van de voorwaarden en de overige omstandigheden van het geval., redelijkerwijs mocht verwachten.Vooropgesteld wordt dat in artikel 4.2 van de Veilingsvoorwaarden wordt verwezen naar 4.1.I.e waarin melding wordt gemaakt van ‘horeca - voorzieningen gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van eten, drinken en/of logies’ en dat ‘horeca’ een afkorting is van hotel, restaurant café. Dit brengt in beginsel mee dat de beperking van 4.2 van de Veilingsvoorwaarden ook betrekking heeft op hotels. Mogelijk heeft Stadgenoot met de beperking alleen restaurants bedoeld, waar de toevoeging ‘restaurantfunctie’ in artikel 4.2 weer op zou kunnen duiden maar de voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de gemiddelde oplettende deelnemer aan de veiling dit zo niet had hoeven begrijpen. (…) Al met al wordt de uitleg die eisers aan artikel 4.2 van de Veilingsvoorwaarden geven aannemelijker geacht dan de uitleg van Stadgenoot.4.7. Dat betekent naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter nog niet dat Stadgenoot op straffe van een dwangsom dient te worden veroordeeld tot nakoming van dat artikel. In dit verband is relevant dat door Stadgenoot onweersproken is gesteld dat (ook) met de hoteleigenaren een huurovereenkomst is aangegaan die Stadgenoot niet eerder kan opzeggen dan na 10 jaar. Onder die omstandigheid kan Stadgenoot uitsluitend tot een beëindiging van de huurovereenkomsten van de hoteleigenaren komen als in een ontbindingsprocedure wordt geoordeeld dat de hotels zodanige overlast veroorzaken dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Vooralsnog is onvoldoende aannemelijk dat het zover zal komen. Eisers hebben weliswaar gesteld dat er sprake is van extreme overlast, maar tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Stadgenoot is onvoldoende komen vast te staan dat het gaat om overlast die die Stadgenoot van de exploitanten van de hotels niet behoeft te dulden. Daarbij is zeker van belang dat Stadgenoot van die exploitanten van die hotels zal moeten dulden dat dat zij een zekere hinder, eigen aan de exploitatie van een hotel, veroorzaken. Niet in geschil is immers dat Stadgenoot steeds wist en heeft ingestemd met het (voorgenomen) gebruik van de Solidruimtes door deze exploitanten als hotel. Vooralsnog is dan ook onaannemelijk dat het voor Stadgenoot (juridisch gezien) mogelijk is om over te gaan tot het (doen) verwijderen van de hotels. Dat betekent dat Stadgenoot daartoe niet op straffe van een dwangsom kan worden veroordeeld. Tot het onmogelijke kan niemand worden veroordeeld.
Vordering en verweer
primairaan zijn vordering ten grondslag dat - kort gezegd - Stadgenoot toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de onder 1.3 genoemde veilingvoorwaarden, waardoor hij schade lijdt. [eiser] verwijt Stadgenoot (i) dat Stadgenoot zich heeft verbonden maar maximaal 540 m2 aan hotels en/of restaurants te exploiteren in het complex, te weten 3 vestigingen van ten hoogste 180 m2, terwijl zich thans circa 3895 m2 aan hotels en restaurants in Solids 11 bevinden. Voorts stelt [eiser] dat hij (ii) veel overlast van de hotels en shortstays ondervindt en dat (iii) Stadgenoot handelt in strijd met haar statutaire doelstelling omdat in haar statuten is bepaald dat zij zich uitsluitend mag bezig houden met volkshuisvesting. [eiser] wijst erop dat de Inspectie voor Leefomgeving en Transport reeds heeft geoordeeld dat de verhouding commercieel/volkshuisvesting disproportioneel is en dat hij vanaf 10 juli 2012 herhaaldelijk namens de huurdersvereniging bij Stadgenoot heeft geklaagd. Ter onderbouwing van zijn stellingen beroept [eiser] zich onder meer op het onder 1.13 genoemde kortgedingvonnis. Voorts heeft Stadgenoot een taxatierapport overgelegd waaruit blijkt dat hij 30% verminderd woongenot heeft, hetgeen berekend over 10 jaar vanaf het begin van de huurovereenkomst (derhalve tot juli 2021) tot een schadepost van € 39.600,00 leidt. Omdat de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan dient ook na die 10 jaar (dus vanaf juli 2021) tot aan de ontruiming 30% huurprijsvermindering te worden toegepast. Daarnaast komt de door [eiser] gedane investering van € 7.500,00 als schade voor vergoeding in aanmerking, aldus steeds [eiser] .
Subsidiairstelt [eiser] zich op het standpunt dat de veilingvoorwaarden onderdeel uitmaken van de huurovereenkomst, die als huurovereenkomst woonruimte kwalificeert. De onder 3 genoemde verwijten leveren een gebrek in de zin van artikel 7:204 BW op, dat Stadgenoot op grond van artikel 7:206 BW dient te herstellen en op grond waarvan [eiser] bovendien op grond van artikel 7:207 BW recht heeft op evenredige huurprijsvermindering. Volgens [eiser] heeft hij vanaf 10 juli 2012 (het moment waarop hij via de huurdersvereniging heeft geklaagd) recht op huurprijsvermindering van in totaal
€ 35.640,00, berekend tot juli 2021, als ook daarna. Daarnaast stelt [eiser] ex artikel 7:208 BW recht te hebben op € 7.500,00 aan vergoeding van de gevolgschade bestaande uit de afschrijvingen van de door hem gedane investeringen in het gehuurde.
Beoordeling
Inleiding
“Uw huurovereenkomst is reeds tot stand gekomen. Dit is conform de veilingvoorwaarden van Solid 11 artikel 6 lid 1.”. Maar bovendien: de huurrelatie tussen [eiser] en Stadgenoot wordt niet uitsluitend ingevuld door een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van de huurovereenkomst zelf. Ook van belang is de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Omdat in de veilingvoorwaarden diverse bepalingen zijn opgenomen omtrent de bestemming van Solid 11, is het niet meer dan logisch dat [eiser] achteraf naar die voorwaarden verwijst. Zijn verwachtingen bij het aangaan van de huurovereenkomst werden immers gekleurd door de inhoud van die voorwaarden.
‘horeca’hotels, restaurants en café’s worden verstaan. Dat dit zo bedoeld is blijkt ook uit de opsomming van de toegelaten bestemmingen, waar in artikel 4.1 sub e als definitie van
‘horeca’opgenomen is
‘voorzieningen gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van eten, drinken en/of logies’, terwijl onder g een aparte categorie
‘short stay’is opgenomen. Gelet echter op de toevoeging
‘/restaurantfunctie’in artikel 4.2, in samenhang bezien met de maximering van drie vestigingen van ten hoogste 180 m2 per vestiging, hetgeen een uiterst onwaarschijnlijke omvang is voor een hotel, had [eiser] artikel 4.2 redelijkerwijs zo moeten begrijpen, dat de beperking uitsluitend op restaurants en niet ook op hotels zag. De kantonrechter volgt dan ook de door Stadgenoot bepleite uitleg van de veilingvoorwaarden en niet die van [eiser] .