ECLI:NL:RBAMS:2018:9770

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2018
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
18/3203
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding op grond van artikel 38ij Wetboek van Strafrecht na onterechte vrijheidsbeneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 38ij van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker, geboren in 1961, had op 1 mei 2018 een arrestatie ondergaan en was op 1 en 2 mei 2018 in hechtenis gehouden. De rechter-commissaris heeft vastgesteld dat verzoeker onterecht was vastgehouden, wat leidde tot het verzoek om schadevergoeding voor de onterechte vrijheidsbeneming. Verzoeker vroeg een schadevergoeding van € 420,- voor immateriële schade en € 1000,- in een nadere aanvraag. Het Openbaar Ministerie heeft zich niet verzet tegen een standaardvergoeding voor één dag onterechte hechtenis, maar verzet zich tegen een hoger bedrag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 1 mei 2018 om 10:45 uur door de politie is aangehouden en dat de officier van justitie op 2 mei 2018 een vordering tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis heeft ingediend. De rechter-commissaris heeft deze vordering afgewezen, omdat verzoeker niet op de hoogte was van het contactverbod dat aan hem was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 105,- voor de onterechte hechtenis, maar wees het verzoek om een hogere schadevergoeding af, omdat er geen bewijs was van extra immateriële schade.

De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de vergoeding van € 105,- toegewezen, terwijl het meer of anders verzochte werd afgewezen. Verzoeker heeft het recht om binnen een maand hoger beroep aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
RK: 18/3203
Beschikking op het verzoek ex artikel 38ij van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats] , wonende op het adres
[adres] ,
verzoeker.

De procesgang

Het verzoekschrift is op 4 mei 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Op 22 mei 2018 heeft het Openbaar Ministerie zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 21 december 2018 verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

De inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane verzekering stelt te hebben geleden.
Verzoeker stelt in zijn verzoek dat hij reeds op 1 mei gearresteerd is en op 1 en 2 mei 20218 heeft vastgezeten. De rechter-commissaris heeft besloten dat verzoeker direct in vrijheid diende te worden gesteld en dat hij dus onrechtmatig is vastgehouden. Verzoeker vraagt schadeloosstelling voor de duur van 2 dagen voor onterechte vrijheidsbeneming inclusief immateriële schadevergoeding ten bedrage van € 420,-. Op 18 december 2018 heeft verzoeker een nadere schadevergoedingsverzoek gedaan ten bedrage van € 1000,-.
Verzoeker heeft in raadkamer ter aanvulling op het verzoekschrift en naar aanleiding van het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – kort samengevat – aangevoerd dat er allemaal valse documenten zijn opgesteld en dat het allemaal niet op elkaar aansluit. Verzoeker heeft geen bevel tot arrestatie gekregen en het OM heeft wel 3 verschillende standpunten ingenomen met betrekking tot de arrestatie. Verzoeker heeft verklaard helemaal niet in het cellencomplex geweest te zijn en heeft het idee dat hij vergiftigd is in de cel. De rechter-commissaris De Boer heeft ook geconstateerd dat het niet klopte. Volgens verzoeker moet het verder worden uitgezocht. De geldelijke vergoeding is niet het belangrijkst, maar dat er sprake is van een enorm ambtsmisdrijf, dat moet verder worden uitgezocht.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft – met verwijzing naar het schriftelijk standpunt van het Openbaar Ministerie – verklaard zich niet te verzetten tegen het toekennen van de standaard vergoeding voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane hechtenis stelt te hebben geleden voor één dag. Nu verzoeker achteraf bezien één nacht onterecht heeft vastgezeten in een politiecel heeft hij recht op een schadevergoeding van € 105,-
De officier van justitie verzet zich tegen toekenning van een hoger bedrag dat het forfaitaire bedrag.

De beoordeling

Uit de stukken is gebleken dat verzoeker op 1 mei 2018 om 10:45 uur door de politie is aangehouden.
De officier van justitie heeft op 2 mei 2018 een vordering tenuitvoerlegging vervangende hechtenis opgelegd in verband met een rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38x van het Wetboek van Strafrecht. Deze maatregel betreffende een contactverbod was door de politierechter bij vonnis van 7 februari 2018 dadelijk uitvoerbaar verklaard.
In de vordering heeft de officier van justitie de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging gevorderd van de in het vonnis van 7 februari 2018 opgelegde vervangende hechtenis nu verzoeker zich niet heeft gehouden aan de maatregel van contactverbod met [persoon] .
De vordering van de officier van justitie is op 2 mei 2018 door de rechter-commissaris behandeld, waarbij verzoeker is gehoord. De rechter-commissaris heeft de vordering op grond van artikel 38x Sr afgewezen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat er geen aanwijzingen waren dat verzoeker op de hoogte was van het opgelegde contactverbod, zodat niet kon worden vastgesteld dat verzoeker het contactverbod bewust had overtreden.
In de gevallen waarin een vordering tot tenuitvoerlegging als bedoeld in artikel 38x Sr, tweede lid, wordt afgewezen kan het gerecht in feitelijke aanleg op verzoek van de veroordeelde hem een vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 38x Sr. Artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering is van overeenkomstige toepassing.
Op grond van artikel 90 lid 1 Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzoek is tijdig ingediend.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 38ij Sr
De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen en rekening houdend met de levensomstandigheden van verzoeker, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, dient aansluiting te worden gezocht bij artikel 136 lid 1 Sv. Onder één dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. Dit brengt mee dat de dag van de invrijheidstelling niet voor vergoeding in aanmerking komt. De eerste dag van de inverzekeringstelling wordt echter altijd naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft 1 dag in hechtenis doorgebracht. De rechtbank kent daarvoor een standaard schadevergoeding toe van € 105,00 per dag die op het politiebureau is doorgebracht.
Ten aanzien van de gevraagde hogere vergoeding overweegt de rechtbank dat het standaardbedrag dat in het kader van dit verzoek, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 89 Sv, wordt toegekend feitelijk een vergoeding is voor de materiële en immateriële schade ten gevolge van detentie. Daarnaast kan ingevolge artikel 89 Sv een vergoeding worden toegekend voor inkomstenderving en andere extra-immateriële schade, mits deze een rechtstreeks gevolg zijn van de detentie. In het onderhavige geval ziet de rechtbank geen aanleiding om een bijzonder geval aanwezig te achten waarin boven het forfaitaire bedrag uit zou moeten worden gegaan. Immers is niet gebleken dat verzoeker extra immateriële schade heeft geleden door de ondergane hechtenis.
De overige door verzoeker ingenomen standpunten vallen buiten het bestek van deze beslissing.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

Ten aanzien van het verzoek ex artikel 38ij Sr:
De rechtbank kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 105,- (honderdvijf euro) voor de schade die verzoeker ten gevolge van ondergane hechtenis heeft geleden.
Wijst het meer of anders verzochte af
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2018.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open,
in te stellen ter griffie van deze rechtbank,
binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, enkelvoudige kamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 105,- (honderdvijf euro) op IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van [verzoeker] , inzake schadevergoeding 38ij Sr.
Aldus gedaan op 21 december 2018
door mr. W.M.C. van den Berg, rechter.