In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de hoogte van de Ziektewetuitkering. Eiser, die werkzaam was voor verschillende BV's onder de organisatie 'naam Bedrijf', betwistte de vaststelling van zijn dagloon door het UWV. Hij stelde dat het dagloon te laag was vastgesteld omdat er een te korte referteperiode was gehanteerd en dat niet al zijn inkomsten waren meegenomen in de berekening. Eiser was van mening dat hij al sinds 28 september 2009 in dienst was bij zijn werkgever, terwijl het UWV uitging van een ingangsdatum van 15 augustus 2016.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV op basis van de relevante wetgeving een refertejaar had gehanteerd van 5 december 2015 tot en met 4 december 2016. Eiser had zich op 17 januari 2017 ziek gemeld en zijn dienstverband bij de BV eindigde op 7 mei 2017. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de ingangsdatum van 15 augustus 2016 had gehanteerd, omdat uit het informatiesysteem Suwinet bleek dat eiser vanaf die datum een inkomstenverhouding had met de BV. Eiser had geen bewijs geleverd dat zijn dienstverband eerder was begonnen.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het UWV geen rekening hoefde te houden met de inkomsten van eiser bij een andere BV, omdat deze formeel gezien als een andere werkgever werd beschouwd. De rechtbank concludeerde dat het UWV het dagloon op de juiste wijze had vastgesteld en dat de gronden van eiser niet slagen. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.