ECLI:NL:RBAMS:2018:9800

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 september 2018
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
AMS 18/1554
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorgtoeslag 2015 wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor zorgtoeslag over het jaar 2015. Eiseres had op 3 oktober 2017 een aanvraag ingediend, terwijl de deadline voor het indienen van deze aanvraag op 1 september 2016 lag. De Belastingdienst Toeslagen, verweerder in deze zaak, heeft de aanvraag afgewezen met het argument dat deze niet tijdig was ingediend. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij beperkte kennis had van haar rechten en plichten, en dat zij door een ziekenhuisopname eind 2015 niet in staat was om tijdig te reageren.

De rechtbank overweegt dat de wet geen uitzonderingen kent voor te laat ingediende aanvragen en dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om zich te laten informeren over haar rechten. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door de Belastingdienst terecht was, omdat eiseres niet aan de wettelijke voorwaarden voldeed. De omstandigheid dat eiseres het geld hard nodig heeft en dat zij in het verleden in het ziekenhuis heeft gelegen, biedt geen grond voor afwijking van de wet. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/1554

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2018 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

de Belastingdienst Toeslagen, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Remers).

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor zorgtoeslag 2015 afgewezen.
Bij het besluit 18 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2018.
Eisers was aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure vooraf ging
1. Eiseres heeft op 3 oktober 2017 een aanvraag zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2015 ingediend. Verweerder heeft de aanvraag met het primaire besluit afgewezen omdat deze niet tijdig is ingediend. Eiseres kon tot 1 september 2016 zorgtoeslag over 2015 aanvragen en de wet kent geen uitzonderingen om aanvragen die te laat zijn ingediend alsnog in behandeling te nemen, aldus verweerder. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt eiseres
2. Eiseres stelt in beroep dat zij wel degelijk recht heeft op zorgtoeslag. Ze geeft aan dat de reden van haar late aanvraag vooral is dat zij slechts beperkte kennis heeft van haar rechten en plichten. Verder vermeldt eiseres dat zij eind 2015 in het ziekenhuis heeft gelegen als gevolg van een ongeluk en dat zij nog steeds medicijnen slikt in verband met het ongeluk. Ook heeft zij onder behandeling gestaan van een psychiater en had zij in deze periode hulp bij haar administratie door iemand van Combibel. Er was helaas sprake van miscommunicatie. Zij benadrukt dat zij het geld heel hard nodig heeft om haar zorgverzekeraar te kunnen betalen en om schulden te voorkomen.
Toepasselijke regelgeving
3. In artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is bepaald dat een aanvraag om een tegemoetkoming (bijvoorbeeld zorgtoeslag) met betrekking tot een berekeningsjaar kan worden ingediend tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar. Als de belanghebbende of diens partner voor die datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de termijn waarbinnen een aanvraag kan worden gedaan om bijvoorbeeld zorgtoeslag, verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.
Het oordeel van de rechtbank
4. Eiseres heeft haar aanvraag voor zorgtoeslag 2015 pas op 3 oktober 2017 ingediend. Niet in geschil is dat eiseres niet is uitgenodigd om over het berekeningsjaar 2015 aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na 1 september 2016 verloopt. Dat betekent dat eiseres ook echt uiterlijk op 1 september 2016 een aanvraag voor zorgtoeslag over 2015 had moeten indienen. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de wettelijke regeling geen mogelijkheid biedt om af te wijken van artikel 15, eerste lid, van de Awir. Verweerder heeft dan ook terecht besloten dat eiseres voor het jaar 2015 niet in aanmerking komt voor zorgtoeslag.
5. De omstandigheid dat eiseres, zoals zij stelt, beperkte kennis heeft van haar rechten en plichten komt voor haar rekening en risico. Het lag op de weg van eiseres om zich bij verweerder, of op andere wijze te (laten) informeren over haar rechten en plichten.
Ook de omstandigheid dat eiseres het geld heel hard nodig heeft maakt niet dat verweerder mag afwijken van het dwingend wettelijke systeem om toeslagen de verlenen. Dit zelfde geldt voor de omstandigheid dat eiseres eind 2015 ten gevolge van een ongeluk in het ziekenhuis heeft gelegen en nog steeds medicijnen slikt in verband met het ongeluk.
Conclusie
6. Verweerder heeft terecht de aanvraag van eiseres om zorgtoeslag 2015 afgewezen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. H. van Hoeven, griffier op 5 september 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.