ECLI:NL:RBAMS:2018:9887

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2018
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
13/654109-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstallen met geweld van mobiele telefoons in Amsterdam

Op 17 december 2018 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen met geweld. De verdachte, geboren in 1981 en gedetineerd in een Huis van Bewaring, werd beschuldigd van het stelen van mobiele telefoons van verschillende slachtoffers in Amsterdam. De feiten vonden plaats op verschillende data in 2018, waarbij de verdachte de slachtoffers van achteren benaderde op een fiets en hun telefoons uit handen griste. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen, camerabeelden en de bekentenis van de verdachte vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank volgde dit advies, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn drugsverslaving. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank verklaarde de in beslag genomen fiets verbeurd, aangezien deze was gebruikt bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/654109-18 (Promis)
Datum uitspraak: 17 december 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [BRP-adres] ,
gedetineerd in Huis van Bewaring ‘ [naam HvB] ’ te [plaats HvB] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.R. Bons, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.H.R. Hogewind, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort samengevat ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de volgende feiten:
1. Diefstal met geweld van een mobiele telefoon van [slachtoffer 1] op 3 augustus 2018 te Amsterdam;
2. Verzet bij aanhouding op 3 augustus 2018 te Amsterdam;
3. Diefstal met geweld van een mobiele telefoon van [slachtoffer 2] op 28 juni 2018 te Amsterdam;
4. Diefstal met geweld van een mobiele telefoon van [slachtoffer 3] op 27 juli 2018 te Amsterdam;
5. Diefstal met geweld van een mobiele telefoon van [slachtoffer 4] op 29 augustus 2018 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1, die aan dit vonnis is gehecht en hier als ingevoegd geldt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het de laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de diefstallen met geweld heeft gepleegd. Van alle diefstallen met geweld is aangifte gedaan. Verdachte is direct na de incidenten op 3 augustus 2018 en 29 augustus 2018 (feiten 1 en 5) aangehouden, waarvan uitgebreide processen-verbaal door de verbalisanten zijn opgemaakt. Verdachte heeft bovendien bekend dat hij de diefstallen met geweld op 3 augustus 2018 en 29 augustus 2018 heeft gepleegd. In het proces-verbaal van 3 augustus 2018, dat is ondertekend door vijf verbalisanten, is ook het verzet bij de aanhouding op 3 augustus 2018 beschreven, zodat feit 2 eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen. Met betrekking tot de incidenten op 28 juni 2018 en 27 juli 2018 (feiten 3 en 4) zijn camerabeelden beschikbaar, waarvan de stills in het dossier zitten en waarop verdachte en zijn fiets zijn herkend. Voorts is bij de zoeking in de woning van verdachte op 30 augustus 2018 kleding gevonden die grote gelijkenis vertoont met de kleding die verdachte op de camerabeelden draagt.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte de feiten 1 en 5 bekent. Of hij de diefstal met geweld op 28 juni 2018 (feit 3) heeft gepleegd, weet hij niet meer. Hij herkent zichzelf niet op de stills. De raadsvrouw betoogt dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 4. Verdachte ontkent dat hij die diefstal met geweld (op 27 juli 2018) heeft gepleegd. Hij herkent het slachtoffer niet, er is nooit iemand gevallen nadat hij een telefoon had weggegrist en hij zou nooit lachen naar een slachtoffer. Bovendien heeft hij geen omafiets maar een herenfiets en droeg hij geen grijs T-shirt (zoals in de aangifte staat) maar een donker T-shirt. Het incident zelf is ook niet te zien op de camerabeelden. Verdachte ontkent dat hij zich op 3 augustus 2018 heeft verzet tegen de aanhouding (feit 2). De raadsvrouw wijst ten aanzien van dit feit erop dat verdachte bij de aanhouding fors letsel heeft opgelopen en heeft gesteld dat verdachte geen extra straf verdient.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Met de officier van justitie acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank motiveert dit als volgt.
Feiten 1 en 5
[slachtoffer 1] heeft op 3 augustus 2018 aangifte gedaan van diefstal met geweld van zijn mobiele telefoon eerder op die dag. [slachtoffer 4] heeft op 29 augustus 2018 aangifte gedaan van diefstal met geweld van haar mobiele telefoon eerder op die dag. Verdachte heeft deze diefstallen met geweld bekend. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd.
Feit 2
De rechtbank baseert de bewezenverklaring van dit feit op het door vijf verbalisanten op ambtseed/belofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 4 augustus 2018, waaruit, volgt dat verdachte, anders dan hij heeft gesteld, zich weldegelijk bij zijn aanhouding heeft verzet. De verbalisanten schrijven dat zij, nadat zij verdachte hadden aangehouden en hem handboeien wilden aanleggen, verdachte zich op verschillende momenten heeft verzet door zijn handen en armen krachtig aan te spannen, door overeind te komen, door met zijn bovenlichaam heen en weer te bewegen en door zich van zijn handboeien proberen los te trekken. Verbalisanten hebben herhaaldelijk gezegd dat verdachte moest meewerken en zijn verzet moest staken. Ook in de politiebus en op het politiebureau ging het verzet van verdachte door, aldus het proces-verbaal van bevindingen.
Feit 3
[slachtoffer 2] heeft op 28 juni 2018 aangifte gedaan van diefstal met geweld van haar mobiele telefoon eerder op die dag. Van dit incident zijn camerabeelden waarvan de stills in het dossier zitten. Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft verdachte op de camerabeelden herkend. Ook heeft hij de fiets van verdachte, een zwarte herenfiets met dubbele stang en een bagagerek voorop, herkend. Ook verbalisant [naam verbalisant 2] heeft de fiets van verdachte op de beelden herkend. Hij heeft de fiets van verdachte, die bij de aanhouding op 3 augustus 2018 in beslag was genomen, geïnspecteerd en vergeleken met de fiets die op de beelden te zien was. Zijn conclusie was dat de fiets op de beelden overeenkwam met de in beslaggenomen fiets. Bij de zoeking in de woning van verdachte op 30 augustus 2018 hebben verbalisanten [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] kleding aangetroffen die overeen kwam met de kleding die op de camerabeelden te zien was. Op de beelden is te zien dat verdachte een grijze polo draagt met opvallende zwarte randjes aan de mouwen en de kraag en een groene korte broek. In de woning troffen de verbalisanten een grijze polo aan met opvallende zwarte randen bij de mouwen en de kraag en een legergroene korte broek. Op basis van al deze bewijsmiddelen acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
[slachtoffer 3] heeft op 29 juli 2018 aangifte gedaan van diefstal met geweld van haar telefoon eerder op die avond op de Rozengracht. Bij dit incident is zij op de grond gevallen en heeft zij haar handpalmen bezeerd. Er zijn geen camerabeelden van het incident zelf, maar er zijn wel camerabeelden van vlak vóór en vlak na het incident, waarvan de stills in het dossier zitten. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de persoon op de stills is. Verbalisant [naam verbalisant 5] beschrijft dat verdachte op de camerabeelden zijn fiets aan zijn hand meevoert, dat verdachte uit dezelfde richting als [slachtoffer 3] komt en haar als het ware volgt. Anderhalve minuut later fietst verdachte over de Tweede Rozendwarsstraat. Bij de zoeking in de woning van verdachte op 30 augustus 2018 hebben verbalisanten [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 4] kleding aangetroffen die overeen kwam met de kleding die op de camerabeelden te zien was. Op de beelden was te zien dat verdachte een zwart T-shirt van het merk Nike droeg, een zwarte korte broek en opvallende sneakers. In de woning is een zwart T-shirt van het merk Nike, een zwarte korte broek van het merk Nike en donkerblauwe sneakers met grijze en witte accenten van het merk New Balance aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank staat het vast dat [slachtoffer 3] op de Rozengracht is beroofd van haar telefoon, dat verdachte zich op dat moment ook op de Rozengracht bevond en dat het signalement zoals opgegeven in de aangifte, met uitzondering van de kleur van het T-shirt, overeenkomt met het signalement van verdachte. Op grond van deze bewijsmiddelen, bezien in het licht van de korte tijdsspanne tussen het volgen van aangeefster en het weer terugfietsen door verdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze diefstal met geweld. De omstandigheid dat [slachtoffer 3] in haar aangifte een andere kleur van het T-shirt en het type fiets van de dader omschrijft, doet hier niet aan af. De rechtbank overweegt daarbij nog dat een vergissing van aangeefster kan worden verklaard door de snelheid waarmee het incident plaatsvond en de schrik en de stress die [slachtoffer 3] ondervond, temeer nu zij door dit incident ten val is gekomen en zich heeft bezeerd. Ook is de rechtbank opgevallen dat op de stills is te zien dat op de Rozengracht een omafiets stond geparkeerd en niet denkbeeldig is dat dit beeld bij [slachtoffer 3] is blijven hangen waardoor zij dacht dat de dader op een omafiets reed.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage 2vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. op 3 augustus 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, op voornoemde [slachtoffer 1] is afgefietst en met kracht de mobiele telefoon uit de handen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gegrist;
2. op 3 augustus 2018 te Amsterdam, zich heeft verzet tegen meerdere ambtenaren, brigadier van politie Eenheid Amsterdam [naam ] en inspecteur van politie Eenheid Amsterdam [naam] werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten als onderdeel van het Doelgroepenteam (dat zich bezighoudt met de bestrijding van straatcriminaliteit in de binnenstad van Amsterdam), door
  • zijn armen en zijn handen met zijn spieren aan te spannen en
  • met zijn armen de andere kant op te bewegen dan de richting alwaar de ambtenaren zijn armen naartoe draaiden en
  • overeind te komen en proberen los te komen uit de greep van de ambtenaren en
  • zich met kracht los te trekken uit de aangelegde handboeien;
3. op 28 juni 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, op voornoemde [slachtoffer 2] is afgefietst en met kracht de mobiele telefoon uit de handen van voornoemde [slachtoffer 2] heeft gegrist;
4. op 27 juli 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, op voornoemde [slachtoffer 3] is afgefietst en met kracht de mobiele telefoon uit de handen van voornoemde [slachtoffer 3] heeft gegrist, waardoor voornoemde [slachtoffer 3] op de grond is gevallen en pijn aan haar handpalmen heeft bekomen;
5. op 29 augustus 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, op voornoemde [slachtoffer 4] is afgefietst en met kracht de mobiele telefoon uit de handen van voornoemde [slachtoffer 4] heeft gegrist.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering in het advies van 8 november 2018, met een proeftijd van 2 jaren.
De in beslag genomen fiets dient verbeurd te worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest opgelegd zou moeten worden met daarbij een voorwaardelijke straf. Verdachte heeft hulp nodig. Hij heeft in zijn jeugd een trauma opgelopen. Om dit te vergeten, is hij drugs gaan gebruiken. Hij is nu bereid en gemotiveerd om zowel aan de verwerking van het trauma als aan zijn drugsverslaving te werken. Daartoe zijn de eerste stappen gezet. Een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit doorkruisen.
De in beslag genomen fiets dient aan verdachte terug te worden gegeven, omdat verbeurdverklaring onevenredig is.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van deze straf in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal diefstallen met geweld. Hierbij heeft hij de slachtoffers van achteren op de fiets benaderd en heeft hij hun mobiele telefoon uit handen gegrist. De slachtoffers zijn hier erg van geschrokken. Een van de slachtoffers is door de actie van verdachte op de grond gevallen waarbij zij haar handpalmen heeft bezeerd. Een telefoon bevat een schat aan persoonlijke en unieke gegevens, zoals foto’s en filmpjes, waar de eigenaar emotionele waarde aan hecht. Als dit wordt weggenomen, heeft dat veel impact op het slachtoffer. Daarbij zorgt het voor veel overlast en gedoe om gegevens te blokkeren dan wel te herstellen. Dit soort diefstallen met geweld zorgen niet alleen bij de slachtoffers voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar ook in de maatschappij. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verzet bij aanhouding.
De rechtbank sluit aan bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die voor tasjesroof gelden, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Het bewezenverklaarde geweld bestond namelijk steeds uit het grissen uit de handen van een telefoon. Dit geweld is vergelijkbaar met het geweld dat bij een tasjesroof wordt toegepast en past minder bij het geweld bij een straatroof, voor welk feit doorgaans zwaarder straffen worden opgelegd Nu het hier om 4 bewezen diefstallen met geweld gaat en verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan verzet bij aanhouding, is een gevangenisstraf van 12 maanden in beginsel passend. De door de raadsvrouw bepleitte straf gelijk aan het voorarrest doet dan ook geen recht aan de ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter zitting is gebleken, ziet de rechtbank reden om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Hierbij volgt de rechtbank het advies van de reclassering van 8 november 2018 en zal zij de in dat advies voorgestelde bijzondere voorwaarden opleggen, zodat verdachte de gelegenheid heeft om aan de verwerking van het trauma als aan zijn drugsverslaving te werken in een gegeven behandelkader.
Beslag
Onder verdachte is een zwarte herenfiets, merk Sparta, type pick-up, in beslag genomen. Deze fiets behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van deze fiets het onder 5 bewezen geachte is begaan, verklaart de rechtbank deze verbeurd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 1.069,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vaststaat dat aan [slachtoffer 1] door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. - [slachtoffer 1] heeft, blijkens de onderbouwing van de vordering, veel last gehad van wat hem is overkomen. Zo beschrijft hij dat hij zo angstig was na het incident dat hij zijn hotelkamer niet uit durfde komen en daarom ook niet meer van zijn verblijf in Amsterdam heeft kunnen genieten. De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van
€ 500, - en wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding tot dat bedrag toe, vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 1.059,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 4, gevraagd de vordering af te wijzen.
Vaststaat dat aan [slachtoffer 3] door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. Zij heeft haar materiële schade onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
In het belang van [slachtoffer 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 259,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist.
Vaststaat dat aan [slachtoffer 4] door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Zij heeft haar materiële schade onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
In het belang van [slachtoffer 4] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 57, 180 en 312 van het wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1, 3, 4 en 5 tenlastegelegde:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Wederspannigheid.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich bij Reclassering Nederland, [adres] zal melden wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek, zich daarna bij de reclassering zal blijven melden gedurende de proeftijd zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht en zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
5. zich laat behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrisch toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door een justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig acht.
Verklaart verbeurd:
- Een zwarte herenfiets, merk Sparta, type pick-up.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 1], toe tot € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 3 augustus 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat [slachtoffer 1] voornoemd voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 3 augustus 2018, tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 3]toe tot € 1.556,- (vijftienhonderdzesenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 27 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.556,- (vijftienhonderdzesenvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 27 juli 2018, tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 25 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van
[slachtoffer 4]toe tot € 259,- (tweehonderdnegenenvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 29 augustus 2018, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 4] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 259,- (tweehonderdnegenenvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 29 augustus 2018, tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.V. Essenburg, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en N. Saanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Bouwhuis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2018.
[(==)]
[<>]
[<>]