8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van deze straf in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal diefstallen met geweld. Hierbij heeft hij de slachtoffers van achteren op de fiets benaderd en heeft hij hun mobiele telefoon uit handen gegrist. De slachtoffers zijn hier erg van geschrokken. Een van de slachtoffers is door de actie van verdachte op de grond gevallen waarbij zij haar handpalmen heeft bezeerd. Een telefoon bevat een schat aan persoonlijke en unieke gegevens, zoals foto’s en filmpjes, waar de eigenaar emotionele waarde aan hecht. Als dit wordt weggenomen, heeft dat veel impact op het slachtoffer. Daarbij zorgt het voor veel overlast en gedoe om gegevens te blokkeren dan wel te herstellen. Dit soort diefstallen met geweld zorgen niet alleen bij de slachtoffers voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar ook in de maatschappij. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verzet bij aanhouding.
De rechtbank sluit aan bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht die voor tasjesroof gelden, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Het bewezenverklaarde geweld bestond namelijk steeds uit het grissen uit de handen van een telefoon. Dit geweld is vergelijkbaar met het geweld dat bij een tasjesroof wordt toegepast en past minder bij het geweld bij een straatroof, voor welk feit doorgaans zwaarder straffen worden opgelegd Nu het hier om 4 bewezen diefstallen met geweld gaat en verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan verzet bij aanhouding, is een gevangenisstraf van 12 maanden in beginsel passend. De door de raadsvrouw bepleitte straf gelijk aan het voorarrest doet dan ook geen recht aan de ernst en omvang van de bewezenverklaarde feiten. Gelet echter op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter zitting is gebleken, ziet de rechtbank reden om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Hierbij volgt de rechtbank het advies van de reclassering van 8 november 2018 en zal zij de in dat advies voorgestelde bijzondere voorwaarden opleggen, zodat verdachte de gelegenheid heeft om aan de verwerking van het trauma als aan zijn drugsverslaving te werken in een gegeven behandelkader.
Beslag
Onder verdachte is een zwarte herenfiets, merk Sparta, type pick-up, in beslag genomen. Deze fiets behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van deze fiets het onder 5 bewezen geachte is begaan, verklaart de rechtbank deze verbeurd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert € 1.069,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Vaststaat dat aan [slachtoffer 1] door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. - [slachtoffer 1] heeft, blijkens de onderbouwing van de vordering, veel last gehad van wat hem is overkomen. Zo beschrijft hij dat hij zo angstig was na het incident dat hij zijn hotelkamer niet uit durfde komen en daarom ook niet meer van zijn verblijf in Amsterdam heeft kunnen genieten. De rechtbank waardeert de immateriële schade op een bedrag van
€ 500, - en wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding tot dat bedrag toe, vermeerderd met de wettelijke rente.
[slachtoffer 1] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 1.059,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 4, gevraagd de vordering af te wijzen.
Vaststaat dat aan [slachtoffer 3] door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. Zij heeft haar materiële schade onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
In het belang van [slachtoffer 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert € 259,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De raadsvrouw heeft de vordering niet betwist.
Vaststaat dat aan [slachtoffer 4] door het onder 5 bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Zij heeft haar materiële schade onderbouwd. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
In het belang van [slachtoffer 4] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.