In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1969, die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 26 september 2019 gevolgd, waar de officier van justitie, mr. S.W.M. van der Linde, de vordering heeft gepresenteerd. De verdachte werd beschuldigd van het witwassen van meerdere voorwerpen in de periode van 1 mei 2014 tot en met 30 november 2014. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte goederen in ontvangst heeft genomen die afkomstig waren van misdrijf, en dat hij zich hiervan bewust was of de aanmerkelijke kans op misdrijf heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van medeplegen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan opzetwitwassen van trolly's, lampen en bureaustoelen die hij op zijn adres heeft ontvangen. De rechtbank heeft de strafmaat gematigd en een taakstraf van 40 uren opgelegd, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.