Op 12 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Nürnberg in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 23 oktober 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn Nederlandse nationaliteit bevestigd. Tijdens de zitting op 10 december 2019 heeft de opgeëiste persoon verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten, en zijn raadsman heeft betoogd dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon slechts gebaseerd is op het feit dat hij een auto zou hebben gehuurd met de creditcard van zijn zwager. De rechtbank oordeelde echter dat de onschuld niet aanstonds was aangetoond en dat deze kwestie in de Duitse procedure aan de orde moest worden gesteld.
De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters, in aanwezigheid van griffier S.P.F. Sneeboer.