ECLI:NL:RBAMS:2019:10054

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2019
Publicatiedatum
21 januari 2020
Zaaknummer
13/751810-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 12 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Nürnberg in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 23 oktober 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn Nederlandse nationaliteit bevestigd. Tijdens de zitting op 10 december 2019 heeft de opgeëiste persoon verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten, en zijn raadsman heeft betoogd dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon slechts gebaseerd is op het feit dat hij een auto zou hebben gehuurd met de creditcard van zijn zwager. De rechtbank oordeelde echter dat de onschuld niet aanstonds was aangetoond en dat deze kwestie in de Duitse procedure aan de orde moest worden gesteld.

De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten is gegeven, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters, in aanwezigheid van griffier S.P.F. Sneeboer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751810-19
RK nummer: 19/6153
Datum uitspraak: 12 december 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 oktober 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 augustus 2019 door het
Amtsgericht Nürnberg(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 december 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.M. van Dam, advocaat te Utrecht.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Nürnbergvan 23 augustus 2019 met dossiernummer 58 Gs 8435/19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 18, te weten:
Georganiseerde of gewapende diefstal.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten.
Zijn raadsman heeft aangevoerd dat de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de feiten slechts is gebaseerd op het feit dat de vluchtauto steeds door de opgeëiste persoon met de creditcard van zijn zwager zou zijn gehuurd. Om de onschuld van de opgeëiste persoon te bewijzen heeft de raadsman stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de opgeëiste persoon op de dag van de feiten voor zijn baas in Nederland aan het werk was en zich derhalve niet in Duitsland bevond. De opgeëiste persoon heeft de feiten daarom niet kunnen begaan.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat de onschuld van de opgeëiste persoon niet aanstonds is aangetoond. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat de opgeëiste persoon de feiten onmogelijk kan hebben gepleegd. Deze onschuldbewering moet in de Duitse procedure aan de orde worden gesteld.
De ter zitting gevoerde onschuldbewering kan dan ook niet leiden tot weigering van de overlevering. Het verweer wordt verworpen.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt in Nürnberg-Fürthheeft op 23 oktober 2019 de volgende garantie gegeven:
Zover de vervolgde na zijn rechtsgeldige veroordeling door een Duitse rechtbank aan zijn retouroverdracht ter strafexecutie naar Nederland heeft ingestemd, wordt beloofd dat hij de straf daar kan uitzitten.
Bij schrijven van 29 november 2019 is die garantie als volgt bevestigd:
Indien de vervolgde na zijn rechtsgeldige veroordeling door een Duitse rechtbank instemt met zijn terugoverdracht voor de tenuitvoerlegging van de straf in Nederland wordt toegezegd dat:
1.
hij de straf daar kan uitzitten
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hiervoor vermelde garanties voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd.
diefstal door twee of meer verenigende personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 157 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Amtsgericht Nürnberg(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en R. Godthelp, rechters,
in tegenwoordigheid van S.P.F. Sneeboer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.