Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een adoptiezaak waarbij verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.E. Sprenkeling, verzocht om de adoptie van [belanghebbende 1], die op dat moment meerderjarig was. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoek dat op 25 maart 2019 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 oktober 2019 waren verzoeker, [belanghebbende 1] en de moeder aanwezig, terwijl de man had aangegeven niet aanwezig te zijn maar wel in te stemmen met het verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de man ooit gehuwd zijn geweest en dat [belanghebbende 1] in dat huwelijk is geboren. Verzoeker en de moeder zijn sinds 27 december 1995 met elkaar gehuwd en wonen samen met [belanghebbende 1]. De rechtbank heeft de bevoegdheid om het verzoek te behandelen, aangezien verzoeker en [belanghebbende 1] hun gewone verblijfplaats in [woonplaats] hebben.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel [belanghebbende 1] op het moment van het verzoek meerderjarig was, er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de adoptie wordt uitgesproken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het ontbreken van de mogelijkheid tot adoptie een ongeoorloofde inmenging in het gezins- en familieleven van verzoeker en [belanghebbende 1] zou zijn, zoals bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft daarom het verzoek tot adoptie toegewezen, met als doel de juridische bevestiging van de bestaande emotionele band tussen verzoeker en [belanghebbende 1].