In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2019 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd indien zij bij de ouders zouden wonen. De ouders hebben een gewelddadige relatie en de moeder kampt met psychische problematiek, waardoor zij niet in staat is om een veilige opvoedsituatie te bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen al geruime tijd in pleeggezinnen verblijven en dat terugplaatsing bij de ouders niet in hun belang is. De rechtbank heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering benoemd tot voogdijinstelling over de kinderen. De ouders behouden hun ouderlijke rechten, maar de kinderen zullen niet door hen worden opgevoed. De rechtbank heeft ook een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de ouders minimaal eenmaal per twee weken contact hebben met de kinderen. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen, die recht hebben op stabiliteit en continuïteit in hun opvoeding.