ECLI:NL:RBAMS:2019:10176

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
7104342
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over ontbinding huurovereenkomst en ontruiming woning met bewijsopdracht verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2019 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Predio B.V. en twee gedaagden, die sinds 1990 een woning huren. De eiser, Predio, vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning op basis van meerdere verwijten aan het adres van de gedaagden, waaronder overlast en intimidatie van andere huurders. De gedaagden hebben de vorderingen bestreden en stellen dat de verwijten ongegrond zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een patroon van gedragingen is van beide partijen en dat de gedaagden zich niet als goede huurders hebben gedragen. De rechter heeft de eiser toegelaten tot bewijslevering om aan te tonen dat de gedaagden ernstig tekort zijn geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De beslissing over de ontbinding van de huurovereenkomst is aangehouden, en de eiser moet uiterlijk 2 april 2019 aangeven of zij bewijs kan leveren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7104342 CV EXPL 18-16727
vonnis van: 19 maart 2019
fno.: 34906

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

Predio B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiseres
nader te noemen: Predio
gemachtigde: mr. T.C. Boer
t e g e n

1. [gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]

beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
nader te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. C.G.M. Oosterwijk

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding van23 juli 2018, met producties;
- antwoord met producties;
- instructievonnis;
- dagbepaling comparitie.
De comparitie heeft plaatsgevonden op 15 januari 2019. Voor Predio is verschenen de heer [medewerker eiseres] , vergezeld door mr. S.J. Kloosterman als gemachtigde. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn verschenen, vergezeld door de gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Voorafgaand aan de comparitie hebben beide partijen bij brief nog nadere producties overgelegd. Zoals afgesproken tijdens de comparitie heeft Predio na de comparitie nog een akte genomen. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[gedaagde 1] huurt sedert 15 juli 1990 de woning aan de [adres] te [woonplaats] , hierna de woning. Zij woont daar met haar inmiddels meerderjarige zoon, gedaagde sub 2.
1.2.
Predio is sedert 9 november 1998 eigenaar van het pand [adres] , waar zich naast de woning een kantoorruimte op de begane grond en eerste etage bevindt en een woning op de derde etage aanwezig is.
1.3.
De huurprijs van de woning van [gedaagden] bedraagt € 460,16 per maand exclusief het voorschot op de servicekosten van € 160,00 per maand.
1.4.
Tussen partijen is een groot aantal procedures bij de Huurcommissie gevoerd.
1.5.
De derde etage is in de afgelopen jaren door verschillende bewoners bewoond.
1.6.
Bij beslissing van de kantonrechter te Amsterdam van 24 maart 2017 is een eerdere vordering van Predio tot, kort samengevat, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde afgewezen. De eventuele tekortkomingen aan de zijde van [gedaagden] zijn niet ernstig genoeg beoordeeld om tot ontbinding van de huurovereenkomst te komen. Tegen het vonnis is geen beroep ingesteld.
1.7.
In augustus 2017 heeft Predio een huishoudelijk reglement opgesteld om het gebruik over en weer te verduidelijken. [gedaagden] heeft hiermee, anders dan de andere huurders, niet ingestemd.
1.8.
Blijkens de dagvaarding worden [gedaagden] de volgende (nieuwe) verwijten gemaakt:
- overlast, bedreigingen en intimidaties t.a.v. huurder bovenwoning;
- overlast t.a.v. huurder kantoorruimte;
- overlast t.a.v. ingeschakelde monteur en nieuwe overlast t.a.v. huurder kantoorruimte;
- gooien van etensresten vanaf het balkon
Ter onderbouwing heeft Predio de nodige stukken en opnames in het geding gebracht.
1.9.
Op haar beurt heeft [gedaagden] ten aanzien van deze nieuwe verwijten stukken en opnames in het geding gebracht.
1.10.
Predio heeft zich er verder op beroepen dat [gedaagden] ook na dagvaarding in deze zaak volhardt in volgens haar onuitstaanbaar gedrag jegens met name medehuurders en anderen (werklui) in het pand. Het betreft onder meer het vals beschuldigen van medehuurders, in het bijzonder de bovenbuurvrouw [betrokkene] , hierna: [betrokkene] , het ten onrechte fietsen plaatsen tegen de voorgevel, het onheus bejegenen van de tuinman medio september 2018 en het niet toestaan van het gebruik van een kraan voor het besproeien van planten buiten, welke kraan zich in de kelderruimte bevindt die bij [gedaagden] in gebruik is.
1.11.
Tussen de huurder van de kantoorruimte en [gedaagden] heeft zich een geschil voorgedaan over het plaatsen van camera’s in de gemeenschappelijke ruimtes van het gehuurde. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 19 december 2018 is bepaald, kort samengevat, dat in ieder geval een aantal camera’s onder de geschetste omstandigheden een ongerechtvaardigde inbreuk maken op het recht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van [gedaagden] . De huurder van de kantoorruimte is, eveneens kort samengevat, bevolen deze te verwijderen.

De vordering

2.1.
Predio vordert onder aanbieding van (aanvullend) bewijs, ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en veroordeling van [gedaagden] tot ontruiming van de woning, op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [gedaagden] in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen en met machtiging aan Predio om de ontruiming zo nodig zelf te bewerkstelligen; een en ander met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van dit geding. Predio stelt daartoe, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende. [gedaagden] gedraagt zich niet als goed huurster en er is aan haar zijde sprake van ernstige tekortkomingen in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Predio verwijst daarbij naar de vele incidenten die in de eerdere procedure tussen partijen al aan de orde zijn gekomen en voegt daar een aantal recente incidenten (zie ro 1.8 en ro 1.10) aan toe. [gedaagden] heeft haar gedrag niet aangepast en er is geen enkel vertrouwen, gezien het patroon van gedragingen, dat dit in de toekomst ten goede zal veranderen. Er is sprake van een structurele wanprestatie aan de zijde van [gedaagden] , aldus Predio. Het aantal tekortkomingen, ernstig en minder ernstig, is zodanig omvangrijk, dat ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd.

Het verweer

2.2.
[gedaagden] heeft de vorderingen van Predio bestreden en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Allereerst betoogt [gedaagden] opnieuw dat de dagvaarding in combinatie met de grote hoeveelheid overgelegde stukken, waaronder alle stukken uit de vorige procedure, dusdanig omvangrijk is dat sprake is van strijd met de substantiëringsplicht. Er is sprake van “over – substantiering”, hetgeen tot niet-ontvankelijkheid, dan wel afwijzing van de vordering moet leiden. Verder verwijst [gedaagden] naar de uitkomst van de vorige procedure. Ten aanzien van de aan haar adres gemaakte verwijten voert zij aan dat deze feitelijk niet juist zijn dan wel ongegrond en dat er goede redenen zijn dat zij zich gedroeg zoals zij deed. [gedaagden] betwist de tekortkomingen en stelt dat, voor zover deze zijn komen vast te staan, ze niet ernstig genoeg zijn om tot een ontbinding en ontruiming te leiden.

De beoordeling

3.1.
Het verweer dat Predio niet heeft voldaan aan het substantiëren van haar stellingen door deze te “over-substantiëren”, gelet op de uitgebreide dagvaarding en grote hoeveelheid overgelegde stukken, wordt verworpen. [gedaagden] heeft gelegenheid gehad zich te verweren en heeft van die gelegenheid (ruimschoots) gebruik gemaakt door zich ook te bedienen van uitgebreide stukken van zowel haarzelf als van haar raadsman en heeft voorts eveneens een groot aantal producties overgelegd. Partijen hebben uitgebreid gedebatteerd en de stellingen van de ander weersproken. Daarbij is de kantonrechter niet gebleken dat [gedaagden] niet wist waartegen zij zich had te verweren.
3.2
Partijen hebben gedebatteerd over de vraag in hoeverre hetgeen Predio aan haar vorderingen die hebben geleid tot het vonnis van 24 maart 2017 ten grondslag heeft gelegd, in dit geding opnieuw aan de orde kan komen en kan worden beoordeeld. De kantonrechter overweegt dat in die procedure feiten ten aanzien van gestelde tekortkomingen van [gedaagden] tot dan toe zijn beoordeeld en gewogen. Verder is beoordeeld of en in hoeverre [gedaagden] zich op de uitzondering van artikel 6:265 lid 1 BW kan beroepen. Predio beroept zich in de onderhavige procedure mede op toen beoordeelde feiten en omstandigheden. Nu sprake is van een onherroepelijk vonnis, zal de kantonrechter het opnieuw bespreken en wegen van de reeks incidenten die in het vonnis van 24 maart 2017 aan de orde zijn geweest achterwege laten en als uitgangspunt nemen dat er op 24 maart 2017 onvoldoende aanleiding was om tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde over te gaan. De centrale vraag in de onderhavige procedure is of gelet op hetgeen sindsdien is voorgevallen de conclusie nu een andere moet zijn. Hetgeen in voormeld vonnis is overwogen en komen vast te staan is voor de beoordeling van de vordering in de onderhavige procedure daarmee niet zonder betekenis. Zo kan aan de hand van eerdergenoemd vonnis en met name gelet op de gewisselde stukken in die zaak worden vastgesteld dat de problemen tussen partijen niet van vandaag of gisteren zijn. Ook is wel duidelijk dat er, over en weer, sprake is van een patroon van gedragingen. [gedaagden] stelt door de jaren heen onderhoudsgebreken bij Predio en haar rechtsvoorgangers aan de orde, klaagt over geluidsoverlast van met name, maar niet alleen, de bovenburen. Predio c.q. haar rechtsvoorgangers bestrijden dat er een noodzaak tot (verdere) geluidsisolatie is en hebben een en andermaal de wens te kennen gegeven dat [gedaagden] het gehuurde verlaat. Ook is andere woonruimte aangeboden, welke aanbiedingen door [gedaagden] zijn afgewezen. In zoverre wordt door hetgeen in voormeld vonnis is overwogen de achtergrond van de onderhavige zaak uiteraard wel ingekleurd. Ook deze kantonrechter heeft na lezing van alle stukken en gelet op hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht, net als de kantonrechter die het vonnis wees op 24 maart 2017, sterk de indruk dat [gedaagden] een lastige huurder is die juridische en niet juridische wegen bewandelt om haar ongenoegen kenbaar te maken. [gedaagden] kiest daarbij, gelet op alle stukken, waaronder verklaringen van huurders en ex-huurders c.q. hun ouders, nogal eens een wijze van bejegening jegens andere huurders die door hen niet wordt gewaardeerd.
3.3
Ten aanzien van de beoordeling van de gestelde wanprestatie overweegt de kantonrechter het volgende. Uit het bepaalde in artikel 6:265, lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van zijn verbintenissen, aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan de tekortschietende partij om zich op deze uitzondering te beroepen. Bij de beoordeling dient de rechter rekening te houden met alle door partijen aangevoerde omstandigheden van het geval waaronder eventueel ook omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de gestelde tekortkoming.
3.4
Volgens de gemachtigde van Predio (zie pleitnota onder 11 e.v.) leveren de hierna te bespreken gedragingen van [gedaagden] een zodanige wanprestatie op dat ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd.
3.5
Overlast aan bovenburen
Dit verwijt wordt door Predio als volgt nader toegelicht. [betrokkene] huurt de bovenverdieping vanaf 1 juli 2017. Er zou sprake zijn van het structureel veroorzaken van overlast, het bedreigen, intimideren en treiteren van deze medehuurder; hierbij springt het incident van 16 maart 2018 in het trappenhuis met medehuurder [betrokkene] , bovenbuurvrouw, in het oog. Al eerder, in augustus 2017 maakte [betrokkene] bij Predio melding van problemen met [gedaagden] die over vermeende geluidsoverlast gingen. Voor wat betreft het incident van 16 maart 2018 wordt verwezen naar e-mails en video-opnames (producties 7 t/m 14 van Predio). Bij de stukken bevindt zich een opname van het incident dat zich in het trappenhuis voordeed. Daaraan voorafgaand zou [betrokkene] en haar vriendinnen geluidsoverlast hebben veroorzaakt, maar dat wordt door hen ten stelligste ontkend. In het trappenhuis heeft een woordenwisseling tussen [gedaagden] , haar zoon en [betrokkene] plus twee vriendinnen plaatsgevonden, welke beide partijen als bedreigend hebben ervaren. Ook in de versie van [gedaagden] (productie 16) zijn daarbij teksten gebruikt, die, zacht uitgedrukt, als weinig vleiend kunnen worden aangemerkt (“Laat ze maar gaan, ze zijn te eng voor ons. Kom. Ik griezel van die wijven.”). Beide partijen maken vervolgens melding van inschakeling van de politie. Wat de ernst van het incident vervolgens weer relativeert is dat in een e-mailbericht van de heer [naam 1] van de politie op 30 juli 2018 (prod. 17 [gedaagden] ) vervolgens staat vermeld dat [betrokkene] wel op 21 maart 2018 telefonisch melding heeft gemaakt van het incident, maar dat verder niets van haar is vernomen en er ook geen vervolg aan is gegeven. Ook zou [betrokkene] daags na het incident letterlijk niet thuis hebben gegeven toen [naam 1] haar benaderde om over het incident te spreken.
3.6
[betrokkene] (prod. 10) verklaart over de voorgeschiedenis van dit incident in een e-mail aan de raadsman van Predio van 21 maart 2018 onder meer dat aan het incident op 16 maart 2018 het nodige vooraf ging. Op oudejaarsdag 2017 zou [gedaagden] haar hebben gevraagd eerst de schoenen uit te trekken voordat ze van haar appartement gebruik maakt, welk verzoek half januari 2018 is herhaald. Op zaterdag 17 februari 2018 zou [gedaagden] op haar deur hebben geslagen omdat zij met haar broertje en zusje door het huis liep. Verder zou haar op nieuwjaarsdag 2018 anoniem door [gedaagden] zijn gevraagd niet de wasmachine te gebruiken, ook weer ter vermijding van geluidsoverlast, gelet op de plaats waar de betreffende wasmachine staat.
3.7
In het vonnis van 24 maart 2017 is onder meer overwogen dat partijen het erover eens zijn dat het pand gehorig is en dat onder die omstandigheden Predio niet mag verwachten dat de medehuurders op geen enkele wijze geluiden van [gedaagden] zullen horen, net zo goed als [gedaagden] er niet vanuit mag gaan dat ze volledig verstoken blijft van leef geluiden van haar bovenburen, in dit geval [betrokkene] .
Dat [gedaagden] geluidsoverlast ervaart en van haar ongenoegen daarover blijk geeft, past in een lange reeks van soortgelijke gebeurtenissen in het verleden, zoals uit het dossier blijkt. Studenten als [betrokkene] hebben nogal eens een ander dag/nachtritme dan niet studenten zoals [gedaagden] en dat er ook na 22.00 u af en toe op de derde verdieping meer geluid gemaakt wordt, dan [gedaagden] welgevallig is, is onvermijdelijk. In geval [gedaagden] haar medehuurder(s) hierop wenst aan te spreken (iets dat door nogal wat hulpverleningsinstanties in het verleden ook als eerste stap is geadviseerd), dient zij de gebruikelijke grens van fatsoen in acht te nemen. Uit de – overigens beperkte - geluidsopname van de woordenwisseling in het trappenhuis op 16 maart 2018 is op te maken dat het er van twee kanten nogal onaangenaam aan toe ging.
3.8
De door Predio in de nadere akte aangehaalde verklaring van [naam 2] van 17 oktober 2018 werpt in dit verband maar beperkt licht op de zaak. [naam 2] is eerder bovenbuurman geweest en heeft met [gedaagden] in dat verband de nodige contacten gehad. Hij vindt dat [gedaagden] de feiten verdraaid, maar bevestigt op onderdelen wel weer het verhaal van [gedaagden] , bijvoorbeeld dat niet in onmin afscheid is genomen.
3.9
Overlast aan onderburen
Hierbij wordt door Predio gewezen op het “middelvingerincident” van 19 maart 2018 en verder naar e-mails van de onderbuurman [naam 3] (dagvaarding Predio no. 42 t/m 52 en 56 t/m 61 en producties 14 t/m 26). [bedrijf] BV, het bedrijf van [naam 3] , huurt de begane grond inclusief tuin vanaf 1 juni 2017. Daarna zijn er een aantal maanden verbouwingswerkzaamheden aan de begane grond uitgevoerd, waarbij ook onderdelen waarmee [gedaagden] te maken heeft (intercom, brievenbus etc.) zijn aangepast. Ten aanzien van dit thema is door Predio een verklaring van een vroegere onderbuurman [naam 4] van 3 juli 2018 in het geding gebracht waarin deze verklaart over de situatie in de periode mei 2002 tot april 2006. Aan deze verklaring gaat de kantonrechter voorbij, nu deze ziet op de periode die wordt bestreken door het vonnis van 24 maart 2017
3.10.
De kantonrechter stelt voorop dat volstrekt helder is dat de verhouding tussen [naam 3] en [gedaagden] niet soepel verloopt en dat uit de vele berichten van [naam 3] aan Predio blijkt dat hij [gedaagden] spuugzat is. Hierbij dient echter te worden bedacht dat de verhouding tussen [naam 3] en [gedaagden] wordt beïnvloed door de verbouwing die [naam 3] ter gelegenheid van het betrekken van de benedenverdieping heeft doen uitvoeren. In dat kader passeren vele incidenten de revue, zoals de kwestie met de intercom, de door [gedaagden] niet gewenste kabels van [naam 3] in haar kelderruimte, de voordeur die niet goed zou sluiten, het aanleggen van een camera-systeem dat door [gedaagden] niet wordt gewenst. In het kader van laatstgenoemd project vindt, als de kantonrechter het goed begrijpt, ook het middelvingerincident plaats. Op de filmbeelden is inderdaad te zien dat mevrouw [gedaagden] buiten voor het kantoor haar middelvinger opsteekt tegen degene die haar van binnenuit filmt. Zij zegt dat dit is ingegeven door een opgestoken middelvinger in haar richting door degene die binnen de opname maakt, maar dit wordt weer door [naam 3] ontkend. Hoe dit alles ook zij, voorop staat dat een verbouwing aan een benedenverdieping onvermijdelijk overlast met zich zal brengen voor bewoners van bovengelegen verdiepingen. Van nog groter belang is het volgende. [gedaagden] heeft bezwaar tegen door [naam 3] opgehangen camera’s. [naam 3] heeft hier niet aan tegemoet willen komen en is doorgegaan met het installeren van het systeem. Uit allerlei overgelegde stukken is op te maken dat hij de bezwaren van [gedaagden] als buitengewoon vervelend heeft ervaren. Inmiddels is echter een feit dat juridisch gezien [gedaagden] blijkens het vonnis van de voorzieningenrechter van 19 december 2018 in deze kwestie het gelijk aan haar zijde heeft.
3.11.
Het lastig vallen en onheus bejegenen van werklieden
Blijkens de toelichting ter zitting wordt dit verwijt toegespitst op de bejegening van [gedaagden] van de monteur(s) die het camera-systeem kwam(en) installeren en de bejegening van de tuinman. Duidelijk is dat [gedaagden] zich niet onbetuigd heeft gelaten om [naam 3] duidelijk te maken niet van de camera’s gediend te zijn. Voor wat betreft haar inhoudelijke bezwaren heeft zij intussen gelijk gekregen, maar dit neemt niet weg dat van haar verwacht mag worden dat zij op normale wijze communiceert. Ten aanzien van de tuinman speelt allereerst de kwestie van de buitenkraan in 2017. Begrijpt de kantonrechter het goed, dan heeft [gedaagden] geen toegang tot haar kelder gegeven omdat volgens haar daar geen kraan zit die gebruikt kon worden.
De tuinman is vooral geïrriteerd over het feit dat hij niet even mocht kijken. [gedaagden] heeft echter ook aangevoerd dat er elders in het pand voldoende alternatieve kranen zijn/waren die voor het sproeien van de tuin konden worden ingezet. Verder is er ongeveer een jaar later in 2018 een nieuw incident met de tuinman. Dat betreft dan onkruidbestrijding op straat voor het kantoor, waarbij de fiets van [gedaagden] met gif (naar later blijkt: schoonmaakazijn) is besproeid. Er worden twee verklaringen van de tuinman in het geding gebracht, waarin deze zijn ongenoegen over het gedrag van [gedaagden] beschrijft. De verklaringen zijn echter anoniem en ondertekend door “de tuinman”.
3.12.
Zaken van het balkon naar beneden gooien en hinderlijk plaatsen van fietsen.
Predio brengt door [naam 3] gemaakte foto’s in het geding waaruit is op te maken dat op het binnenplaatsje tuin brood en/of andere etensresten liggen. Naar de mening van Predio/ [naam 3] is wel duidelijk dat [gedaagden] hiervoor verantwoordelijk is. [gedaagden] betwist met klem dat zij zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Aan de hand van alleen de foto’s is niet vast te stellen dat [gedaagden] hier een verwijt treft. [naam 3] noch anderen heeft gezien dat de etensresten door haar zijn gegooid of van haar balkon afkomstig zijn.
Ook verwijt Predio [gedaagden] het hinderlijk plaatsen van fietsen voor het kantoor van [naam 3] . Naar het oordeel van de kantonrechter is duidelijk dat [naam 3] dit liever niet wil omdat het afbreuk zou doen aan de uitstraling van zijn kantoor. Maar ook is duidelijk dat ook elders in de betreffende laan in Amsterdam op dezelfde wijze fietsen worden geparkeerd en dat dit parkeren niet plaatsvindt op privéterrein van Predio en/of [naam 3] . Zoals al ter zitting besproken zou het [gedaagden] sieren met deze wens van [naam 3] rekening te houden, maar veel gewicht heeft deze kwestie in het kader van de weging van de ernst van de gestelde wanprestatie niet.

3.13.Gelegenheid tot nadere bewijslevering aan de zijde van Predio

Ter beoordeling is de vraag of het geheel van gedragingen van [gedaagden] een zodanige ernstige vorm van wanprestatie oplevert, dat ontbinding van de huurovereenkomst, welke huurovereenkomst inmiddels 28 jaar bestaat, is gerechtvaardigd. De kantonrechter is voorshands van oordeel, de gehele geschiedenis overziende, dat er op het gedrag van [gedaagden] wel het nodige is aan te merken, met name ten aanzien van de wijze waarop zij medehuurders bejegent, maar tegelijkertijd heeft [gedaagden] bij nogal wat incidenten (bijvoorbeeld ongewild kabels in de kelder, het niet goed sluiten van de voordeur, het tegen haar zin ophangen van camera’s op de benedenverdieping, het verwijt ten aanzien van het wespennest) ook redenen om dit niet zomaar over haar kant te laten gaan. De kantonrechter is daarom van oordeel dat de ernst en omvang van de gestelde wanprestatie nog niet vaststaat. Predio heeft voor dat geval een uitdrukkelijk bewijsaanbod gedaan, welk aanbod onder vermelding van wie zouden kunnen worden gehoord, ook voldoende specifiek is. Alvorens verder te beslissen, zal Predio als na te melden tot het leveren van bewijs worden toegelaten.
3.14.Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

DE BESLISSING

De kantonrechter
I laat Predio toe door alle middelen rechtens, daaronder begrepen door het horen van getuigen, te bewijzen dat [gedaagden] zodanig ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst dat ontbinding hiervan is gerechtvaardigd;
II. bepaalt dat Predio zich uiterlijk 2 april 2019 dient uit te laten of zij dit bewijs kan bijbrengen en, indien dit door getuigen kan geschieden, welk aantal getuigen zij (op een nader door de kantonrechter te bepalen datum en tijdstip) wil laten horen, onder opgave van de namen en woonplaatsen van de getuigen en onder opgave van de verhinderdata van de getuigen, beide partijen en hun gemachtigden;
IX. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 12 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.