ECLI:NL:RBAMS:2019:10190

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
7894292 CV EXPL 19-14867
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.D. Bonga - Sigmond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van boete en kosten door Q-Park na onrechtmatig gebruik van parkeergarage door gedaagde

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens het onrechtmatig gebruik van een parkeergarage. De gedaagde heeft op 17 januari 2019 de parkeergarage verlaten zonder een geldig parkeerticket, door middel van de handeling bekend als 'treintje rijden'. Q-Park stelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen op het moment dat de gedaagde gebruik maakte van de parkeerdiensten, en dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn. Q-Park vordert betaling van € 360,00 aan hoofdsom, € 54,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de overeenkomst heeft geschonden door zonder geldig parkeerticket de garage te verlaten. De rechter heeft geoordeeld dat de bedingen in de algemene voorwaarden van Q-Park niet onredelijk bezwarend zijn en dat de gedaagde gehouden is om de boete van € 300,00 te betalen. De vordering tot betaling van het tarief voor de verloren kaart is afgewezen, omdat Q-Park niet voldoende heeft aangetoond dat zij omzetderving heeft geleden. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten zijn toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak is gedaan door de kantonrechter E.D. Bonga - Sigmond op 21 november 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 7894292 CV EXPL 19-14867
vonnis van: 21 november 2019
fno.: 42650

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Q-Park Operations Netherlands B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
t e g e n

[gedaagde]

wonende te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

  • dagvaarding van 12 juni 2019, met producties;
  • proces-verbaal van mondeling antwoord;
  • instructievonnis;
  • repliek, met producties.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] geen conclusie van dupliek ingediend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
Q-Park exploiteert – onder meer – parkeergarage Amsterdam – Centrum Oost (hierna: de Parkeergarage). Bezoekers die hun auto of motor in deze garage willen parkeren, moeten een slagboom passeren en rijden langs een bord waarop informatie wordt vermeld over onder meer de tarieven en over de toepasselijkheid van algemene voorwaarden.
1.2.
In januari 2019 staat de Yamaha XP500 voorzien van kenteken [kenteken] (hierna: het voertuig) op naam van [gedaagde] .
1.3.
In het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer staat het voertuig geregistreerd als ‘motorfiets (L3e)’.
1.4.
In het parkeermanagementsysteem (hierna PMS) en op camerabeelden van Q-Park is geregistreerd dat het voertuig op 17 januari 2019 de parkeergarage heeft verlaten door bumperklevend achter een auto aan onder de slagboom bij de uitgang door te rijden, ook bekend als “treintje rijden”.
1.5.
Q-Park hanteert algemene voorwaarden, waaronder:
“(…) 5.9 De parkeerder en zijn voertuig dienen de parkeerfaciliteit uitsluitend te verlaten met gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel. Het zonder gebruikmaking van een geldig door Q-Park geaccepteerd parkeerbewijs of middel verlaten van de parkeerfaciliteit is onder geen beding toegestaan.De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaar” verschuldigd. (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
(…)
6.4
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde parkeergeld met het voertuig verlaten van de parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de parkeerder direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan. De parkeerder is in dat geval het door Q-Park voor de betreffende parkeerfaciliteit vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief), vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 300,- en zulks onverminderd de rechten van Q-Park tot het vorderen van overige daadwerkelijk geleden (gevolg-)schade. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.
(…)
6.6
In geval van verlies of het ontbreken van het parkeerbewijs, is de parkeerder het door Q-Park voor de betreffende parkeergeld vastgestelde tarief “verloren kaart” verschuldigd (afhankelijk van de parkeerfaciliteit bedraagt dit éénmaal, tweemaal of driemaal het geldende dagtarief). De parkeerder dient dit bedrag vóór het verlaten van de parkeerfaciliteit te voldoen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om de parkeerder de werkelijke parkeerkosten in rekening te brengen mochten die hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”. (…)”
1.6.
Bij brief van 7 februari 2019 heeft de gemachtigde van Q-Park [gedaagde] gesommeerd om binnen 16 dagen nadat de brief bij hem is bezorgd € 360,00 te betalen, bij gebreke waarvan [gedaagde] de incassokosten ad € 54,00 verschuldigd is.

Vordering

2. Q-Park vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 360,00 aan hoofdsom;
b. € 54,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. rente over € 360,00 vanaf 17 januari 2019 tot aan de gehele voldoening;
d. de proceskosten.
3. Q-Park legt hieraan – samengevat – primair ten grondslag dat er tussen partijen op 17 januari 2019 een overeenkomst tot stand is gekomen doordat met het voertuig gebruik is gemaakt van de diensten van Q-Park. [gedaagde] is kentekenhouder van het voertuig, en op grond daarvan wordt vermoed dat hij de overeenkomst heeft gesloten. De gedraging ‘treintje rijden’ levert een toerekenbare tekortkoming op in de nakoming van de overeenkomst waardoor Q-Park schade heeft geleden. De hoogte van de schade heeft Q-Park toegelicht (punt 16 tot 25 dagvaarding) en staat vermeld in op artikel 6.4 van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden (zie 1.5). Subsidiair baseert Q-Park haar vordering op onrechtmatige daad. De gedraging (zie 1.4) van [gedaagde] is in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Q-Park lijdt door het handelen van [gedaagde] schade welk aan hem kan worden toegerekend.

Verweer en nadere standpunten

4. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij op dinsdag en donderdag om 18:40 les heeft bij de Hogeschool van Amsterdam, en zijn (scooter)motor dan altijd bij de parkeergarage parkeert. Hij betwist dat hij om 16:57 uur de garage is uitgereden, want zijn les was toen nog niet begonnen. Bovendien zijn er verschillende foto’s verstrekt door Q-Park met de tijdstippen op verschillende plaatsen op de foto. Verder voert [gedaagde] aan dat scooters gratis mogen parkeren bij Q-Park. Dit heeft een medewerker van Q-Park hem bevestigd, en staat ook vermeld op een bord bij de ingang. Daarom geldt voor hem het informatiebord dat motorrijders ook een parkeerticket dienen te nemen niet, aldus [gedaagde] .

Beoordeling

5. In reactie op het verweer heeft Q-Park gesteld dat, in tegenstelling tot wat zij heeft gesteld in dagvaarding, de gedraging “treintje rijden” om 20:16 uur heeft plaatsgevonden en daar heeft [gedaagde] niet meer op gereageerd. Daarom wordt uitgegaan van dit tijdstip. [gedaagde] heeft ook niet betwist dat hij op dat tijdstip de parkeergarage van Q-Park is uitgereden.
6. Verder heeft Q-Park betwist dat het informatiebord voor motorrijders niet opgaat voor [gedaagde] . Uit het door Q-Park overgelegde uittreksel (zie 1.3) blijkt dat het voertuig valt onder voertuigcategorie ‘motorfiets (L3e)’, hetgeen [gedaagde] onweersproken heeft gelaten. Hiermee heeft Q-Park voldoende aangetoond gemaakt dat [gedaagde] gecategoriseerd moet worden als motorrijder. Daaruit volgt dat [gedaagde] gehouden was een parkeerticket te nemen en een betalingsverplichting had.
7. Gelet op het hiervoor overwogene is de kantonrechter van oordeel dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen doordat voldoende vast is komen te staan dat [gedaagde] gebruik heeft gemaakt van de parkeergarage. Doordat Q-Park met het informatiebord bij de ingang (zie 1.1) vooraf heeft meegedeeld dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn en omdat Q-Park heeft voldaan aan de voorwaarden gesteld in artikel 6:230c BW, zijn op de overeenkomst algemene voorwaarden van toepassing.
8. Dat [gedaagde] heeft aangevoerd dat op de door Q-Park overgelegde foto’s de tijdstippen op de verschillende plaatsen staan vermeld, is niet relevant. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij op de foto’s stond, en dat hij de parkeergarage heeft verlaten door middel van “treintje rijden” wordt evenmin door hem betwist. Er is dus voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] op 17 januari 2019 om 20:16 uur heeft “treintje gereden”.
9. De volgende vraag is of [gedaagde] gehouden is om de boete en de kosten voor een parkeerkaart te betalen. Q-park grondt dit deel van haar vordering op de bepalingen in de algemene voorwaarden. [gedaagde] heeft de overeenkomst met Q-Park gesloten in de hoedanigheid van consument. De kantonrechter dient op grond van rechtspraak van het Hof van Justitie ( 4 juni 2009, C 243/08, punt 32) en de Hoge Raad (13 september 2013 ECLI:NL:HR:2013:691, r.o. 3.5.3) ambtshalve te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is.
10. Q-Park heeft het standpunt ingenomen dat de bedingen niet als onredelijk bezwarend c.q. als oneerlijke bedingen aangemerkt kunnen worden. Het beding beoogt volgens
Q-Park primair treintje rijden te voorkomen. Dit omdat door de gedraging treintje rijden de bestuurder een gevaarlijke situatie creëert voor zowel andere gebruikers van de garage als mede weggebruikers. Ook heeft Q-Park uitgebreid en overtuigend gemotiveerd dat zij schade lijdt als gevolg van treintje rijden.
11. De kantonrechter is van oordeel dat de door Q-Park gehanteerde bedingen (zie 1.5), afzonderlijk maar ook cumulatief, gelet op hetgeen door Q-Park is gesteld over de beoogde preventieve werking daarvan, de gevaarzetting voor andere verkeersdeelnemers in en buiten de garage, en de gemotiveerde onderbouwing van
Q-Park van de hoogte van de hierdoor geleden schade, niet oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn.
12. Echter, Q-Park heeft ter onderbouwing van het vorderen van het tarief verloren kaart (zie 1.5) gesteld dat de gebruikte parkeerplaats bezet blijft in het systeem, omdat de parkeergarage niet met een geldig parkeermiddel wordt verlaten en zij dus omzetderving lijdt. [gedaagde] heeft onbetwist aangevoerd dat hij geen parkeerticket heeft genomen. Hierdoor is de parkeerplaats niet bezet gehouden in het systeem, en heeft Q-Park dus onvoldoende onderbouwd dat zij omzetderving heeft geleden en dus een beroep kan doen op het tarief verloren kaart. De kantonrechter wijst dus slechts de boete toe voor “treintje rijden” ter hoogte van € 300,00.
13. De dagvaarding overgelegde aanmaning voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in artikel 6:96 lid 6 BW. De buitengerechtelijke kosten worden daarom toegewezen.
13. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Q-Park van:
- € 300,00 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2019 tot aan de voldoening;
- € 45,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Q-Park begroot op:
exploot € 85,18
salaris € 144,00
griffierecht € 121,00
-----------------
totaal € 350,18
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 18,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D. Bonga - Sigmond, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.