ECLI:NL:RBAMS:2019:10214
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte voor het aanwezig hebben van cocaïne in haar woning
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne in haar woning. De zaak kwam ter terechtzitting naar aanleiding van een melding van een overval in de woning van de verdachte op 6 september 2013. Bij het onderzoek dat volgde op deze melding, werd in de woning een bruine handschoen aangetroffen met daarin in plastic verpakte brokken, die later als cocaïne werden geïdentificeerd. De verdachte en haar medeverdachte verklaarden dat zij niets wisten van de drugs die in hun woning waren aangetroffen.
De officier van justitie vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen, stellende dat de verdachte medeverantwoordelijk was voor de aangetroffen drugs, omdat zij de hoofdbewoner van de woning was. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs en dat de drugs niet in het zicht lagen.
De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in haar woning. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de drugs en dat er geen bewijs was dat zij de aanmerkelijke kans had aanvaard dat er drugs in de woning aanwezig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en gelastte de bewaring van een in beslag genomen tie-wrap ten behoeve van de rechthebbende.