Op 5 december 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. De zaak betrof twee incidenten waarbij de verdachte op verschillende data betrokken zou zijn geweest bij geweld tegen twee personen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 5 december 2019 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. R. Bosman, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. S.C. Sassen, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan en schoppen van een slachtoffer met een riem en het openlijk in vereniging geweld plegen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de aangifte van de slachtoffers in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat het tweede feit, waarbij de verdachte betrokken zou zijn geweest bij geweld tegen een ander slachtoffer, niet bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit.
Ten aanzien van het eerste feit heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Echter, de rechtbank heeft ook het beroep op noodweer van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij zich verdedigde tegen een onmiddellijke, wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het handelen van de verdachte proportioneel was en dat hij daarom niet strafbaar was. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging en de rechtbank verklaarde de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk.