1.1. [eiser] is eigenaar van het appartementsrecht dat betrekking heeft op de woning aan de [straatnaam] te [plaats] . Hij heeft deze woning met ingang van 1 september 2011 verhuurd aan [gedaagde] . De huur bedraagt, na tussenkomst van de huurcommissie, € 426,01 per maand. De huurovereenkomst is in eerste instantie voor 1 jaar aangegaan en daarna verlengd voor onbepaalde duur.
1.2. [eiser] heeft de huur in verband met dringend eigen gebruik bij brief van 7 april 2017 opgezegd, onder aanbieding van een vergoeding van kosten van € 5.000,00.
1.3. [gedaagde] heeft hier niet op gereageerd en bij brief van 5 maart 2018 heeft [eiser] aan [gedaagde] laten weten dat zijn situatie onhoudbaar is geworden omdat hij zelf na beëindiging van een relatie, gezondheidsproblemen en beëindiging van zijn advocatenpraktijk, niet meer over huisvesting beschikt. Op 29 maart 2018 heeft [gedaagde] laten weten niet in te stemmen met de beëindiging van de huurovereenkomst.
1.4. [eiser] heeft uiteengezet dat hij het gehuurde voor eigen gebruik nodig heeft nu hij na beëindiging van zijn relatie niet meer over huisvesting beschikt. Zijn laatste woning betrof een huurwoning aan de [straatnaam] te [plaats] . In verband met huurachterstand heeft hij deze woning na een vonnis van de kantonrechter moeten verlaten.
1.5. Door een zware depressie heeft [eiser] zijn advocatenpraktijk op een zeer laag pitje gezet en hij beschikt nauwelijks meer over inkomsten. Hij heeft dit aan de hand van zijn belastingaangifte 2015 en een verklaring van zijn boekhouder (met betrekking tot 2016-2017) onderbouwd. Hij heeft een verklaring van zijn ouders overgelegd waarin zij verklaren dat zij [eiser] vanaf 2015 tot september 2018 in verband hiermee financieel hebben ondersteund.
1.5. [eiser] heeft schulden, met name bij de belastingdienst. Uit overgelegde stukken is op te maken dat het om een bedrag van ruim € 80.000,00 gaat. In verband hiermee heeft de belastingdienst beslag laten leggen op het gehuurde.
1.6. De belastingdienst heeft beslag op (het appartementsrecht van) de woning van [eiser] gelegd en heeft voorts derdenbeslag onder [gedaagde] gelegd. Zij betaalt de huur niet aan [eiser] , maar zij draagt deze af aan de belastingdienst.
1.7. [gedaagde] is afkomstig uit De Verenigde Staten. Zij heeft in Nederland gestudeerd, maar werkt inmiddels geruime tijd in een nabij het gehuurde gevestigd cateringbedrijf. Zij verdient een inkomen op minimumniveau. Zij is blijkens een overgelegde verklaring van 19 september 2018 van een behandelende psycholoog in april 2012 door haar huisarts naar deze behandelaar verwezen. De laatste keer zag hij haar in januari 2016. Hij schrijft dat de bestaande huisvesting een belangrijke stabiliserende factor voor [gedaagde] is.