Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 november 2019,
- de akte wijziging van eis in reconventie van [gedaagde] ,
- het proces-verbaal van comparitie van 30 juni 2021.
2.De feiten
“Uncorrected audit differences (before tax) in the current period
Provision bad debt too low 79.950”
3.Het geschil
in conventie
“Dat de rechtbank moge behagen om bij vonnis:
4.Standpunten van partijen
in conventie en in reconventie
5.De beoordeling
Van de kant van [gedaagde] stelt [naam 3] voor om voor twee debiteuren een aanvullende voorziening te treffen, wat tot verlaging van de EBITDA zou leiden (zie 2.7).
Should [gedaagde] however be convinced that these risks can be challenged as normalizations under the share purchase agreement, it should use the agreed form and procedure for such a dispute (SPA, clause 8).Zij wekken hierbij de indruk dat een normalisatie voor het risico van de genoemde twee dubieuze debiteuren volgens deze procedure mogelijk is. Daarmee stellen zij (bewust of onbewust) voor af te wijken van Schedule 6, waarin immers normalisatie met betrekking tot dubieuze debiteuren is uitgesloten.
It is true that [gedaagde] started a discussion on several items in order to challenge its post completion payment, however this relates solely to the SPA and not to the corporate law issues in the annual accounts.
De gevorderde verklaring voor recht onder a is in wezen niet meer dan een inleiding op de gevorderde verklaringen voor recht onder b en c en bevat een weergave van de inhoud van artikel 8.3, waarover tussen partijen geen verschil van mening bestaat. Daarom heeft HNC bij toewijzing van die verklaring voor recht geen belang.
De vorderingen van HNC zullen dus volledig moeten worden afgewezen.
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,-)